GiEA Aruba, 07-01-2019, nr. AUA201801879
ECLI:NL:OGEAA:2019:1
- Instantie
Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba
- Datum
07-01-2019
- Zaaknummer
AUA201801879
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGEAA:2019:1, Uitspraak, Gerecht in Eerste Aanleg van Aruba, 07‑01‑2019; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 07‑01‑2019
Inhoudsindicatie
Iedere belastingplichtige is afzonderlijk inkomstenbelasting verschuldigd. Voor gehuwden wordt van deze hoofdregel afgeweken. Art. 20 Lv IB bepaalt immers dat de zuivere inkomens van beide echtgenoten in aanmerking worden genomen bij de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen. Onder zuiver inkomen wordt verstaan het onzuiver inkomen verminderd met de persoonlijke lasten en de buitengewone lasten. Dit betekent dat de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen zowel de eigen (persoonlijke) rentelast van Afl. 5000 in aftrek kan brengen, als ook de (persoonlijke) rentelast van Afl. 5000 van de echtgenoot.
Partij(en)
Uitspraak van 7 januari 2019
BBZ nr. AUA201801879
GERECHT IN EERSTE AANLEG VAN ARUBA
UITSPRAAK
op het beroep in de zin van de
[ X ], wonende te Aruba,
belanghebbende,
gericht tegen:
DE INSPECTEUR DER BELASTINGEN, zetelend in Aruba,
de Inspecteur.
1. PROCESVERLOOP
1.1
Aan belanghebbende is met dagtekening 31 oktober 2016 voor het jaar 2011 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen van Afl. 145.052.
1.2
Belanghebbende is op 20 oktober 2016 tegen de aanslag in bezwaar gekomen.
1.3
Belanghebbende is op 28 juni 2018 in beroep gekomen tegen het niet tijdig beslissen op het bezwaar. Hierbij is een bedrag aan griffierecht betaald van Afl. 25.
1.4
De Inspecteur heeft op 24 september 2018 een verweerschrift ingediend.
1.5
De zitting heeft plaatsgevonden op 28 november 2018. Belanghebbende is vertegenwoordigd door haar echtgenoot [A]. Namens de Inspecteur is verschenen [B]. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en ingebracht.
2. FEITEN
2.1
Belanghebbende is gehuwd. Belanghebbende geniet het hoogst persoonlijke arbeidsinkomen.
2.2
Zowel belanghebbende als haar echtgenoot heeft meer dan Afl. 5.000 aan (overige) rente betaald.
2.3
De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag als persoonlijke last slechts éénmaal het wettelijk maximale bedrag aan renteaftrek van Afl. 5.000 in aanmerking genomen.
3. GESCHIL
3.1
In geschil is of het maximale bedrag aan renteaftrek voor gehuwde belastingplichtigen is te bepalen op éénmaal of tweemaal Afl. 5.000.
3.2
Belanghebbende betoogt primair dat uit de wetssystematiek volgt dat bij haar tweemaal een bedrag van Afl. 5.000 als persoonlijke last in aftrek kan worden gebracht. Subsidiair betoogt belanghebbende dat sprake is van een niet toelaatbare ongelijke behandeling van gehuwden ten opzichte van ongehuwde belastingplichtigen die samenwonen.
3.3
Belanghebbende concludeert tot vermindering van de aanslag naar een belastbaar inkomen van Afl. 142.496. De Inspecteur concludeert tot handhaving van de aanslag.
4. OVERWEGINGEN
Ontvankelijkheid beroep niet tijdig beslissen
4.1
Het bezwaarschrift is op 20 oktober 2016 door de Inspecteur ontvangen.
4.2
Ingevolge artikel 18, lid 2, van de Algemene landsverordening belastingen (ALB) is een uitspraak op een bezwaarschrift niet tijdig gedaan, als de Inspecteur niet binnen één jaar na ontvangst van het bezwaarschrift, in dit geval dus 20 oktober 2017, een uitspraak heeft gedaan.
4.3
Ingevolge artikel 19, lid 3, ALB kan beroep worden ingesteld tegen het niet tijdig doen van een uitspraak op een bezwaarschrift binnen twee jaar na het tijdstip waarop voornoemde éénjaarstermijn is verlopen, in dit geval dus tot 20 oktober 2019.
4.4
In dit geval heeft belanghebbende op 28 juni 2018 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op bezwaar. Dit beroep is dus ontvankelijk.
4.5
De Inspecteur heeft nog immer geen beslissing op het bezwaar genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen dient derhalve gegrond te worden verklaard. Het Gerecht ziet evenwel om proces-economische redenen ervan af om de Inspecteur op te dragen alsnog een beslissing te nemen op het bezwaar. Het Gerecht doet de zaak zelf af.
Prematuur bezwaar
4.6
Ingevolge artikel 17, lid 1 ALB kan degene die bezwaar heeft tegen een opgelegde belastingaanslag binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet bezwaar indienen bij de Inspecteur.
4.7
De dagtekening van het onderhavige aanslagbiljet is 31 oktober 2016. Het bezwaar is ingediend op 20 oktober 2016, dus vóór de dagtekening van de aanslag. In dat geval blijft niet-ontvankelijkverklaring achterwege indien de aanslag ten tijde van het indienen van het bezwaar reeds tot stand was gekomen. Daarvan is hier sprake. De Inspecteur heeft immers in zijn verweerschrift geschreven dat belanghebbende ten tijde van het indienen van het bezwaarschrift reeds bekend was met de aanslag. Gelet hierop is het bezwaar ontvankelijk.
Wettelijke regeling
4.8
Artikel 3 van de Landsverordening inkomstenbelasting (Lv IB) luidt voor het onderhavige jaar 2011 voor zover van belang als volgt:
1. De binnen Aruba wonende personen zijn belastingplichtig naar hun belastbare inkomen.
2. Onder belastbaar inkomen wordt verstaan het zuivere inkomen, verminderd met de kinderaftrek, de ouderenaftrek en de te verrekenen verliezen.
3. Onder zuiver inkomen wordt verstaan het onzuivere inkomen, verminderd met:
a. de persoonlijke lasten;
b. de buitengewone lasten.
4. Onder onzuiver inkomen wordt verstaan al hetgeen wordt genoten als zuivere opbrengst van:
a. onroerende goederen;
b. roerend kapitaal;
c. onderneming en arbeid;
d. rechten op periodieke uitkeringen.
4.9
Artikel 16 Lv IB luidt voor het onderhavige jaar voor zover van belang als volgt:
1. Persoonlijke lasten zijn:
a. (…);
b. (…);
c. de niet als kosten tot verwerving, inning, en behoud van de opbrengst en op de opbrengst rustende lasten aan te merken renten van schulden en kosten van geldleningen, andere dan de in onderdeel g genoemde, tot een bedrag van vijfduizend florin;
d. (…);
2. (…).
4.10
Artikel 20 Lv IB luidt voor het onderhavige jaar voor zover van belang als volgt:
1. In afwijking van artikel 3 (https://www.navigator.nl/vakstudie/WKNL_CSL_1753/openCitation/id476538b80ee3476396bb842b7236e76b/landsverordening-inkomstenbelasting-aruba-artikel-3) worden ten aanzien van gehuwde, in Aruba wonende belastingplichtigen de zuivere inkomens van beide echtgenoten in aanmerking genomen bij de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen.
2. Ingeval de echtgenoten, bedoeld in het eerste lid, geen persoonlijk arbeidsinkomen hebben genoten, dan wel hun persoonlijke arbeidsinkomen even hoog is, wordt het zuivere inkomen van beiden in aanmerking genomen bij de man.
3. Voor de toepassing van het eerste en het tweede lid worden onder persoonlijk arbeidsinkomen verstaan de zuivere opbrengst van onderneming en arbeid.
4. Het eerste en het tweede lid vinden geen toepassing voor de zuivere opbrengsten van onderneming en arbeid. Voor die opbrengsten wordt elke echtgenoot afzonderlijk in de heffing betrokken.
5. Op gezamenlijk verzoek van beide echtgenoten kan het vierde lid buiten toepassing blijven. Dit verzoek dient schriftelijk te worden gedaan en als bijlage bij de aangifte te worden gevoegd.
6. Het eerste tot en met vijfde lid zijn niet van toepassing indien:
a. de belastingplichtigen niet het gehele kalenderjaar met elkander gehuwd zijn;
b. één of beide echtgenoten niet het gehele kalenderjaar in Aruba wonen;
c. de belastingplicht van één of beide echtgenoten gedurende het kalenderjaar is beëindigd wegens overlijden.
7. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder gehuwd verstaan gehuwd, niet duurzaam gescheiden levend.
Samentelling inkomens gehuwde belastingplichtigen
4.11
Volgens de in artikel 3 Lv IB neergelegde hoofdregel is iedere belastingplichtige afzonderlijk inkomstenbelasting verschuldigd. Voor gehuwde belastingplichtigen wordt van deze hoofdregel afgeweken. In artikel 20 Lv IB is immers bepaald dat de zuivere inkomens van beide echtgenoten in aanmerking worden genomen bij de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen.
4.12
4.13
Anders dan de Raad van Beroep voor Belastingzaken in zijn uitspraak van 27 juli 2011, nr. 2009/0219, heeft overwogen, brengt voornoemde wetssystematiek mee dat alvorens de inkomsten worden samengevoegd, de persoonlijke lasten en buitengewone lasten daarop in mindering worden gebracht. Dit oordeel vindt steun in de wetsgeschiedenis, waarin is opgemerkt dat “in het nieuwe eerste lid [van artikel 20 Lv IB] wordt bepaald, dat in principe alle positieve en negatieve bestanddelen van de zuivere inkomens van beide echtgenoten in aanmerking worden genomen bij degene met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen” (MvT, Landsverordening van 21 december 1993 tot wijziging van de LIB en de LLB (gedeeltelijk separate belastingheffing gehuwde vrouw), AB 1993, nr. 73, blz. 9-12). Dat in artikel 20, lid 4, Lv IB is bepaald dat de samenvoeging geen toepassing vindt voor de zuivere opbrengsten van onderneming en arbeid, doet aan dat oordeel niet af.
4.14
Het vorenstaande brengt mee dat bij belanghebbende, zijnde de echtgenoot met het hoogste persoonlijke arbeidsinkomen, zowel haar eigen (persoonlijke) rentelast van Afl. 5.000 in aftrek kan worden gebracht, als ook de (persoonlijke) rentelast van haar echtgenoot van Afl. 5.000. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
4.15
Doende wat de Inspecteur zou behoren te doen, zal het Gerecht het bezwaar daarom gegrond verklaren.
5. PROCESKOSTEN EN GRIFFIERECHT
5.1
Het Gerecht ziet geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten nu niet is gebleken van kosten die voor vergoeding in aanmerking komen.
5.2
De Inspecteur dient op grond van artikel 18, lid 4 van de Landsverordening op het beroep in belastingzaken, het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
6. BESLISSING
Het Gerecht:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig beslissen gegrond;
- verklaart het bezwaar tegen de aanslag gegrond;
- vermindert de aanslag inkomstenbelasting 2011 tot een aanslag naar een belastbaar inkomen van Afl. 142.496; en
- draagt de Inspecteur op het door belanghebbende betaalde griffierecht van Afl. 25 te vergoeden.
Deze uitspraak is gegeven door mr. dr. A.J.H. van Suilen, rechter, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 januari 2019, in tegenwoordigheid van de griffier griffier N.N. Noël - van der Biezen BSc.
De griffier, De rechter,
Afschriften zijn per post/ per e-mail op ………………………….. aan partijen verzonden.
HOGER BEROEP
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen twee maanden na de verzenddatum hoger beroep instellen bij:
Het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (belastingkamer)
J.G. Emanstraat 51
Oranjestad
Aruba
U wordt verzocht bij het indienen van het beroepschrift het volgende in acht te nemen:
1. Leg bij het beroepschrift een afschrift over van deze uitspraak;
2. Onderteken het beroepschrift en vermeld het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener,
b. de dagtekening,
c. waartegen u in beroep komt,
d. waarom u het niet eens bent met deze uitspraak (de gronden van het hoger beroep).
Partijen hebben ook de mogelijkheid het ondertekende beroepschrift per e-mail in te dienen bij de griffie van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie: belastinggriffie@caribjustitia.org.
Voor het instellen van hoger beroep is het volgende bedrag aan griffierecht verschuldigd:
-natuurlijke personen: Afl. 75
-personenvennootschappen en rechtspersonen: Afl. 300