Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/2.3.2.3
2.3.2.3 Art. 337 lid 2 Rv en art. 401a lid 2 Rv
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS509708:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Zie ook HR 10 oktober 2003 (Hellas Transport Paprounis/ECR Gordijn Containers), NJ 2003, 709, A-G STRIKWERDA in zijn conclusie (sub 9) vóór HR 9 juli 2004 (X/Cayalier Marine Supply), CO3/102HR (www.rechtspraak.nl), JBPr 2004, 66, m.nt. H.W. WIERSMA in JBPr 2004, 67 en HR 4 februari 2005 (Muileman/Kuik Bouw), NJ 2005, 142.
Zie conclusie A-G STRIKWERDA in zijn conclusie (sub 12) (dit met referte aan H.E. RAS, Het tussenvonnis in het burgerlijk procesrecht, Arnhem 1966, no. 89; Burg. Rv. (WESSELING-VAN GENT), art. 157b (oud), aant. 1 en W.D.H. ASSER in zijn noot bij Hof Amsterdam 5 maart 1998, TvA 1998, blz. 172) v66r HR 9 juli 2004 (X/Cavalier Marine Supply), CO3/102HR (www.rechtspraak.nl), JBPr 2004, 66, m.nt. H.W. WIERSMA in JBPr 2004, 67.
Wellicht ten overvloede zij opgemerkt dat volgens de Aanpassingswet Burgerlijke Rechtsvordering in art. 337 lid 2 Rv de woorden 'of artikel 75, eerste lid, van toepassing is' zijn komen te vervallen (zie Wet van 8 september 2005 tot aanpassing van enkele onderdelen van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met het nieuwe procesrecht, Stb. 2005, 455, art. VII, T).
Ik zal thans ingaan op de regeling betreffende tussentijds beroep tegen een vonnis of arrest houdende bevoegdverklaring volgens (i) art. 157b lid 1 (oud) Rv respectievelijk art. 337 lid 2 (oud) Rv en art. 401a lid 2 (oud) Rv en vervolgens op de desbetreffende regeling die thans geldt ingevolge (ii) art. 337 lid 2 Rv en art. 401a lid 2 Rv.
Voor tussenbeschikkingen houdende bevoegdverklaring is inhoudelijk geen wijziging gekomen omdat ook volgens art. 429n lid 3 (oud) Rv geen tussentijds beroep tegen tussenbeschikking openstond (vgl. thans art. 358 lid 4 Rv).
Vooropgesteld zij dat een vonnis of arrest waarbij de gewone rechter zich ondanks een beroep op een arbitrageovereenkomst (slechts) bevoegd verklaart, en nog niet in het dictum van de uitspraak omtrent enige deel van het gevorderde een einde aan het geding maakt, een tussenvonnis of -arrest vormt zoals bedoeld in art. 232 lid 1 Rv.1
(i) Art. 157b lid 1 (oud) Rv, art. 337 lid 2 (oud) Rv en art. 401a lid 2 (oud) Rv
Art. 157b lid 1 (oud) Rv luidde:
’Tegen het vonnis, waarbij de bevoegdheid is aangenomen, staat te dien aanzien alleen hogere voorziening open op grond dat de rechter onbevoegd is uit hoofde van het onderwerp des geschils, en slechts tegelijk met die tegen het eindvonnis."
Art. 157b lid 1 (oud) Rv was evenwel slechts van toepassing op een onbevoegdverklaring "uit hoofde van het onderwerp des geschils" en daartoe mocht de onbevoegdverklaring van de gewone rechter wegens een overeenkomst tot arbitrage niet worden gerekend:
’3.3 Het middel is gegrond. Art. 157b lid 1 (oud) Rv, ingevoerd bij de Wet van 21 januari 1954, Stb. 27, tegelijk met de artikelen 154 lid 2, 157a en 157b leden 2, 3 en 4 waarvan de bewoordingen geen twijfel erover laten bestaan dat het daarin bepaalde alleen betrekking heeft op de vraag of een andere gewone rechter dan de aangezochte bevoegd is, ziet uitsluitend op vonnissen waarin de rechter zijn absolute of relatieve bevoegdheid heeft aangenomen; derhalve niet mede op vonnissen als het onderhavige waarin de rechter een op de voet van art. 1022 lid 1 Rv gedaan beroep op een arbitraal beding heeft verworpen."
(...).
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt het arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 8 mei 2001;
verklaart Aan de Stegge ontvankelijk in haar hoger beroep (...)."2
In een zaak met een soortgelijke casuspositie concludeert ook A-G STRIKWERDA dat tegen de bevoegdverklaring volgend op een beroep op een arbitrageovereenkomst ingevolge art. 157b lid 1 (oud) Rv wél tussentijds beroep openstond:
’12. (...). Art. 157b (oud) Rv is, evenals het tweede lid van art. 154 (oud) Rv en art. 157a (oud) Rv, in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ingevoegd bij de Wet van 21 januari 1954, Stb. 27. Invoeging van deze bepalingen werd wenselijk geacht "opdat een burgerlijk geding niet met een onbevoegdverklaring eindigt, indien een andere gewone rechter bevoegd is" (mijn onderstreping, A-G) (Kamerstukken II 1951/52, 2601, nr. 2, blz. 1). In de MvT op art. 154 (oud) Rv wordt nog eens uitdrukkelijk aangegeven dat het hier gaat om gevallen van onbevoegdheid wegens bevoegdheid van een andere gewone rechter, en dus niet om gevallen van onbevoegdheid wegens bevoegdheid van een pachtkamer, een administratieve rechter, of scheidslieden (Kamerstukken II 1951/52, 2601, nr. 3 blz. 2). Art. 157b lid 1 (oud) Rv heeft derhalve uitsluitend betrekking op vonnissen waarin relatieve of absolute bevoegdheid is aangenomen, en niet op vonnissen waarin internationale bevoegdheid of bevoegdheid als overheidsrechter na verwerping van een beroep op een arbitraal beding is aangenomen. (...). 's Hofs oordeel dat [eiseres] op grond van de bepaling van art. 157b lid 1 (oud) Rv niet kan worden ontvangen in haar hoger beroep tegen het tussenvonnis van de Rechtbank die zich, onder verwerping van het beroep door [eiseres] op een arbitraal beding, als overheidsrechter bevoegd verklaarde, is derhalve onjuist.”3
Tegen het vonnis of arrest houdende bevoegdverklaring van de gewone rechter wegens een overeenkomst tot arbitrage kon dus tussentijds beroep worden ingesteld, zulks mede omdat de algemene bepaling inzake de mogelijkheden van tussentijds beroep tegen tussenvonnissen en -arresten in art. 337 lid 2 (oud) Rv en art. 401a lid 2 (oud) Rv tussentijds beroep juist toeliet, behoudens de verklaring van de rechter dat tussentijds beroep niet openstond.
(ii) Art. 337 lid 2 (huidig) Rv en art. 401a lid 2 (huidig) Rv
Met de inwerkingtreding van de Wet tot herziening van het burgerlijk procesrecht zijn art. 337 lid 2 Rv en art. 401a lid 2 Rv aldus gewijzigd dat tussentijds beroep tegen een (zuiver) tussenvonnis niet openstaat, tenzij de rechter anders heeft bepaald. Art. 337 lid 2 Rv luidt:
’2. Van andere tussenvonnissen kan hoger beroep slechts tegelijk met dat van het eindvonnis worden ingesteld, tenzij de rechter anders heeft bepaald."4
Art. 401a lid 2 Rv luidt mutatis mutandis hetzelfde. Uit art. 337 lid 2 (huidig) Rv en art. 401a lid 2 (huidig) Rv vloeit voort dat tegen het tussenvonnis of -arrest van de gewone rechter houdende de bevoegdverklaring volgend op een beroep op een overeenkomst tot arbitrage op grond van art. 1022 lid 1 Rv — behoudens andersluidende verklaring van de rechter — geen tussentijds hoger beroep openstaat.