Einde inhoudsopgave
Besluit Deelnemingsvrijstelling
8.14.1.1 Tijdstip vereffening voltooid; langlopende liquidatie
Geldend
Geldend vanaf 21-09-2024
- Bronpublicatie:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Inwerkingtreding
21-09-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-09-2024, Stcrt. 2024, 29714 (uitgifte: 20-09-2024, regelingnummer: 2024-20865)
- Vakgebied(en)
Vennootschapsbelasting / Deelnemingsvrijstelling
Het komt voor dat een deelneming in staat van faillissement is verklaard of het besluit tot liquidatie van de deelneming is genomen, maar de vereffening buiten de wil van de belastingplichtige om nog niet is voltooid. Omdat de vereffening nog niet is voltooid kan nog geen liquidatieverlies in aanmerking worden genomen. Dat vind ik in dit geval ongewenst en daarom keur ik het volgende goed.
Goedkeuring
Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat het liquidatieverlies vanaf het achtste jaar volgende op het jaar waarin de deelneming in staat van faillissement is verklaard of het besluit tot liquidatie van de deelneming is genomen, maar uiterlijk in het jaar waarin de vereffening is voltooid, ten laste van de winst kan worden gebracht.
Voorwaarden
Voor deze goedkeuring gelden de volgende drie voorwaarden:
- a.
Belastingplichtige doet blijken dat het later voltooien van de vereffening niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting.
- b.
Belastingplichtige doet blijken dat de keuze voor het in aanmerking nemen van het liquidatieverlies in het achtste of een later jaar niet is gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting.
- c.
Belastingplichtige verklaart schriftelijk dat de eventuele voordelen die in enig jaar nog opkomen uit de deelneming, bij het bepalen van de winst in aanmerking worden genomen.
Bij motieven gericht op het ontgaan of uitstellen van de heffing van vennootschapsbelasting kan bijvoorbeeld worden gedacht aan overwegingen in het kader van de optimalisatie van de verliesverrekeningspositie van de belastingplichtige.
Ik merk hierbij op dat het verzoek aan het Ministerie van Financiën moet worden voorgelegd als bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven. De inspecteur beoordeelt of dit het geval is. De inspecteur zendt het verzoek – vergezeld van een ambtsbericht – door naar de Belastingdienst/Corporate Dienst Vaktechniek/Team Brieven en Beleidsbesluiten, Postbus 20201, 2500 EE Den Haag. Vervolgens zal per geval worden beoordeeld of er aanleiding is tot toepassing van artikel 63 AWR.
Overigens wijs ik in dit verband nog op onderdeel 8.1.2 voor gevallen waarin de deelneming niet formeel is of kan worden ontbonden, maar waarbij een toestand is ingetreden die materieel gelijk staat met een formele liquidatie.