Einde inhoudsopgave
Europees Verdrag betreffende de overdracht van strafvervolging
Artikel 9
Geldend
Geldend vanaf 30-03-1978
- Bronpublicatie:
15-05-1972, Trb. 1973, 84 (uitgifte: 05-06-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
30-03-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
02-05-1985, Trb. 1985, 65 (uitgifte: 01-01-1985, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Overdracht en overname strafvervolging
Internationaal privaatrecht / Internationaal erkennings- en executierecht
1.
De bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat onderwerpen het aan hen met toepassing van de voorgaande artikelen gerichte verzoek tot strafvervolging aan een onderzoek. Zij beslissen overeenkomstig hun eigen wetgeving welk gevolg aan het verzoek zal worden gegeven.
2.
Indien de wet van de aangezochte Staat voorziet in de bestraffing van het strafbare feit door een bestuurlijke autoriteit geeft die Staat daarvan zo spoedig mogelijk kennis aan de verzoekende Staat, tenzij de aangezochte Staat een verklaring heeft afgelegd krachtens het derde lid van dit artikel.
3.
Elke Verdragsluitende Staat kan op het ogenblik van ondertekening of van nederlegging van zijn akte van bekrachtiging, aanvaarding of toetreding of op elk ander tijdstip door middel van een tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring de gevallen opgeven waarin zijn nationale wet voorziet in de afdoening van strafbare feiten door een bestuurlijke autoriteit. Een zodanige verklaring vervangt de in het tweede lid van dit artikel bedoelde kennisgeving.