Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsverordening (EU) 2018/2066 inzake de monitoring en rapportage van de emissies van broeikasgassen overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 601/2012 van de Commissie
Artikel 75 quindecies Gereglementeerde entiteiten met geringe emissies
Geldend
Geldend vanaf 17-10-2024
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 01-01-2024.
- Bronpublicatie:
23-09-2024, PbEU L 2024, 2024/2493 (uitgifte: 27-09-2024, regelingnummer: 2024/2493)
- Inwerkingtreding
17-10-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-09-2024, PbEU L 2024, 2024/2493 (uitgifte: 27-09-2024, regelingnummer: 2024/2493)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Lucht
1.
De bevoegde autoriteit kan een gereglementeerde entiteit als een gereglementeerde entiteit met geringe emissies beschouwen indien aan ten minste een van de volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
van 2027 tot en met 2030: de gemiddelde geverifieerde jaarlijkse emissies, vóór de toepassing van de bereikfactor en exclusief CO2 afkomstig van brandstoffen waarvoor het nultarief geldt, bedroegen in de twee jaar voorafgaand aan de verslagperiode minder dan 1 000 ton CO2-equivalent;
- b)
vanaf 2031: de gemiddelde jaarlijkse emissies van die gereglementeerde entiteit, die in de geverifieerde emissieverslagen tijdens de handelsperiode direct voorafgaand aan de huidige handelsperiode zijn gerapporteerd, berekend vóór de toepassing van de bereikfactor en exclusief CO2 afkomstig uit brandstoffen waarvoor het nultarief geldt, bedroegen minder dan 1 000 ton CO2-equivalent per jaar;
- c)
de in punt a) bedoelde gemiddelde jaarlijkse emissies zijn niet beschikbaar of niet langer representatief voor de toepassing van punt a), maar de jaarlijkse emissies van die gereglementeerde entiteit voor de daaropvolgende vijf jaar, berekend vóór de toepassing van de bereikfactor en exclusief CO2 afkomstig uit brandstoffen waarvoor het nultarief geldt, zullen volgens een conservatieve schattingsmethode minder dan 1 000 ton CO2-equivalent per jaar bedragen.;
1 bis.
In afwijking van lid 1 mag de bevoegde autoriteit de gereglementeerde entiteit vóór 2027 als een gereglementeerde entiteit met geringe emissies beschouwen op basis van de emissies na toepassing van de bereikfactor, exclusief CO2 afkomstig van brandstoffen waarvoor het nultarief geldt, wanneer de gereglementeerde entiteit ten genoegen van de bevoegde autoriteit kan aantonen dat de voor de classificatie toegepaste bereikfactor in de komende jaren representatief zal blijven.
2.
Een gereglementeerde entiteit met geringe emissies is niet verplicht de in artikel 12, lid 1, derde alinea, bedoelde bewijsstukken in te dienen.
3.
In afwijking van artikel 75 undecies mag een gereglementeerde entiteit met geringe emissies de hoeveelheid uitgeslagen brandstof bepalen aan de hand van beschikbare en geregistreerde aankoopbescheiden en geschatte voorraadwijzigingen.
4.
In afkwijking van artikel 75 nonies mag een gereglementeerde entiteit met geringe emissies minimaal niveau 1 toepassen voor de bepaling van de hoeveelheden uitgeslagen brandstof en van de berekeningsfactoren voor alle brandstofstromen, tenzij zonder extra inspanningen van de gereglementeerde entiteit een grotere nauwkeurigheid kan worden bereikt.
5.
Voor het bepalen van berekeningsfactoren op basis van analyses overeenkomstig artikel 32 mag een gereglementeerde entiteit met geringe emissies een beroep doen op eender welk laboratorium dat technisch competent is en technisch geldige resultaten kan genereren aan de hand van relevante analytische procedures, en bewijzen levert voor kwaliteitsborgingsmaatregelen als bedoeld in artikel 34, lid 3.
6.
Als een gereglementeerde entiteit met geringe emissies waarop vereenvoudigde monitoring van toepassing is, de drempel bedoeld in lid 2 in een kalenderjaar overschrijdt, brengt die gereglementeerde entiteit de bevoegde autoriteit hiervan onverwijld op de hoogte.
De gereglementeerde entiteit legt een significante wijziging van het monitoringplan in de zin van artikel 15, lid 3, punt b), onverwijld ter goedkeuring voor aan de bevoegde autoriteit.
De bevoegde autoriteit staat de gereglementeerde entiteit echter toe om de vereenvoudigde monitoring voort te zetten, mits de gereglementeerde entiteit ten genoegen van de bevoegde autoriteit aantoont dat de drempel bedoeld in lid 2 in de afgelopen vijf verslagperioden niet reeds is overschreden en met ingang van de volgende verslagperiode niet weer zal worden overschreden.