HR, 06-12-2022, nr. 21/02379
ECLI:NL:HR:2022:1766
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-12-2022
- Zaaknummer
21/02379
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2022:1766, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑12‑2022; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2022:912
In cassatie op: ECLI:NL:GHSHE:2021:1528
ECLI:NL:PHR:2022:912, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑10‑2022
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2022:1766
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑12‑2022
Inhoudsindicatie
Beroepsmatige hennepteelt (art. 3.B jo. 11.3 Opiumwet) en diefstal van elektriciteit d.m.v. verbreking (art. 311.1.5 Sr). 1. Bewijsklacht hennepteelt en diefstal. Voldoende bewijs voor betrokkenheid van verdachte? 2. Bewijsklacht hennepteelt en diefstal. Kan bewezenverklaarde periode uit bewijsmiddelen worden afgeleid? HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 21/02381 P (niet gepubliceerd; geen middelen ingediend, betrokkene n-o).
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 21/02379
Datum 6 december 2022
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 26 mei 2021, nummer 20-003429-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Een aanvulling op de schriftuur is pas bij de griffie van de Hoge Raad ingekomen nadat de daartoe in de wet gestelde termijn was verlopen. De Hoge Raad zal daarom op deze aanvulling geen acht slaan.
De advocaat-generaal D.J.M.W. Paridaens heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van de cassatiemiddelen
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 december 2022.
Conclusie 18‑10‑2022
Inhoudsindicatie
Conclusie AG. Hennepteelt en diefstal elektriciteit. Falende bewijsklachten en falend middel over onjuiste beëdiging van een of meer raadsheren hof. Conclusie strekt tot verwerping. Samenhang met 21/02381 P (niet gepubliceerd).
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer21/02379
Zitting 18 oktober 2022
CONCLUSIE
D.J.M.W. Paridaens
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991,
hierna: de verdachte.
Inleiding
De verdachte is bij arrest van 26 mei 2021 door het gerechtshof ’s-Hertogenbosch wegens 1 primair “in de uitoefening van een beroep of een bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid van het middel” en 2 primair “Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking” veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, met een proeftijd van twee jaren, en tot een taakstraf voor de duur van 162 uren, subsidiair 81 dagen hechtenis.
Er bestaat samenhang met de ontnemingszaak tegen de verdachte (21/02381 P). In die zaak zal ik vandaag ook concluderen.
Namens de verdachte heeft J.W. Heemskerk, advocaat te Roermond, bij schriftuur twee middelen van cassatie voorgesteld. Vervolgens is bij aanvullende schriftuur een derde middel van cassatie voorgesteld.
Het eerste middel
4. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaring van de feiten 1 primair en 2 primair niet (zonder meer) uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid, althans dat het hof ten onrechte het door de verdediging gevoerde bewijsverweer – inhoudende dat een ander dan de verdachte verantwoordelijk is voor de hennepkwekerij – heeft verworpen, dan wel dat de bewezenverklaring in het licht van dat verweer onvoldoende met redenen is omkleed.
5. Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 12 mei 2021 houdt onder meer het volgende in:
“De verdachte verklaart desgevraagd als volgt:
Ik ben nog steeds eigenaar van de woning aan de [a-straat 1] te [plaats] en ik stond destijds ook ingeschreven op dit adres. Ik blijf bij mijn eerder afgelegde verklaring dat ik mijn woning heb onderverhuurd aan een persoon genaamd [betrokkene 1] . Ik heb geen verdere persoonsgegevens van deze persoon. Ik begrijp dat dit misschien vaag overkomt en ik zou willen dat ik meer gegevens kon noemen. Ik wist echter niets af van deze hennepkwekerij en ik ben er ook niet bij betrokken geweest. Ik heb [betrokkene 1] ontmoet in 2015, voordat ik mijn woning heb gekocht. Hij woonde destijds in de omgeving en ik kende hem van gezicht. Ik denk toch dat ik bedoel dat ik [betrokkene 1] in 2016 heb ontmoet en dat ik mij vergis. Net nadat ik de woning heb gekocht in 2016 heb ik [betrokkene 1] leren kennen. Mijn vriendin en ik hadden toen al plannen om naar Thailand te gaan. Vervolgens kwam de mogelijkheid om deze woning te kopen en de geplande reis naar Thailand was de reden dat ik de woning wilde verhuren. Ik heb zelf toen niet in de woning gewoond. Net na de aankoop heb ik geklust in de woning om het op te knappen en daarna heb ik de woning verhuurd. Ik weet niet meer precies vanaf wanneer ik de woning aan [betrokkene 1] heb verhuurd. Dit is moeilijk te zeggen, omdat er enige tijd overheen is gegaan en ik heb meerdere dingen aan mijn hoofd gehad de laatste tijd. Nu ik hier zit, ben ik het even kwijt. Ik denk dat ik de woning ergens in 2016 al heb verhuurd aan [betrokkene 1] , maar dit weet ik niet zeker. De huur bedroeg ongeveer € 600,00 à € 700,00 à € 800,00. Ook dit weet ik niet meer precies, nu het al een hele tijd geleden is. U houdt mij voor dat ik verschillende verklaringen heb afgelegd over het huurbedrag. Ik ben bang om iets verkeerds te verklaren, maar ik denk dat het huurbedrag ongeveer € 700,00 bedroeg. Ik ben nadat ik de woning had gekocht naar Thailand vertrokken. Dit is denk ik in mei of juni 2016 geweest, maar dit weet ik niet precies. Wij zouden voor een langere tijd naar Thailand gaan, maar uiteindelijk zijn we maar twee weken daar geweest. Dit was in de zomer van 2016. Op dat moment woonde [betrokkene 1] in mijn woning. Ik heb mijn woning verhuurd zodat ik hieruit inkomsten kon halen en de hypotheek afbetaald kon worden. De bedoeling was om mijn woning een jaar te verhuren in de tijd dat wij in Thailand waren, maar dit is misgelopen omdat het destijds niet goed ging met mijn vriendin. [betrokkene 1] en ik hebben geen huurcontract opgesteld. Enige tijd nadat ik terugkwam in Nederland ben ik gebeld door de politie dat er een hennepkwekerij was aangetroffen in mijn woning. Zoals gezegd heb ik verder geen gegevens van [betrokkene 1] . Ik ben er sprakeloos van. [betrokkene 1] heeft mij meerdere keren de huur contant gegeven en die bedragen stortte ik vervolgens op de bank. Hier moeten bankafschriften van zijn, maar dit heb ik niet nagekeken. Ik denk dat ik ongeveer twee maanden huur van [betrokkene 1] heb ontvangen, maar dit durf ik niet met zekerheid te zeggen.
U, oudste raadsheer, vraagt mij of [betrokkene 1] wel echt bestaat, nu ik bijna niets over hem kan verklaren en u vraagt mij of ik bijvoorbeeld de vliegtickets naar Thailand nog in mijn bezit heb. Hij bestaat zeker, maar de afgelopen driejaren gaat het echt niet goed met mij en ben ik er met mijn hoofd niet bij. Ik heb door deze zaak psychische problemen gekregen. Ik slik geen medicijnen, maar ik heb wel veel geblowd door de stress. Het is allemaal heel stom gelopen. De vliegtickets liggen misschien nog wel thuis. Met betrekking tot de omstandigheid dat ik in eerste instantie bij de politie heb verklaard dat ik nooit een identiteitskaart van [betrokkene 1] heb gezien en vervolgens heb verklaard dat ik een rijbewijs heb gezien, merk ik op dat ik mij dit later weer herinnerde.
U, jongste raadsheer, houdt mij voor dat ik eerder heb verklaard dat ik wel eens in de woning het huurbedrag heb opgehaald. Dit is juist. Ik ben toen enkel in de gang van de woning geweest in de deuropening en hierbij is mij niets opgevallen. Ik kan mij niet herinneren wanneer dit precies is geweest. Mijn hele leven is verpest door deze zaak. Ik betaalde ongeveer € 600,00 aan hypotheekkosten. De kosten met betrekking tot de elektriciteit en water zou [betrokkene 1] zelf betalen, maar dit heeft hij nooit voldaan. Deze kosten moet ik dus ook nog zelf betalen. Het was wel de bedoeling dat ik zelf in de woning zou gaan wonen, maar [betrokkene 1] had destijds problemen en op deze manier heb ik hem geholpen. Ik woonde toen bij mijn vriendin in [plaats] . Mijn relatie is door deze zaak ook voorbij.
Op vragen van de advocaat-generaal verklaart de verdachte als volgt:
U houdt mij voor dat het verbazing wekt dat ik volledig onvoorbereid ter terechtzitting van heden ben verschenen en u vraagt mij hoe dit mogelijk is. Ik heb mij wel voorbereid, maar ik klap nu helemaal dicht. Ik vind dit moeilijk, nu deze zaak grote gevolgen heeft. Ik heb echt niets met de hennepkwekerij te maken en ik heb hier ook geen geldbedrag voor ontvangen. Ik word niet bedreigd of iets dergelijks. Het enige wat ik te vrezen heb in het leven is de straf die mogelijk aan mij opgelegd zal worden.”
6. Uit hetzelfde proces-verbaal blijkt dat de verdediging tijdens die terechtzitting bij gelegenheid van pleidooi het volgende heeft aangevoerd:
“In de woning van mijn cliënt is een hennepkwekerij aangetroffen en de vraag die centraal staat in onderhavige zaak is wie hiervoor verantwoordelijk is. Mijn cliënt heeft verklaard dat hij hiervoor niet verantwoordelijk is. Hieromtrent heeft hij verklaard dat hij niet in deze woning heeft gewoond, dat [betrokkene 1] de woning van hem huurde, dat hij hiervoor geld ontving en dat de hennepkwekerij van [betrokkene 1] was. In principe is een ieder verantwoordelijk voor hetgeen in je eigen woning gebeurd. Mijn cliënt heeft het zichzelf moeilijk gemaakt doordat hij geen huurcontract heeft opgesteld en eventuele andere stukken moeilijk boven water zijn te krijgen.
De verdediging is van mening dat er in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van het tenlastegelegde te kunnen komen. Op het moment dat de politie de woning is binnengegaan, was er niemand aanwezig. Uit de foto’s in het dossier lijkt de woning onbewoonbaar. In de woning en in de slaapkamer zijn kweekruimtes aangetroffen en het lijkt alsof hier niet gewoond kan worden. Uit het dossier blijkt niet dat mijn cliënt de woning op dat moment in gebruik had, nu er geen persoonlijke spullen van hem zijn aangetroffen. Mijn cliënt heeft verklaard dat hij door de politie werd gebeld dat er een hennepkwekerij was aangetroffen in zijn woning en vervolgens is hij zonder raadsman naar de politie gegaan. Hier heeft hij een verklaring afgelegd, zonder eerst in overleg te treden met een raadsman, in de veronderstelling dat er niets aan de hand was omdat hij niet betrokken is geweest bij de hennepkwekerij. Dit geeft aan dat hij ook daadwerkelijk niets te maken had met de aangetroffen hennepkwekerij. In onderhavige zaak heeft er voorts geen nader onderzoek naar vingerafdrukken of een buurtonderzoek plaatsgevonden. De politie heeft niet veel meer gedaan dan enkel de constatering dat er een hennepkwekerij aanwezig was in de woning, terwijl er wel meer onderzoek mogelijk was geweest. Op basis van hetgeen nu voorhanden is in het dossier is er te weinig bewijs dat mijn cliënt zich schuldig heeft gemaakt aan het aan hem tenlastegelegde. Ik verzoek het hof mijn cliënt integraal vrij te spreken.”
7. Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
“1
hij in de periode 24 maart 2017 tot en met 7 april 2017 te [plaats]
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 588 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, heeft geteeld;
2
hij in de periode 24 maart 2017 tot en met 7 april 2017 te [plaats]
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
een hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis BV,
waarbij verdachte die weg te nemen hoeveelheid elektriciteit onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking”.
8. Deze bewezenverklaring is gebaseerd op de volgende ook door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen (met weglating van voetnoten):
“• Proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij:
(...)
Op (..) 7 april 2017(..) ben ik samen met collega (...) binnengetreden in de woning, gelegen aan de [a-straat 1] te [plaats] , ter zake een verdenking van een overtreding van de Opiumwet.(...)
Op het genoemde adres [a-straat 1] , [plaats] , staat de volgende persoon ingeschreven: [verdachte] (...)
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.(..)
Na het binnentreden zag ik het volgende:
Kweekruimte één (1) was gevestigd in de woonkamer. In de woonkamer zag ik een zwarte tent. Deze zwarte tent werd gebruikt als kweekruimte. (...) In totaal stonden er 275 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 100 cm. Per m2 stonden er 10 planten. De plantenbakken waren gevuld met Potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 20 assimilatielampen. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 1 koolstoffiIters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie. (...)
Er werd gebruik gemaakt van CO2 toevoeging.
Kweekruimte 2
Na het binnentreden zag ik het volgende:
Kweekruimte twee (2) was gevestigd op de eerste verdieping. Een slaapkamer en de badkamer, waren geprepareerd om dienst te doen als kweekruimte.
In totaal stonden er 313 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 100 cm. Per m2 stonden er 10 planten.
De plantenbakken waren gevuld met potgrond.
In totaal hingen er in de kweekruimte 24 assimilatielampen.
Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien.
In de kweekruimte bevonden zich 1 koolstoffilters.
De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Er werd gebruik gemaakt van CO2 toevoeging.(...)
Ik, verbalisant, constateerde op grond van mijn kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren.
Ik, verbalisant, constateerde, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur, dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
Met hennep wordt bedoeld elk deel van de plant van het geslacht Cannabis (hennep), waaraan de hars niet is onttrokken, met uitzondering van de zaden.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet en verboden in artikel 3 en strafbaar gesteld in artikel 11 van de Opiumwet.(...)
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht. (...)
Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Het bleek dat, er een omleiding rondom de meter is gemonteerd. (...)
• aangifte formulier diefstal:
(...)
Plaats delict [a-straat 1] [plaats]
(...)
Pleegdatum 07 april 2017
Mogelijke strafbare feiten
Incident: Diefstal energie na verbreking van de verzegeling (...)
Benadeelde Enexis Netbeheer B.V.
(...)
Er was een illegale aansluiting na de hoofdbeveiliging gemaakt in de hoofdaansluitkast. Er was een illegale elektriciteitskabel aangelegd die buiten de elektriciteitsmeter om naar de installatie in het pand en voorzag de aangesloten installatie geheel of gedeeltelijk van elektriciteit. Om deze aftakking te kunnen realiseren is het noodzakelijk geweest dat het door Enexis verzegelde deksel van de hoofdaansluitkast gedemonteerd is of is geweest. De door Enexis aangebrachte zegels zijn dus verwijderd, vervangen en of gemanipuleerd. (...)”
9. Het hof heeft daaraan het volgende bewijsmiddel toegevoegd:
“[H]et proces-verbaal van verhoor d.d. 20 juni 2017 (pg. 59 t/m 65), voor zover inhoudende als weergave van het verhoor van verdachte:
V: Vraag verbalisant
A: Antwoord verdachte
V: Waar staat u ingeschreven?
A: Ik sta ingeschreven op de [a-straat 1] te [plaats] .
V: Wat voor soort woning is dat?
A: Mijn woning is een koopwoning
V: Bent u de eigenaar van deze woning en vanaf wanneer?
A: Ik ben sinds 20 juli 2016 eigenaar van de woning.”
10. Het hof heeft de volgende bewijsoverweging van de rechtbank overgenomen:
“Verdachte is eigenaar van de woning waar op 7 april 2017 een hennepkwekerij is aangetroffen. Verdachte ontkent betrokkenheid bij die kwekerij. Hij stelt dat hij zijn woning in die periode had verhuurd aan een Poolse jongen, ene [betrokkene 1] die hij had ontmoet in een café en waar hij verder geen personalia of andere gegevens van heeft. [betrokkene 1] zou verdachte contant betalen, 800 euro all-in per maand. Verdachte heeft zijn verklaring – ondanks dat hij daar ook ter terechtzitting herhaaldelijk toe is uitgenodigd – niet geconcretiseerd ten aanzien van de reden en duur van de verhuur noch ten aanzien van de plaats, frequentie en totstandkoming van afspraken voor de gestelde contante betalingen. Naar het oordeel van de rechtbank is verdachte als de eigenaar van de woning in beginsel zelf verantwoordelijk voor hetgeen er in zijn woning aanwezig is. Van hem mag worden verwacht dat hij tenminste enigszins aannemelijk maakt dat de kwekerij niet van hemzelf, maar van een ander is. Verdachte geeft echter slechts een zeer vage verklaring en komt met geen enkel gegeven waarmee zijn verklaring kan worden geverifieerd. De rechtbank acht de verklaring van verdachte daarom ongeloofwaardig.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte hennep heeft geteeld gelet op de hoeveelheid planten, 588 in totaal, de belichting, het irrigatiesysteem, de CO2 toevoeging en de aan- en afzuiginstallatie. De rechtbank acht eveneens bewezen dat verdachte ten behoeve van de kwekerij elektriciteit heeft gestolen door een illegale aansluiting te maken na de hoofdbeveiliging. Gezien de omvang en professionele opzet van de kwekerij acht de rechtbank bewezen dat verdachte beroepsmatig hennep teelde. Nu verdachte geen enkel aanknopingspunt biedt en ook het dossier geen enkel aanknopingspunt biedt voor de conclusie dat een ander of anderen dan verdachte betrokken was of waren bij de hennepkwekerij zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het medeplegen voor beide ten laste gelegde feiten.
De rechtbank acht gelet op de bewijsmiddelen de feiten 1 primair en 2 primair wettig en overtuigend bewezen.”
11. Het hof heeft de verdachte veroordeeld voor de tenlastegelegde hennepteelt en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft geoordeeld dat de verklaring van de verdachte dat een ander voor de hennepkwekerij verantwoordelijk is ongeloofwaardig is, nu de verdachte zelfs niet enigszins aannemelijk heeft kunnen maken dat de kwekerij niet van hemzelf maar van een ander is. Uit de omstandigheid dat de verdachte eigenaar van de woning is, terwijl hij niet enigszins aannemelijk heeft gemaakt dat de kwekerij van een ander is, heeft het hof kennelijk geconcludeerd dat het niet anders kan dan dat de verdachte verantwoordelijk is voor de hennepteelt en de diefstal van elektriciteit. Dit oordeel is niet onbegrijpelijk en is toereikend gemotiveerd.
12. Voor zover het middel is gebaseerd op de veronderstelling dat de verdediging ter terechtzitting van het hof een bewijsverweer heeft gevoerd waarop het hof uitdrukkelijk moest reageren, mist het feitelijke grondslag. In de kern komt het door de verdediging gevoerde verweer er immers op neer dat voor een bewezenverklaring onvoldoende bewijs voorhanden is, hetgeen tot vrijspraak van beide tenlastegelegde feiten zou dienen te leiden. Een dergelijk verweer kan – zoals in dit geval ook is gebeurd – worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
13. Het middel faalt.
Het tweede middel
14. Het middel bevat de klacht dat de bewezenverklaarde periode van feit 1 (hennepteelt) en feit 2 (diefstal van elektriciteit) niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid. Daartoe wordt aangevoerd dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat de politie op 7 april 2017 de hennepkwekerij en het illegaal aftappen van elektriciteit ontdekte, maar dat daaruit niet blijkt hoelang die situatie al gaande was. Dat zou ook niet zonder nadere motivering kunnen worden afgeleid uit de gemiddelde hoogte van de hennepplanten die wel uit de bewijsmiddelen volgt.
15. Zoals hiervoor is weergegeven, is de verdachte veroordeeld voor hennepteelt en voor de diefstal van elektriciteit in de periode (en dus niet: gedurende de gehele periode) van 24 maart 2017 tot en met 7 april 2017. In de bewijsvoering is opgenomen dat de gemiddelde hoogte van de planten ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij op 7 april 2017 ongeveer 100 centimeter was. Het hof heeft uit de lengte van de planten niet onbegrijpelijk kunnen afleiden dat de verdachte in de tenlastegelegde periode hennep heeft geteeld.
16. Het middel faalt in al zijn onderdelen.
Het derde middel
17. Het middel bevat de klacht dat het arrest nietig is, omdat het is gewezen door één of meer raadsheren die niet op de juiste wijze is of zijn beëdigd.
18. Het middel faalt op de gronden als vermeld in de vordering tot cassatie in het belang der wet van de procureur-generaal van 13 september 2022 over onvolkomenheden bij de beëdiging van raadsheren(-plaatsvervangers) in het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.1.
Slotsom
19. De middelen falen. Het eerste en het tweede middel kunnen worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende motivering.
20. Ambtshalve heb ik geen grond aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoort te geven.
21. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De procureur-generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 18‑10‑2022