FED 2019/76
Prejudiciële vragen omtrent geldigheid van Antidumpingverordening tot stand gekomen op basis van mogelijk onvolledig of onjuist onderzoek door Commissie
HR 08-02-2019, ECLI:NL:HR:2019:152, m.nt. I. van den Eijnde
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
8 februari 2019
- Magistraten
Mrs. Koopman, Punt, Fierstra, Van Hilten, Faase
- Zaaknummer
17/00303
- Noot
I. van den Eijnde
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS49967:1
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Douane (V)
Europees belastingrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:152, Uitspraak, Hoge Raad, 08‑02‑2019
ECLI:NL:PHR:2018:375, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 03‑04‑2018
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑04‑2018
- Wetingang
Art. 2 lid 10 en 11; art. 9 lid 4 Verordening (EG) 384/96
Essentie
Prejudiciële vragen omtrent geldigheid van Antidumpingverordening tot stand gekomen op basis van mogelijk onvolledig of onjuist onderzoek door Commissie
Samenvatting
Belanghebbende heeft bij de invoer van bevestigingsmaterialen aangegeven dat deze van Thaise oorsprong zijn, onder overlegging van wat later valse oorsprongscertificaten blijken te zijn. Uit een grootschalig onderzoek door het Europees bureau voor fraudebestrijding (Office Européen de la Lutte Antifraude; OLAF) blijkt echter dat de goederen zijn opgeslagen in en verzonden uit douane-entrepots in Thailand, maar dat de goederen daar niet zijn bewerkt. De daadwerkelijke niet-preferentiële oorsprong blijkt China te zijn, zoals door de inspecteur in eerste en ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.