RI 2014/15
Afkoelingsperiode. Dient art. 241c Fw zo te worden uitgelegd dat het bodemvoorrecht van de fiscus niet kan worden tegengeworpen aan de bezitloos pandhouder van bodemzaken van de schuldenaar als de pandhouder deze zaken bij deurwaardersexploot tijdens de afkoelingsperiode heeft opgeëist en de fiscus nog geen bodembeslag heeft gelegd? (Rabobank/Deterink q.q.)
HR 13-12-2013, ECLI:NL:HR:2013:1910
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
13 december 2013
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, A.M.J. van Buchem-Spapens, C.A. Streefkerk, A.H.T. Heisterkamp, G. de Groot
- Zaaknummer
13/00861
- Conclusie
A-G mr. J.B.M.M. Wuisman
- JCDI
JCDI:ADS916002:1
- Vakgebied(en)
Insolventierecht / Faillissement
Invordering / Verhaalsrecht
Insolventierecht / Surseance van betaling
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2013:1910, Uitspraak, Hoge Raad, 13‑12‑2013
ECLI:NL:PHR:2013:787, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑09‑2013
- Wetingang
Essentie
Afkoelingsperiode. Bodemvoorrecht. Surseance van betaling.
Dient art. 241c Fw zo te worden uitgelegd dat het bodemvoorrecht van de fiscus niet kan worden tegengeworpen aan de bezitloos pandhouder van bodemzaken van de schuldenaar als de pandhouder deze zaken bij deurwaardersexploot tijdens de afkoelingsperiode heeft opgeëist en de fiscus nog geen bodembeslag heeft gelegd?
Samenvatting
Rabobank en DLL hebben financieringen verstrekt aan Danvo en in dat kader onder meer een (eerste- of tweederangs) bezitloos pandrecht verkregen op bodemzaken in eigendom toebehorend aan ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.