Hof Den Haag, 31-01-2017, nr. 200.189.877/01
ECLI:NL:GHDHA:2017:1803, Cassatie: (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
31-01-2017
- Zaaknummer
200.189.877/01
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:1803, Uitspraak, Hof Den Haag, 31‑01‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2018:971, (Gedeeltelijke) vernietiging met verwijzen
Uitspraak 31‑01‑2017
Inhoudsindicatie
uitleg overeenkomst
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer: 200.189.877/01
Zaaknummer / rolnummer rechtbank: C/09/486723 / HA ZA 15-460
Arrest van 31 januari 2017
In de zaak van
[appellante],
gevestigd te De Meern,
appellante,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. L.J. Gravendeel te Hilversum,
tegen
HOLLAND SCHERMING B.V.,
gevestigd te De Lier, gemeente Westland,
geïntimeerde,
hierna te noemen: HS,
advocaat: mr. E.W. Bosch te Naaldwijk.
Het geding
Bij exploit van 13 april 2016 is [appellante] in hoger beroep gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag, team handel, van 13 januari 2016 (hierna: het vonnis). [appellante] heeft bij memorie van grieven (met producties) zeven grieven aangevoerd. HS heeft de grieven bij memorie van antwoord bestreden. Bij tussenarrest van 27 september 2016 is een comparitie van partijen gelast. Deze heeft op 29 november 2016 plaatsgevonden. Bij die gelegenheid heeft [appellante] nog (op voorhand toegezonden) producties overgelegd. Van de comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.
Beoordeling in hoger beroep
1.1
In hoger beroep is niet opgekomen tegen de vaststelling van de feiten in het vonnis zodat deze feiten ook voor het hof als uitgangspunt gelden. Met inachtneming van die feiten alsmede van hetgeen voorts als niet (voldoende gemotiveerd) bestreden is komen vast te staan, gaat het in deze zaak om het volgende.
1.2
[enig aandeelhouder] (hierna: [enig aandeelhouder]) is indirect enig aandeelhouder en indirect bestuurder van [appellante]. Hij heeft een aantal uitvindingen op zijn naam staan op het gebied van onder meer systemen voor scherming voor kassen.
1.3
HS levert schermoplossingen met name in de glastuinbouw, voor tuincentra en in de utiliteitsbouw.
1.4
In november 2013 hebben de directeur van HS, [directeur HS] (hierna: [directeur HS]) en [enig aandeelhouder] gesproken over een eventueel samenwerkingsverband tussen HS en [appellante]. In dat kader heeft [enig aandeelhouder] op 20 november 2013 een e-mail gestuurd aan de bedrijfsjurist van HS met als bijlage een concept van een non-disclosure agreement. Op 26 november 2013 hebben partijen deze e-mail besproken. Op verzoek van HS is toen op de print van de e-mail (onder meer) een (handgeschreven) regel toegevoegd. Vervolgens hebben partijen het stuk (hierna te noemen: de samenwerkingsovereenkomst) ondertekend. In de samenwerkingsovereenkomst staat het volgende:
“In gevolge op jouw verzoek het doel van de samenwerking en de voordelen van het door mij initieel beoogde systeem te benoemen laat ik je als volgend weten:
Generaal gezien wil ik met mijn ideeën Holland Scherming (HS) input te geven om daarmee de markt-volgende positie om te kunnen zetten in een markt-leidende.
(...)
D.m.v. het introduceren van nieuwe systemen waarover ik ideeën heb kan richting gekozen worden waarmee HS zich kan distantiëren van haar concurrenten.
Deze richting moet consistent zijn, op de toekomst gericht en daarmee mogelijkheden geven nieuwe technieken toe te passen in de schermwereld, waarbij de kasschermen ook bruikbaar blijven of worden voor toepassing op andere marktgebieden.
In grote lijnen maak ik momenteel voor mijn systemen onderscheid in 2 systemen: die voor hellende en vrij verval (DR systeem) en die voor horizontale systemen (DV systeem). De werking van het eerste systeem (DR) heb ik gepatenteerd, hetgeen vooral de aandrijving ervan betreft. Aan octrooiering van het horizontale (DV) systeem ben ik (nog) niet begonnen.
Deze 2 systemen kunnen voorzien in alle op de tuinbouw betrekking hebbende inbouwwensen.
In het begin van onze samenwerking zou ik me willen beperken tot het DV systeem daar ik bij dit systeem de laagste opstartkosten en het hoogste volume verwacht.
Dit systeem beoogt:
(…)
Ik wil mijn ideeën initieel inbrengen op voorwaarde dat het mijn ideeën blijven zoals ook omschreven in bijgaande NDA. Deze NDA kan i.v.m. zijn algemene toepasbaarheid “stekelig” overkomen maar HS kan deze ideeën vrij gebruiken op de condities zoals wij die besproken hebben:
Ik krijg min. een jaar de tijd om zo’n idee met HS op de markt te brengen waarbij na een half jaar zicht moet zijn op een positieve afloop. D.w.z.
vermarkting met positief resultaat
Gedurende dit jaar betaalt HS mij € 1000,-/wk (excl. BTW en kosten) als tegemoetkoming voor de begeleiding waarvan ik HS ga voorzien bij de ontwikkeling van het uiteindelijke product. en al hetgeen verder op tafel komt.”
[hof: de laatste zin betreft de hiervoor genoemde met de hand geschreven toevoeging]
Bij vermarkting van het product betaalt HS mij een omzetprovisie binnen de bandbreedte van 1-3%. Dit wordt nog nader overeengekomen en is afhankelijk van de vermarktings resultaten/potentie. HS zal hier volledig transparant in zijn en onderget. redelijk (op basis van objectieve argumenten).
Dat wij het er op basis van eveneens objectieve argumenten samen over eens moeten worden wel of geen octrooi, op het geheel of delen van de vinding (het idee) aan te vragen. Tot dit moment of het moment waarop het patent is aangevraagd, mag het idee NIET naar buiten.
(...)
Naast de ideeën betrekking hebbend op schermsystemen wil ik HS ook voorzien van ideeën en support om deze systemen (maar ook haar andere) efficiënter, winstgevender, te vermarkten. Dit kunnen ideeën zijn betrekking hebbend op alle geledingen van de HS organisatie. Hierop heeft de NDA geen betrekking.
(...)
Ik hoop hiermee jouw vraag afdoend te hebben beantwoord en een aanzet te hebben gegeven voor de formalisering (waaraan je deze mail onlosmakelijk mag verbinden) van de samenwerking zoals wij die beogen. (...)”
De regeling achter het tweede bullit point wordt hierna “de vergoedingsregeling” genoemd en die achter het derde bullit point “de provisieregeling”.
1.5
Tevens hebben partijen op 26 november 2013 de door [enig aandeelhouder] toegestuurde non-disclosure overeenkomst ondertekend (hierna: de NDA). Daarin staat onder meer:
“I THE UNDERSIGNED
1.[appellante] Beheer BV, In short “VB” (…)
and
2. Holland Schering BV, In short: “HS” (…)
II CONSIDERING
3. VB is the proprietor of confidential information and/or proprietary information.
4. VB agrees to furnish HS certain confidential information relating to inventions for the purposes of determining an interest in developing, manufacturing, selling
and or/joint venturing. The mentioned confidential information has not been
applied for patent yet and is concerning a special screen system (greenhouses),
the so called: DV system. as attached.
[hof: de laatste twee woorden zijn met de hand toegevoegd]
5. Confidential Information as used throughout this agreement means any
secret or proprietary information relating directly to VB business and that of
affiliated companies and subsidiaries, including, but not limited to, products,
customer lists, pricing policies, employment records and policies, operational
methods, marketing plans and strategies, product development techniques or
plans, business plans, new personnel acquisition plans, methods of manufacture,
technical processes, designs and design projects, inventions and research
programs, trade “know-how,” trade secrets, specific software, algorithms,
computer processing systems, object and source codes, user manuals, systems
documentation, and other business affairs of VB and affiliated companies and
subsidiaries.
III AGREE
6. HS agrees to keep strictly confidential all confidential Information and will not,
without VB’s express written authorization, use, sell, market, or disclose any
confidential information to any third person, firm, corporation, or association for
any purpose. HS further agrees to not make any copies of the confidential
information except upon VB’s written authorization.
7. Upon receipt of written request from VB, HS will return to VB all copies or
samples of the confidential information that, at the time of the receipt of the
notice, are in HS’s possession.
(…)
9. HS acknowledges and agrees that a breach of the provisions of paragraph 6 or
7 of this agreement will make HS liable to pay a penalty of € 150.000,-- to VB
per time and € 15.000,-- per day of the breach. This compensation is in addition
to all other rights and remedies that are available to VB at law, in equity, or
otherwise, including the right to demand full damage-repair. (...)”
Aan de NDA is een tekening gehecht met daaronder de handgeschreven tekst “DV system. gezien”.
1.6
Per e-mail van 9 mei 2014 heeft [enig aandeelhouder] aan [directeur HS] bericht:
“(...) Hedenmorgen heeft er een gesprek met [A] plaatsgevonden waarbij nb ons veerblok is getoond. Dit staat in mijn beleving haaks op het inhalen van een achterstand, laat staan op het opbouwen van een voorsprong.
Ik vind het absoluut onwenselijk dat de kennis die ik inbreng of met [medewerker HS] genereer bij de concurrentie terechtkomt.”
In reactie heeft [directeur HS] op diezelfde dag per e-mail als volgt geantwoord:
“Daniel, ik denk dat het allemaal wel los loopt wat natuurlijk niet weg neemt dat dit nooit zo had mogen lopen. (…) Om de zaak niet verder te laten escaleren, stel ik voor dat we het hierbij laten. (…) Ik ga er van uit dat we dit weg kunnen zetten als een vervelend incident.”
[enig aandeelhouder] laat hierop bij e-mail van eveneens 9 mei 2014 aan [directeur HS] weten:
“OK. Duidelijk.”
1.7
Bij e-mail van 28 oktober 2014 heeft [directeur HS] aan [enig aandeelhouder] - onder meer - het volgende gemeld:
“(…)
Onderwerp: Triple S
(…)
Het gaat natuurlijk nu om de vraag of we op de huidige weg doorgaan en als we dat al zouden doen, hoe dat dan er vervolgens uit gaat zien. Ik probeer een juiste beslissing te nemen op basis van de (even in het heel kort) belangrijkste uitgangspunten zoals we dat een jaar geleden bespraken:
- We hebben met elkaar afgesproken dat we voor in ieder geval 1 jaar verschillende ontwikkelingstrajecten zouden aangaan.
- De belangrijkste items waren het alternatieve slip-in systeem en een veerblok.
- Afhankelijk van de totstandkoming van een eindproduct dan wel minimaal de inschatting dat dit er aan zit te komen, bekijken we of en hoe we met elkaar doorgaan.
- 1 Jaar later hebben we een veerblok dat naar nu blijkt, nog aanpassingen nodig heeft.
- Het slipsysteem is wat mij betreft nog heel ver verwijderd van een concrete eindoplossing.
Ik heb niet het gevoel dat we op korte termijn iets moois in handen zullen hebben. Wanneer dat dan wel is, weet niemand. Gezien de onzekere en kostbare aspecten van processen als ontwikkeling, kom je een keer tot een punt waarvan je zegt “tot hier, niet verder”. Ik heb met [voornaam] afgesproken dat ik op dit moment een dergelijk standpunt inneem. Dit houdt concreet in dat per 1 november de hele boel even op hold wordt gezet en ook dus geen verdere kosten worden gemaakt.
Als ik in november in NL ben, wil ik weloverwogen een definitief standpunt in kunnen nemen. Dat lijkt me beter te doen als ik fysiek aanwezig ben en me er beter in kan verdiepen dan zo’n beslissing via de Skype-kanalen te nemen.”
1.8
[appellante] is op 5 november 2014 gestopt met het verrichten van werkzaamheden voor HS.
1.9
Op 25 november 2014 heeft [directeur HS] aan [enig aandeelhouder] een brief gestuurd met onder meer de tekst:
“Voor zover uit voorgaande gesprekken en e-mail correspondentie nog niet voldoende blijkt dat de samenwerkingsovereenkomst is opgezegd dan doe ik dit middels dit schrijven.”
2.1
[appellante] vordert, na eiswijziging in hoger beroep (waarbij onder meer de vorderingen in eerste aanleg (F), (G), (H) en (J) zijn ingetrokken), zakelijk weergegeven:
(A) een verklaring voor recht dat de overeenkomst zoals vastgelegd in de op 26 november 2013 ondertekende e-mail van [enig aandeelhouder] van 20 november 2013 inclusief de NDA van toepassing is op alle ideeën voor schermsystemen zoals door [appellante] aangebracht en/of ontwikkeld, zoals voorkomend op de voortgangslijst;
(B) een verklaring voor recht dat van vermarkting in de zin van de overeenkomst sprake is, en derhalve een aanspraak zijdens [appellante] op provisie bestaat, ten aanzien van de volgende ideeën:
-DV systeem;
-Veerbloksysteem;
(C) veroordeling van HS om een correcte en onderbouwde, van een goedkeurende accoutantsverklaring voorziene opgave te doen van de omzet die is gerealiseerd door gebruik van de twee vermarkte systemen bedoeld onder (B), op verbeurte van een dwangsom van € 500,- per dag dat zij met tijdige en correcte voldoening aan het vonnis in gebreke blijft;
(D) veroordeling van HS tot betaling van het provisiebedrag dat voortvloeit uit de opgave als bedoeld onder (C) bij hantering van een provisie van 3% over die omzet, althans een percentage tussen 1% en 3% dat in redelijkheid wordt vastgesteld aan de hand van de tussen partijen overeengekomen criteria, te weten de resultaten van vermarkting, althans een ander redelijk aan te leggen criterium;
(E) veroordeling van HS om tweemaal per jaar, ingaande zes maanden na verstrekking van de onder (C) bedoelde verklaring, een correcte en onderbouwde, van een goedkeurende accountantsverklaring voorziene opgave te doen van de omzet die is gerealiseerd met de twee onder (B) genoemde systemen;
(I) veroordeling van HS tot betaling van € 150.000,- boete vanwege overtreding van artikel 6 jo. 9 van de NDA;
(K) veroordeling van HS in de buitengerechtelijke kosten van € 1.500,- en de kosten van beslaglegging,
met veroordeling van HS in de proceskosten (inclusief nakosten) in beide instanties.
2.2
Ter onderbouwing van haar vorderingen (A) tot en met (E) voert [appellante] kort gezegd aan dat de samenwerkingsovereenkomst en de NDA zo moeten worden uitgelegd dat deze niet alleen betrekking hebben op het DV systeem maar op alle schermideeën die [enig aandeelhouder] gedurende het ontwikkelingstraject bij HS heeft ontwikkeld, waaronder het veerblok. Het DV en het veerblok worden vermarkt en HS is ter zake provisie verschuldigd. Om de provisie te kunnen berekenen is van belang dat HS de omzetcijfers met betrekking tot de die producten verschaft, een en ander aldus [appellante].
Aan vordering (I) legt [appellante] ten grondslag dat HS het veerblok aan een derde heeft getoond en daarmee artikel 6 van de NDA heeft geschonden zodat op grond van artikel 9 van de NDA een boete van € 150.000,- is verschuldigd.
HS heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
2.3
De rechtbank heeft de vorderingen van [appellante] afgewezen, met uitzondering van een (in hoger beroep niet meer van belang zijnde) overeengekomen weekvergoeding die tot € 1.000,- (exclusief BTW) is toegewezen. Ten aanzien van de hiervoor onder 2.1 weergegeven vorderingen heeft de rechtbank, samengevat weergegeven en voor zover in appel van belang, het volgende overwogen:
Er is geen sprake van onduidelijkheid over hetgeen partijen schriftelijk zijn overeengekomen, zodat uitleg conform het Haviltex-criterium niet aan de orde is. De provisieregeling in de samenwerkingsovereenkomst en de NDA hebben alleen betrekking op het door [enig aandeelhouder] te ontwikkelen DV systeem. Aangezien geen sprake is van vermarkting van dat systeem bestaat er geen aanspraak op provisie. De gevorderde boete moet worden afgewezen omdat de NDA geen betrekking heeft op het veerblok(systeem).
[appellante] is in de proceskosten veroordeeld.
3.1
In de kern gaat het in deze zaak om de afwikkeling van de samenwerking die partijen zijn aangegaan en die inmiddels is beëindigd. De vraag is of de provisieregeling en de NDA alleen betrekking hebben op het DV systeem of ook op andere systemen, zoals het veerblok. Ook is in geschil of het DV systeem daadwerkelijk op de markt is gebracht zodat HS ter zake provisie aan [appellante] is verschuldigd.
Volgens grief 1 heeft de rechtbank ten onrechte overwogen dat de samenwerkingsovereenkomst niet conform het Haviltex-criterium behoeft te worden uitgelegd omdat er geen sprake is van onduidelijkheid. De grieven 2 tot en met 5 richten zich in de kern tegen de overwegingen van de rechtbank dat de provisieregeling in de samenwerkingsovereenkomst en de NDA alleen betrekking hebben op het DV systeem. Met grief 6 voert [appellante] aan dat het DV systeem daadwerkelijk is vermarkt. Grief 7 heeft betrekking op de door [appellante] gevorderde boete wegens overtreding van artikel 6 van de NDA.
Het hof zal deze grieven hierna ten dele gezamenlijk beoordelen.
3.2
[appellante] voert op zichzelf terecht aan dat de samenwerkingsovereenkomst en de NDA aan de hand van het Haviltex-criterium dienen te worden uitgelegd. Grief 1 slaagt in zoverre. Dat leidt nog niet tot vernietiging van het bestreden vonnis; vernietiging komt pas aan de orde als het hof bij zijn beoordeling van de grieven 2 tot en met 5 hierna, tot een andere uitleg van de overeenkomsten komt dan de uitleg waarvan de rechtbank is uitgegaan.
3.3
Het Haviltex-criterium houdt in dat de vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding tussen partijen is geregeld, niet kan worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van het contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en naar hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
3.4
Ter onderbouwing van haar stelling dat de provisieregeling in de samenwerkingsovereenkomst en de NDA betrekking hebben op alle scherm-ideeën die [appellante] in het kader van de samenwerking met HS zou ontwikkelen (en dus op ook het veerblok) wijst [appellante] op diverse passages in de tekst van de samenwerkingsovereenkomst en op het feit dat de samenwerking ook daadwerkelijk (en vooral) betrekking heeft gehad op andere ideeën dan het DV systeem, zoals het veerblok en het product Triple S. Ook deze systemen heeft [appellante] naar eigen zeggen vanaf het begin ontwikkeld en de rol van HS bij die ontwikkeling was slechts van uitvoerende aard, aldus [appellante].
Voorts voert [appellante] aan dat het veerblok onderdeel uitmaakt van het DV systeem, en daarmee als het ware verbonden is, zodat het veerblok onderdeel uitmaakt van de NDA en de provisieregeling.
3.5
Het hof stelt voorop dat [appellante] op zichzelf terecht betoogt dat de tekst van de samenwerkingsovereenkomst niet alleen betrekking heeft op de (verdere) ontwikkeling van het DV systeem. Dit blijkt onder meer uit de vergoedingsregeling (de vergoeding ziet niet alleen op de begeleiding van “het uiteindelijke product” maar ook op “al hetgeen verder op tafel komt”) en uit de passage onder de bullit points ([appellante] zal HS ook voorzien van ideeën en support om systemen efficiënter en winstgevender te vermarkten). Ook stelt [appellante] op zichzelf terecht dat de feitelijke samenwerking met name op andere systemen dan het DV systeem betrekking heeft gehad - HS betwist dit ook niet. Uit deze stellingen volgt echter niet reeds dat ook de provisieregeling in de samenwerkingsovereenkomst betrekking heeft op andere systemen dan het DV systeem. Bij de uitleg van de provisieregeling moet ook het volgende in aanmerking worden genomen:
- In de samenwerkingsovereenkomst is diverse malen in algemene zin verwezen naar “ideeën”, maar slechts twee ideeën/systemen van [appellante] zijn daarin concreet benoemd: het DR systeem en het DV systeem. Niet ter discussie staat dat de samenwerking in ieder geval géén betrekking heeft op het DR systeem;
- In de tekst van de samenwerkingsovereenkomst staat dat de samenwerking tussen HS en [appellante] in het begin alléén zou zien op het DV systeem (“In het begin van onze samenwerking zou ik me willen beperken tot het DV systeem daar ik bij dit systeem de laagste opstartkosten en het hoogste volume verwacht.”);
- In de tekst van de samenwerkingsovereenkomst staat ook: “Ik wil mijn ideeën initieel inbrengen op voorwaarde dat het mijn ideeën blijven zoals ook omschreven in bijgaande NDA” (onderstrepingen toegevoegd). In de NDA is alleen het DV systeem en niet enig ander idee van [appellante] genoemd (“The mentioned confidential information (…) is concerning a special screen system (greenhouses), the so called: DV system. as attached.)”. Op de aan de NDA gehechte tekening staat alleen “DV systeem”;
- [enig aandeelhouder] heeft ter comparitie in eerste aanleg verklaard dat het in eerste instantie de bedoeling was dat hij het DV systeem verder zou gaan ontwikkelen en dat daarom alleen het DV systeem in de NDA is genoemd.
3.6
Uit de hiervoor opgesomde tekstonderdelen en verklaringen volgt naar het oordeel van het hof dat de bedoeling van partijen ten tijde van het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst er op was gericht om de samenwerking te beginnen ten aanzien van het DV systeem, en niet ook ten aanzien van andere ideeën c.q. systemen van [appellante]. De tussen partijen overeengekomen provisieregeling, waarin wordt verwezen naar “het product” - in enkelvoud - moet daarom zo worden begrepen dat deze alleen betrekking heeft op het DV systeem, althans heeft HS die regeling redelijkerwijs zo mogen begrijpen. Dat de samenwerking in een latere fase ook op eventuele andere systemen betrekking zou kunnen hebben, doet hier niet aan af. In dit kader is van belang dat gesteld noch gebleken is dat partijen ten tijde van het aangaan van de samenwerkingsovereenkomst reeds voor ogen stond welke andere systemen dit zouden zijn, laat staan dat duidelijk was of dit “nieuwe” systemen zouden zijn ter zake waarvan in de rede lag dat [appellante] daarvoor provisie zou ontvangen. [enig aandeelhouder] heeft in zijn voorstel van 20 november 2013 slechts melding gemaakt van twee door hem ontwikkelde producten.
3.7
Anders dan [appellante] betoogt, leidt de tekst van de vergoedingsregeling niet tot een andere uitleg van de provisieregeling. De vergoedingsregeling had aanvankelijk (in het voorstel van [appellante] bij e-mail van 20 november 2013) alleen betrekking op “het uiteindelijke product”. Op verzoek van HS is daaraan toegevoegd: “en al hetgeen verder op tafel komt”. Deze toevoeging staat echter niet in de provisieregeling. Zonder toelichting, die ontbreekt, kan niet worden aangenomen dat partijen met de toevoeging bij de vergoedingsregeling ook een uitbreiding van de provisieregeling hebben bedoeld.
3.8
De stelling van [appellante] dat het veerblok onderdeel uitmaakt van het DV systeem en daarom ook (los) onder de NDA en de provisieregeling valt, wordt verworpen. In de samenwerkingsovereenkomst en de NDA en de bijlage daarbij is het DV systeem als geheel beschreven; onderdelen zoals het veerblok zijn niet afzonderlijk genoemd. [appellante] heeft niet onderbouwd waarom zij niettemin redelijkerwijs van HS mocht verwachten dat de provisieregeling en de NDA ook betrekking hadden op zelfstandige onderdelen van het DV systeem buiten dat systeem om.
3.9
Tevens wordt verworpen de stelling van [appellante] dat de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid meebrengt dat de provisieregeling mede betrekking heeft op het veerblok. Zoals blijkt uit de samenwerkingsovereenkomst, meende [appellante] dat het door haar bedachte DV systeem kon worden ontwikkeld tot een commercieel interessant product voor HS. Dit is niet het geval gebleken (zoals ook blijkt uit 3.11 hierna). Wel hebben partijen vervolgens gezamenlijk gewerkt aan de ontwikkeling van andere producten zoals Triple S en het veerblok, maar niet is komen vast te staan dat ook deze andere producten door [appellante] zijn bedacht en ingebracht. Vast staat wel dat ook medewerkers van HS, in het bijzonder [medewerker HS], aan de ontwikkeling daarvan hebben bijgedragen en in de e-mail van 9 mei 2014 (zie onder 1.6) wijst [enig aandeelhouder] zelf op “ons” (niet: mijn) veerblok. De ontwikkeling van het veerblok is daarom niet gelijk te stellen aan die van het DV systeem. Ook moet in aanmerking worden genomen dat [appellante] een vergoeding voor haar (begeleidings)werkzaamheden ontving.
3.10
Uit het voorgaande volgt dat de grieven 2 tot en met 5 falen omdat naar het oordeel van het hof de provisieregeling en de NDA alleen betrekking hebben op het DV systeem. Daaruit vloeit voort dat ook grief 7 faalt; aangezien de NDA geen betrekking heeft op het veerblok, is HS ook geen boete verschuldigd ter zake van het tonen van het veerblok aan een derde (zie onder 1.6).
3.11
Grief 6 richt zich tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is van vermarkting van het DV systeem. Tussen partijen is niet in geschil dat het DV systeem is toegepast bij één klant van HS. In zoverre is sprake geweest van vermarkting en slaagt de grief. Dat leidt echter niet tot vernietiging van het bestreden vonnis. HS heeft reeds vóór de aanvang van de procedure in eerste aanleg € 84,- aangeboden in verband met de eenmalige vermarkting welk aanbod kennelijk niet is geaccepteerd. Volgens HS heeft overigens geen vermarkting plaatsgehad omdat het systeem voor de doelgroep van HS (deels) technisch niet mogelijk is en veel te duur in uitvoering. In het licht van dit verweer lag het op de weg van [appellante] te stellen en onderbouwen dat het DV systeem ook overigens door HS is of wordt vermarkt zodat HS ter zake (meer dan de aangeboden € 84,-) provisie verschuldigd is. Dit heeft [appellante] niet gedaan. Integendeel, [enig aandeelhouder] heeft zowel ter comparitie in eerste aanleg als in hoger beroep verklaard dat hij uiteindelijk maar heel kort c.q. nauwelijks aan het DV systeem heeft gewerkt en voorts dat het systeem nog niet is uitontwikkeld. Gelet op dit partijdebat moet het hof vaststellen dat - behoudens één verkoop ter zake waarvan provisie is aangeboden - geen vermarkting heeft plaatsgevonden of plaatsvindt zodat er geen grond is voor toewijzing van de vorderingen op dit punt.
3.12
Het hof gaat voorbij aan het bewijsaanbod van [appellante]. Voor zover [appellante] zijn stellingen al voldoende heeft onderbouwd (zodat op zichzelf aan bewijslevering kan worden toegekomen), bestaat die onderbouwing uit de verwijzing naar de teksten van diverse documenten en niet naar (andere) gedragingen of uitlatingen van personen die een ander licht op de bedoeling van partijen bij de samenwerkingsovereenkomst en/of NDA zouden kunnen werpen. In het bijzonder stelt [appellante] niet dat de door hem genoemde getuige [medewerker HS] iets zou kunnen verklaren over hetgeen partijen zijn overeengekomen. Een ter zake dienend en voldoende specifiek bewijsaanbod ontbreekt.
3.13
De eindconclusie is dat de grieven falen en dat het vonnis dient te worden bekrachtigd. [appellante] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het appel.
Beslissing
Het hof:
- bekrachtigt het vonnis van 13 januari 2016,
- veroordeelt [appellante] in de kosten van het hoger beroep, aan de zijde van HS tot op heden begroot op € 1.957,- aan verschotten en € 5.264,- aan salaris advocaat en op € 131,- aan nasalaris voor de advocaat, nog te verhogen met € 68,- indien niet binnen veertien dagen na aanschrijving in der minne aan dit arrest is voldaan en vervolgens betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, en bepaalt dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak dan wel, wat betreft het bedrag van € 68,-, na de datum van betekening, moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.E. Honée, A.D. Kiers-Becking en M.P.J. Ruijpers en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 januari 2017 in aanwezigheid van de griffier.