Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW
Einde inhoudsopgave
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.4.8.6.2:24.4.8.6.2 Handelingen van de vennoot jegens de vennootschap, anders dan als uiting van inbreng
Contractuele samenwerkingsverbanden in de BTW (FM nr. 133) 2009/24.4.8.6.2
24.4.8.6.2 Handelingen van de vennoot jegens de vennootschap, anders dan als uiting van inbreng
Documentgegevens:
A.J. van Doesum, datum 01-01-2009
- Datum
01-01-2009
- Auteur
A.J. van Doesum
- JCDI
JCDI:ADS369371:1
- Vakgebied(en)
Omzetbelasting (V)
Onbekend (V)
Omzetbelasting / Algemeen
Europees belastingrecht / Richtlijnen EU
Omzetbelasting / Aftrek en teruggaaf
Fiscaal ondernemingsrecht (V)
Omzetbelasting / Belastingplichtige en -schuldige
Ondernemingsrecht / Personenvennootschappen
Europees belastingrecht / Algemeen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
HvJ EG 27 januari 2000, nr. C-23/98 (Heerma), BNB 2000/297, r.o. 17.
HvJ EG 27 januari 2000, nr. C-23/98 (Heerma), BNB 2000/297, r.o. 18.
Zoals ik heb aangegeven in paragraaf 24.4.3, acht ik het criterium wel van belang in de onderlinge verhouding van de vennoten.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
In de zaak Heerma was het nog de vraag of een vennoot vereenzelvigd kon worden met de vennootschap waarvan hij deel uitmaakte. Het HvJ EG oordeelde dat een vennoot op eigen naam, voor eigen rekening en onder eigen verantwoordelijkheid kan handelen jegens zijn eigen vennootschap, ook indien hij tegelijkertijd de vennootschap beheert.1 Een vennoot is een van de vennootschap te onderscheiden entiteit, hetgeen met zich meebrengt dat er een rechtsbetrekking tussen beide kan bestaan. Deze rechtsbetrekking kan de grondslag van leveringen van goederen en diensten onder bezwarende titel van de vennoot jegens de vennootschap vormen.
Of een vennoot nu handelingen onder bezwarende titel jegens de vennootschap verricht, omdat zulks in de vennootschapsovereenkomst is bepaald, of dat hij op grond van een afzonderlijke overeenkomst dergelijke handelingen verricht, doet er mijns inziens niet toe.
Het HvJ EG overwoog in de zaak Heerma echter:
(...) bij de verhuur van een lichamelijke zaak aan de maatschap handelt de maat op eigen naam, voor eigen rekening en onder eigen verantwoordelijkheid, ook indien hij tegelijkertijd de maatschap die de zaak huurt, beheert. Deze verhuur valt immers niet onder het beheer of de vertegenwoordiging van de maatschap”.2
Het lijkt erop dat het HvJ EG aangeeft, dat wanneer een vennoot een handeling jegens de vennootschap verricht in het kader van het beheer of de vertegenwoordiging van een vennootschap, de handeling geen belastbare handeling is. Toch kan ik mij moeilijk voorstellen dat een onafhankelijke derde (belastingplichtige) die door een vennootschap tegen betaling van een vergoeding wordt ingeleend om namens de vennootschap verhuurcontracten met betrekking tot goederen te sluiten met de vennoten, geacht moet worden geen belastbare handelingen te verrichten. Zelfs wanneer één van de vennoten door de vennootschap wordt ingeleend om namens de vennootschap verhuurcontracten met betrekking tot goederen te sluiten met hemzelf en de overige vennoten, moet mijns inziens worden aangenomen dat de handelingen die de vennoot voor de vennootschap verricht, belastbare handelingen zijn. Het criterium van het beheer of de vertegenwoordiging van de vennootschap lijkt niet van belang te zijn in de verhouding tussen de vennoot en de vennootschap.3
Voorts lijkt het criterium van het handelen binnen het kader van het beheer en de vertegenwoordiging van een vennootschap een rol te spelen bij de beoordeling aan wie (vennoot of vennootschap) eventuele prestaties jegens derden moeten worden toegerekend (zie hierover paragraaf 24.4.3.2). Ik acht het juist dat, wanneer een vennoot jegens een derde handelt in het kader van het beheer en de vertegenwoordiging van zijn vennootschap, er een rechtsbetrekking in de zin van de btw ontstaat tussen de vennootschap en de derde. De vennoot handelt dan “als een orgaan” van de vennootschap. Hij vertegenwoordigt de vennootschap. Deze constatering heeft echter betrekking op een ander niveau van handelen. Het ziet op de verhouding met derden en niet op de onderlinge verhouding tussen de vennoot en de vennootschap. Op het moment dat een vennoot als orgaan van de vennootschap een handeling jegens een derde verricht, is er – naast de handeling van de vennootschap jegens die derde – een handeling van de vennoot jegens de vennootschap waarneembaar. Voor wat betreft de btw-gevolgen die daaraan moeten worden verbonden, is mijns inziens echter niet relevant of de vennoot in het kader van het beheer of de vertegenwoordiging (jegens een derde) handelt. Voor deze handelingen is mijns inziens enkel bepalend of zij ter uitvoering van de inbrengverplichting worden verricht en of zij onder bezwarende titel plaatsvinden.
De conclusie voor wat betreft handelingen tegen een vergoeding, die de vennoot anders dan als inbreng tegen deelneming in winst (en verlies) jegens de vennootschap verricht, luidt dan ook dat deze handelingen aan de heffing van btw zijn onderworpen, indien de vennoot een belastingplichtige is. Vanuit een strikt wetenschappelijk oogpunt is dit mijns inziens zelfs het geval indien de vergoeding voor deze handelingen wordt gesteld op een percentage van de winst (zie paragraaf 24.4.10.3). Slechts wanneer gezegd moet worden, dat de handelingen plaatsvinden als inbreng, dienen zij buiten het bereik van de btw te vallen (zie hiervoor, paragraaf 24.4.8).