Rb. Noord-Holland, 19-07-2019, nr. AWB - 16 , 4430
ECLI:NL:RBNHO:2019:6209, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Noord-Holland
- Datum
19-07-2019
- Zaaknummer
AWB - 16 _ 4430
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBNHO:2019:6209, Uitspraak, Rechtbank Noord-Holland, 19‑07‑2019; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHAMS:2021:2828, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Vindplaatsen
NLF 2019/1890 met annotatie van
Douanerechtspraak 2019/108
Uitspraak 19‑07‑2019
Inhoudsindicatie
Douane. Geen geloofwaardigheid bevindingen OLAF. Chinese oorsprong zonnepanelen niet aannemelijk.
Rechtbank noord-holland
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 16/4430
uitspraak van de meervoudige douanekamer van 19 juli 2019 in de zaak tussen
[X] B.V., gevestigd te [Z] , eiseres
(gemachtigde: mr. A.T.M. Jansen),
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, kantoor Arnhem, verweerder.
Procesverloop
Verweerder heeft met dagtekening 13 augustus 2015 aan eiseres een verzameluitnodiging tot betaling (hierna: de verzamel-utb) uitgereikt ten bedrage van € 8.515.978,12
(€ 7.006.983,53 aan definitieve antidumpingrechten en € 1.508.994,59 aan definitieve compenserende rechten).
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar gedagtekend 1 augustus 2016 de verzamel-utb verminderd met € 248.047,80 (€ 204.094,80 aan definitieve antidumpingrechten en € 43.953 aan definitieve compenserende rechten). Er is een proceskostenvergoeding toegekend van
€ 984.
Eiseres heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiseres heeft, na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, schriftelijk gerepliceerd, waarna verweerder schriftelijk heeft gedupliceerd.
Eiseres heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan verweerder.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 28 februari 2019 te Haarlem.
Namens eiseres is verschenen [A] , bijgestaan door de gemachtigde,
mr. [B] , mr. [C] en [D] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mrs. B.C. Brouwer en S. Enkelaar.
Overwegingen
Feiten
1. In de periode 12 mei tot en met 8 juli 2014 zijn, afwisselend door [A BEDRIJF] B.V. en [B BEDRIJF] B.V., in naam en voor rekening van eiseres in totaal 21 aangiften voor het brengen in het vrije verkeer gedaan van - kort gezegd - zonnepanelen met land van oorsprong en land van verzending Taiwan. De zonnepanelen zijn aangegeven onder Taric-code 8541 40 90 29. Bij elke aangifte is een niet-preferentieel Certificaat van Oorsprong overgelegd van de New Taipei City Chamber of Commerce met vermelding van [C BEDRIJF] (hierna: [C BEDRIJF] ), [D BEDRIJF] . Ltd (hierna: [D BEDRIJF] ), [E BEDRIJF] . Ltd (hierna: [E BEDRIJF] ), [F BEDRIJF] (hierna: [F BEDRIJF] ), [G BEDRIJF] (hierna: [G BEDRIJF] ) of [H BEDRIJF] . Ltd (hierna: [H BEDRIJF] ), allen gevestigd te Taiwan, als exporteur en eiseres als importeur van solar modules. Voorts bevinden zich bij de stukken facturen van [C BEDRIJF] , [D BEDRIJF] , [E BEDRIJF] , [F BEDRIJF] , [G BEDRIJF] dan wel [H BEDRIJF] aan eiseres voor de levering van solar modules. De bij elke aangifte behorende bescheiden vermelden de nummers van de containers waarin de desbetreffende solar modules van Taiwan naar Rotterdam zijn vervoerd.
2. In het missierapport van 21 april 2015 van het antifraudebureau van de Commissie (hierna: de OLAF) staat onder meer het volgende:
“(…)
1. Purpose of the mission
On 14.09.2014 (OLAF reference THOR(2014)24960) OLAF formally requested the Taiwanese authorities, via the Taipei Representative Office in Brussels, for assistance concerning the suspected transshipment of Chinese (People’s Republic of China) solar panels via Taiwan. By email dated 14.10.2014 (OLAF reference THOR(2014)28837) OLAF was informed by the Taipei Representative Office that the Bureau of Foreign Trade (hereafter BOFT) and Taiwanese Customs had agreed to meet the joint EU mission team from 17 to 21.11.2014. (…)
The objectives of the mission were:
1) the collection of the evidence on the suspected transshipments of Chinese solar panels via Taiwan which should be available at the Taiwanese Customs authorities;
2) the analysis of data from import and export databases held by Taiwanese Customs and the matching of this information with import data provided to OLAF by the Member States;
3) to visit a selection of Taiwanese companies that had been identified as suppliers of solar panels to EU importers in order to determine their role in these operations and to collect the necessary evidence of the suspected transshipment of Chinese panels via Taiwan territory.
2. Mission activities
(…)
The representatives of the BOFT confirmed that company visits had been arranged for the following five companies:
- [D BEDRIJF] . LTD (…)
-[C BEDRIJF] (…)
(…)
-[G BEDRIJF] Corp. (…).
It was further explained that the BOFT had contacted the company [E BEDRIJF] ., LTD (…) to agree on a visit of the joint EU mission team, but that the company had declined this proposal.
(...)
Taiwanese Customs confirmed the fact that no processing activities were permitted in the Free Trades Zones and that the import of Chinese solar modules and cells into Taiwan was strictly forbidden. Transshipment of such goods is allowed through free zones and bonded warehouses. The customs procedure to be followed is as follows:
(…)
-import into a bonded warehouse (storage in a logistics center): customs declaration L1
-export from a bonded warehouse: export declaration D5
(…).
3. Results
(…)
3.1.
General
On the occasion of a visit by Taiwanese Customs to OLAF between 24 and 27.11.2014 an excel file (including imports and exports) was handed over to OLAF that covers transshipment data (linked import-export records for the Free Trade Zone) (Annex 3). (…) Annex 3 is a detailed overview of the consignments imported from the PR China and the corresponding re-exports. The following details are mentioned in the original Taiwanese data:
Date of export declaration
Export declaration number
Customs regime
Country of destination
Taiwanese exporter
Buyer (destination)
HS code
Commodity description
Quantity, unit and weight
FOB Value
Export container number
Reference of import declaration (is obligatory in the export declaration and via this number the export is linked to the import)
Reference of import item
Date of import declaration
Taiwanese import declaration number
Customs regime
Country of origin
Chinese seller
Item
HS code
Commodity description
Quantity, unit and weight
Import container number
(…)”
3. Annex 3 bij het OLAF-rapport houdt onder meer in dat in april en mei 2014 in Taiwan exportaangiften (regime D5) zijn gedaan voor solar modules. De Taiwanese exporteurs zijn [C BEDRIJF] , [D BEDRIJF] en [E BEDRIJF] en de koper is telkens eiseres. Per uitvoeraangifte zijn de exportcontainernummers vermeld. Deze uitvoeraangiften zijn gekoppeld aan in april en mei 2014 gedane aangiften voor de invoer (regime L1) van zonnepanelen in Taiwan. Het in die invoeraangiften aangegeven land van oorsprong is telkens CN, de Chinese verkoper is telkens [I BEDRIJF] . Ltd. en de Taiwanese importeur is telkens [J BEDRIJF] . Ltd.
4. Op grond van de bevindingen van de OLAF heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de onderhavige zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn en de verzamel-utb uitgereikt aan eiseres.
Geschil 5. In geschil is of de verzamel-utb terecht is uitgereikt.
6. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder niet heeft voldaan aan zijn bewijslast. Het OLAF-rapport kan niet dienen als bewijs omdat de OLAF niet bevoegd was tot onderzoek in Taiwan. Daarnaast zijn de gegevens die ten grondslag liggen aan de overzichten die de OLAF van de Taiwanese douane heeft ontvangen niet controleerbaar en bevat het rapport veel onjuistheden, onvolledigheden en discrepanties. Bovendien blijkt uit de door eiseres overgelegde opinie van de Taiwanese advocate [E] , het door eiseres verrichte onderzoek naar de bewegingen van de schepen die de zonnepanelen vanuit China naar Taiwan zouden hebben vervoerd en de verklaringen van de Taiwanese leveranciers/producenten zoals opgenomen in de diverse Visit Reports dat de oorsprong van de onderhavige zonnepanelen niet China is.
7. Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij zich mag baseren op de constateringen zoals vastgelegd in het OLAF-rapport en de onderzoeksgegevens. Uit de
documenten waarop de L1- en de D5-procedure aan elkaar zijn gekoppeld en de gehele tracking van de containers, inclusief het tijdsverloop, blijkt dat de onderhavige zonnepanelen de oorsprong China hebben en hebben gehouden. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd erkend dat in een aantal gevallen de L1- en D5-gegevens niet goed zijn gematched en zich op het standpunt gesteld dat de utb’s voor de aangiften met de volgnummers [A NUMMER] en [B NUMMER] geheel dienen te vervallen en dat de utb voor de aangifte met volgnummer [C NUMMER] met 1/3 (eenderde) dient te worden verminderd.
8. Voor het overige verwijst de rechtbank naar de gedingstukken.
Relevante regelgeving
9. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1238/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van definitieve antidumpingrechten op fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief antidumpingrecht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-codes 8541 40 90 21 en 8541 40 90 29.
10. Op 6 december 2013 is in werking getreden Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 1239/2013 van de Raad van 2 december 2013 tot instelling van een definitief compenserend recht op de invoer van fotovoltaïsche modules van kristallijn silicium en de belangrijkste componenten daarvan (cellen), van oorsprong uit of verzonden uit de Volksrepubliek China. Het definitief compenserend recht is onder meer ingesteld op goederen die worden ingedeeld onder Taric-codes 8541 40 90 21 en 8541 40 90 29.
Beoordeling van het geschil
11. Gelet op het ter zitting door verweerder ingenomen standpunt dient de verzamel-utb te worden verminderd en het beroep gegrond te worden verklaard. De rechtbank zal in het navolgende beoordelen of de verzamel-utb voor het overige in stand kan blijven.
12. Aangezien verweerder wenst af te wijken van de aangiften rust op hem de bewijslast om aannemelijk te maken dat de zonnepanelen van Chinese oorsprong zijn (vgl. Gerechtshof Amsterdam 22 december 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:5574).
13. Het terzijde stellen van de bevindingen van een onderzoeksmissie door de OLAF is dusdanig ingrijpend, dat dit in het algemeen slechts gerechtvaardigd zal zijn indien de door eiseres aangevoerde grieven tegen de bevindingen van de onderzoeksmissie van de OLAF dermate ernstig zijn, dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van de OLAF (meer) kan worden toegekend. In dat verband overweegt de rechtbank als volgt.
14. Annex 3 bij het OLAF-rapport, waarin de L1- en de D5-aangiften aan elkaar zijn gekoppeld, vormt de kern van het bewijs waarop verweerder zijn standpunt baseert dat de zonnepanelen de oorsprong China hebben. Gaandeweg de procedure hebben er evenwel aanvullingen en correcties op annex 3 plaatsgevonden. Met betrekking tot de aangifte met volgnummer [A NUMMER] is in annex 3 bij het OLAF-rapport van 21 april 2015 een D5-uitvoeraangifte van 8 mei 2014 gekoppeld aan een L1-invoeraangifte van 12 mei 2014. Verweerder heeft in de uitspraak op bezwaar opgemerkt dat de match kennelijk onjuist was en verwezen naar een bijlage die de OLAF bij brief van 26 mei 2015 uit Taiwan heeft ontvangen en waarin de datum van de betreffende L1-invoeraangifte 5 mei 2014 is. In de brief van 26 mei 2015 wordt deze wijziging niet toegelicht en ter zitting heeft verweerder desgevraagd evenmin kunnen uitleggen hoe het kan dat de L1-invoeraangifte opeens een week eerder zou hebben plaatsgevonden. Ter zitting van de rechtbank heeft verweerder erkend dat de match die in annex 3 voor de aangifte met het volgnummer [A NUMMER] is gemaakt tussen de L1- en de D5-aangiften ook na wijziging van de datum van de L1-invoeraangifte nog steeds niet klopt, omdat in de D5-uitvoeraangifte wordt verwezen naar het referentienummer van een andere L1-invoeraangifte dan de L1-invoeraangifte waarmee de match is gemaakt. Ook voor de aangifte met volgnummer [B NUMMER] heeft verweerder ter zitting erkend dat er geen match kan worden gemaakt, omdat er noch in de L1-aangifte noch in de D5-aangifte een importreferentienummer is genoemd.
15. De gegevens die de Taiwanese douane aan de OLAF heeft versterkt, houden voorts in dat de onderhavige zonnepanelen vanuit China naar Taiwan zijn vervoerd met de schepen [A SCHIP] , [B SCHIP] en [C SCHIP] . Aangezien de zonnepanelen zijn verkocht door [I BEDRIJF] . Ltd. en dat bedrijf gevestigd is in Ningbo (China) zou het, indien de zonnepanelen in China zouden zijn geproduceerd, voor de hand liggen dat de zonnepanelen vanuit de haven van Ningbo naar Taiwan zijn verscheept. Verweerder heeft dat ter zitting desgevraagd bevestigd.
16. Eiseres heeft voor onder meer de schepen [A SCHIP] (thans genaamd [A SCHIP] ), [B SCHIP] en [C SCHIP] overzichten met scheepsbewegingen overgelegd die zij via Vesselfinder heeft verkregen. Vesselfinder baseert zich op gegevens die via het Automatic Identification System, een geautomatiseerd tracking systeem dat gebruik maakt van elektronische transponders op schepen, worden verzameld. De positie van de schepen wordt onder meer weergegeven aan de hand van de lengte- en breedtegraad.
17. De rechtbank stelt voorop dat verweerder onvoldoende gemotiveerd heeft betwist dat de gegevens die eiseres heeft overgelegd over de [A SCHIP] betrekking hebben op de [A SCHIP] en niet heeft betwist dat de gegevens over de lengte- en breedtegraad waar de drie hiervoor genoemde schepen zich bevonden zijn ontleend aan de transponders van die schepen en de werkelijke positie van die schepen weergeven. In hetgeen verweerder heeft aangevoerd ter betwisting van de betrouwbaarheid van de door eiseres overgelegde scheepsbewegingen ziet de rechtbank, mede gelet op de door eiseres ter zitting gegeven toelichting, geen reden om die gegevens terzijde te stellen.
18. De rechtbank heeft middels het raadplegen van openbare bronnen via internet vastgesteld dat Ningbo (China) op lengtegraad 29.8149278, breedtegraad 121.514255 ligt. Uit de door eiseres overgelegde transpondergegevens blijkt dat geen van de schepen waarmee de onderhavige zonnepanelen volgens de gegevens van de Taiwanese douane naar Taiwan zijn vervoerd voorafgaand aan de in april/mei 2014 gedane L1-invoeraangiften de haven van Ningbo heeft aangedaan.
19. Aangezien de door eiseres overgelegde scheepsbewegingen ontkrachten dat de onderhavige zonnepanelen vanuit Ningbo (China) naar Taiwan zijn verscheept, is de rechtbank van oordeel dat geen geloofwaardigheid aan de bevindingen van de OLAF kan worden toegekend. Verweerder heeft daarom niet aannemelijk gemaakt dat de onderhavige zonnepanelen de oorsprong China hebben. Dat blijkens hetgeen hiervoor onder 14 is overwogen de datum van een invoeraangifte zonder enige toelichting een week is vervroegd zodat de invoer wel voorafgaand aan de uitvoer heeft plaatsgevonden en er twee L1-invoeraangiften ten onrechte zijn gematched aan D5-uitvoeraangiften, vormt op zichzelf geen reden om de bevindingen van de OLAF geheel ter zijde te stellen, maar sterken de rechtbank in dit geval wel in haar oordeel dat de bevindingen van de OLAF ernstig in twijfel moeten worden getrokken.
20. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep gegrond te worden verklaard en behoeven de overige door eiseres aangevoerde grieven geen bespreking omdat zij daardoor niet in een fiscaal gunstiger positie kan komen.
Proceskosten
21. Eiseres heeft verzocht verweerder te veroordelen in de integrale proceskosten voor bezwaar en beroep.
22. Op grond van artikel 2, derde lid, van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) kan in bijzondere omstandigheden bij een veroordeling in de kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand een van de in de bijlagen bij het Besluit opgenomen forfaitaire tarief afwijkende vergoeding worden vastgesteld. Daarvoor is grond indien het bestuursorgaan het verwijt treft dat het een beschikking neemt of een uitspraak doet of in rechte handhaaft, terwijl op dat moment duidelijk is dat die beschikking of uitspraak in een daartegen ingestelde procedure geen stand zal houden (vgl. HR 13 april 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA2802). Daarnaast kan ook in andere gevallen aanleiding bestaan om, alle omstandigheden van het geval in aanmerking nemend, af te wijken van de forfaitaire bedragen van het Besluit. Een dergelijke situatie kan zich voordoen indien de inspecteur bij het opleggen van een naheffingsaanslag in vergaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld (vgl. HR 4 februari 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2975).
23. Het is aan eiseres om de feiten en omstandigheden te stellen die het oordeel rechtvaardigen dat sprake is van een bijzondere omstandigheid. Eiseres heeft daartoe aangevoerd dat verweerder tegen beter weten in de verzamel-utb heeft opgelegd. Ze heeft verweerder meermalen geattendeerd op onjuistheden en onvolkomenheden in het OLAF-rapport maar verweerder heeft geen onderzoek verricht naar de juistheid van de door eiseres aangevoerde argumenten. Eiseres heeft daardoor zelf aanzienlijke kosten moeten maken.
24. De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden gezegd dat voor verweerder ten tijde van het uitreiken van de verzamel-utb en/of het doen van de uitspraak op bezwaar al duidelijk had moeten zijn dat die utb en/of die uitspraak geen stand zullen houden. Pas de door eiseres bij brief van 15 februari 2019 overgelegde gegevens, in het bijzonder de scheepsbewegingen, en de daarop ter zitting gegeven toelichting hebben ernstige twijfels doen ontstaan over de juistheid van de bevindingen van de OLAF aangaande de Chinese oorsprong van de onderhavige zonnepanelen. De hiervoor onder 14 gesignaleerde onvolkomenheden rechtvaardigen op zichzelf niet de conclusie dat verweerder dusdanig onzorgvuldig heeft gehandeld dat dat een reden is voor een hogere dan een forfaitaire proceskostenvergoeding.
25. De rechtbank zal verweerder wel op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht (hierna: het Besluit) veroordelen in door eiseres gemaakte proceskosten.
In bezwaar heeft verweerder op grond van het Besluit reeds een proceskostenvergoeding voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand toegekend van € 984 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 246 en een wegingsfactor 2 voor het gewicht van de zaak). De rechtbank laat de uitspraak op bezwaar in zoverre in stand.
De rechtbank stelt op grond van het Besluit de kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep vast op € 2.560 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 0,5 punt voor repliek, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 512 en een wegingsfactor 2 voor het gewicht van de zaak). Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, behoudens de vermindering van de definitieve antidumpingrechten, de vermindering van de definitieve compenserende rechten en de toegekende proceskostenvergoeding van € 984;
- vernietigt de verzamel-utb, voor zover die in de uitspraak op bezwaar is gehandhaafd;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.560;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 334 aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H.L.C. Bijvoet, voorzitter, mr. F. Kleefmann en mr. W.M.C. Schipper, leden, in aanwezigheid van mr. S. Plesman-Jalink, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2019.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na verzending hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312,
1000 BH Amsterdam.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.