Einde inhoudsopgave
Artikel 6 EVRM en de civiele procedure (BPP nr. 10) 2008/5.4.4
5.4.4 De op het spel staande belangen van betrokkene(n)
Mr. P. Smits, datum 06-03-2008
- Datum
06-03-2008
- Auteur
Mr. P. Smits
- JCDI
JCDI:ADS300099:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
EHRM 29 mei 1986, Deumeland, serie A, vol 100, § 90, waar het Europees Hof constateert dat in socialezekerheidszaken 'particular diligence' van de zijde van de rechterlijke instanties vereist is. Hetzelfde geldt volgens Commissie en Hof voor arbeidszaken (EHRM 28 juni 1990, Obermeier, serie A, vol 179, § 72; opinie ECRM in dezelfde zaak, p. 38, § 220; EHRM 24 mei 1991, Caleffi, serie A, vol 206-b, § 17 en EHRM 24 mei 1991, Vocaturo, serie A, vol 206-c, § 17, alsmede de zaken die zijn opgenomen in serie A, vol 228-a t/m e en die alle betrekking hebben op pensioenaanspraken van (gewezen) werknemers; vgl. tevens EHRM 26 februari 1993, Trevisan, serie A, vol 257-f, § 18). Zie ook EHRM 29 maart 1989, Bock, serie A, vol 150, § 49, waar voortvarendheid wordt geëist in 'cases concerning civil status and capacity' (bij een vaderschapsactie bijvoorbeeld, vgl. EHRM 7 februari 2002, Mikulic, 53176/99). Het Hof komt tot eenzelfde oordeel ten aanzien van schadevergoedingsacties van verkeersslachtoffers (vgl. EHRM 23 maart 1994, Silva Pontes, serie A, vol 286-A, § 39) en ten aanzien van schadevergoedingsacties van met het hiv-virus besmette patiënten, gezien hun beperkte levensverwachting (zie de in par. 5.7 hieronder opgenomen uitspraken). Ook geschillen over omgangsregelingen moeten met de nodige voortvarendheid behandeld worden; zie EHRM 2 december 2004, L.P. Berchy alias S. Durham, 15666/02, NJ 2005, 509 (SW).
In EHRM 13 juli 1983, Zimmermann en Steiner, serie A, vol 66, § 24, spreekt het Hof van 'what is at stake for the former (applicants, P.S.)'. In EHRM 27 november 1992, 011son, serie A, vol 250, 104, neemt het Hof in ogenschouw dat 'there is no doubt that the outcome of the proceedings in issue affected, in a decisive manner, the exercise by the applicants of an essential aspect of their rights in respect of the custody of the children'. Zie eveneens o.a. EHRM 23 september 1994, Hokkanen, serie A, vol 299-a.
Een voorbeeld biedt EHRM 4 april 2000, Dewicka, 38670/97, § 55 e.v.: de hoge leeftijd van klaagster, haar handicap en het feit dat de uitkomst van de zaak cruciaal was voor haar om contacten met de buitenwereld te onderhouden, hadden de Poolse rechter tot een gezwindere uitspraak omtrent het door haar aanhangig gemaakte geschil over een telefoonaansluiting moeten aanzetten.
Jansen (2000), p. 152. Zie ook EHRM 8 juni 2006, Sörmeli, 75529101. Een toepassing naar Nederlands recht vormt Gem. Hof Ned. Antillen en Aruba 24 oktober 2000, Gonzales/Nederex ca., NJ 2001, 114, waarin werd geoordeeld dat het geschil betrekking hebben op een ernstig ongeval van een ingeleende arbeidskracht veel te lang had geduurd, hetgeen een schending van art. 6 EVRM opleverde. In EHRM 2 december 2004, L.P. Berchy alias S. Durham, 15666/02, NJ 2005, 509 (SW), werd het Hof Den Bosch - in een zaak betreffende een omgangsregeling die bijna drie jaar en negen maanden duurde - door het Europees Hof echter gesauveerd.
Lawson en Teuben (2004), p. 162, onder verwijzing naar EHRM 3 oktober 2002, Weer, NJ B 2002, p. 2101, nr. 50, 30.
De wrongful birth-zaak betreft HR 21 februari 1997, NJ 1999, 145, waarin reeds de uitgebreide en bijna emotionele conclusie van A-G Vranken aangeeft dat deze kwestie raakt aan de wortels van het recht en dus niet anders dan diepgravend kan worden benaderd. HR 18 maart 2005, NJ 2006, 606 (JBMV) betreft het 'wrongful life'.
Hoeveel spoed bij de afwikkeling van een zaak betracht moet worden door de rechterlijke autoriteiten is door het Europees Hof in de loop der tijd steeds vaker óók afhankelijk gesteld van de soort zaak1 en van de belangen die er voor (één van) partijen op het spel staan.2
Zelfs relatief triviale geschillen kunnen daardoor vanwege de omstandigheden voor de betrokkene tot de conclusie nopen dat extra spoed met de afhandeling geboden is.3
Jansen vat deze categorie als volgt samen: extra spoed is aangewezen wanneer basisnotities van onze maatschappij in het gedrang komen (vrijheid van beweging, werk, inkomen, gezondheid, 'family-life').4 Lawson en Teuben wijzen tegelijkertijd op de variant van deze regel in de Straatsburgse jurisprudentie. Zo overwoog het Europees Hof in enkele zaken dat het, gezien de inzet van de procedure, noch in het belang van de betrokkene, noch in het algemeen belang was dat de beslissing overhaast zou worden genomen.5 Vertaald naar een voorbeeld uit de Nederlandse rechtspraak betekent dit: een 'wrongful birth'-zaak of een 'wrongful life'-zaak als die van baby Kelly behoeft grondige rechterlijke reflectie en kan niet 'zomaar' tot een uitspraak leiden, noch in het belang van de betrokkene, noch in het algemeen belang.6