type: eBcoll: LO
Rb. Amsterdam, 29-04-2020, nr. C/13/680367 / KG ZA 20-191
ECLI:NL:RBAMS:2020:2414
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
29-04-2020
- Zaaknummer
C/13/680367 / KG ZA 20-191
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2020:2414, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 29‑04‑2020; (Kort geding)
Hoger beroep: ECLI:NL:RVS:2021:1101
- Vindplaatsen
JHV 2020/19 met annotatie van Machielse, A.
Uitspraak 29‑04‑2020
Inhoudsindicatie
Een huurder van Eigen Haard moet van de rechter zijn woning ontruimen ondanks de geldende coronamaatregelen, omdat hij daar een hennepplantage had met 80 planten.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/680367 / KG ZA 20-191 HH/EB
Vonnis in kort geding van 29 april 2020
in de zaak van
de stichting
WONINGSTICHTING EIGEN HAARD,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 3 maart 2020,
advocaat mr. M.G. Blokziel te Almere,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R.G.J. van Ommeren te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Eigen Haard en [gedaagde] worden genoemd.
1. De procedure
In verband met het coronavirus zijn de rechtbanken per 17 maart 2020 gesloten. Om de rechtszoekenden tegemoet te komen is besloten hen de mogelijkheid te bieden een verkorte schriftelijke procedure te volgen. Partijen hebben van deze mogelijkheid gebruik gemaakt. Daarbij is de procedure “Tijdelijke afwijkende regeling voor kort gedingen rechtbank handel/familie vanwege de bijzondere omstandigheden door de corona-crisis” gevolgd.
Eigen Haard heeft bij dagvaarding met producties gevorderd als onder 3.1 vermeld. Op 2 april 2020 heeft [gedaagde] een conclusie van antwoord met producties ingediend en op 3 april 2020 een aanvullende productie. Op 8 april 2020 heeft Eigen Haard een conclusie van repliek ingediend en op 14 april 2020 [gedaagde] een conclusie van dupliek, met daarbij een verklaring van [gedaagde] . Hij was in de instructie uitgenodigd om, als hij dat zou willen, zijn verhaal op te schrijven en met de dupliek mee te sturen. Vonnis is bepaald op vandaag.
2. De feiten
2.1.
Met ingang van 7 juli 2011 huurt [gedaagde] van Eigen Haard de sociale huurwoning aan de [adres] . Op de huurovereenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing. Op grond van artikel 10.5 van die algemene voorwaarden is het [gedaagde] niet toegestaan in de woning activiteiten te verrichten die strafbaar zijn op grond van de (Opium)wet.
2.2.
Op 7 januari 2020 heeft de politie een inval gedaan in de woning. In de slaapkamer van de woning is een hennepplantage aangetroffen, meer concreet een kweekruimte van ongeveer vier bij drie meter, tachtig hennepplanten, zestien assimilatielampen met voorschakelapparatuur, een afzuiginstallatie, een dompelpomp en een OptiClimate. Geconstateerd is dat illegaal stroom werd afgetapt ten behoeve van de plantage.
2.3.
Op 28 januari 2020 is [gedaagde] op uitnodiging van Eigen Haard verschenen voor een bespreking op haar kantoor. Zijn broer was met hem meegekomen. Volgens het door Eigen Haard opgemaakte gespreksverslag heeft [gedaagde] tijdens het gesprek toegegeven onder de invloed van middelen te zijn, en heeft zijn broer gezegd dat [gedaagde] al jaren een flink verslavingsprobleem heeft. De medewerker van Eigen Haard heeft [gedaagde] gevraagd naar de aanwezigheid van kinderspeelgoed, foto’s van kinderen en een kindertandenborstel en -tandpasta in de woning. [gedaagde] heeft daarop geantwoord dat hij zijn kinderen niet meer ziet omdat zij van hun moeder niet meer bij hem mogen komen in verband met zijn verslavingsproblematiek.
2.4.
Bij brief van 29 januari 2020 heeft Eigen Haard [gedaagde] gesommeerd de huur op te zeggen. Daarop is geen reactie gekomen.
2.5.
[gedaagde] staat op de wachtlijst voor een behandeling bij Jellinek.
3. Het geschil
3.1.
Eigen Haard vordert, kort gezegd, [gedaagde] te veroordelen de woning te ontruimen en haar te machtigen die ontruiming zo nodig met behulp van de sterke arm te bewerkstelligen, op kosten van [gedaagde] , en hem te veroordelen in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met rente.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1.
[gedaagde] meent dat Eigen Haard in plaats van de voorzieningenrechter de kantonrechter had moeten aanzoeken, omdat die absoluut bevoegd is kennis te nemen van vorderingen over huurovereenkomsten. De bevoegdheid van de kantonrechter is echter niet exclusief. De voorzieningenrechter is eveneens bevoegd kennis te nemen van de vordering. Bij de proceskostenveroordeling kan rekening worden gehouden met de keuze van Eigen Haard voor de (duurdere) procedure bij de voorzieningenrechter. Er is dan ook geen reden om de zaak te verwijzen naar de kantonrechter, zoals [gedaagde] verzoekt.
4.2.
In een kort geding kan een vordering tot ontruiming worden toegewezen als voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering ook zal toewijzen, ende eisende partij de uitkomst van een bodemprocedure niet kan afwachten.
4.3.
[gedaagde] betwist niet dat er een hennepplantage in de woning was. Hij voert aan dat hij door zijn verslaving en de daarmee gepaard gaande afhankelijkheid geen weerstand heeft kunnen bieden aan druk van derden. Een derde heeft hem op enig moment beloofd vijf wietplanten voor hem in zijn woning te zullen installeren, maar heeft er in plaats daarvan een wietplantage ingericht. [gedaagde] voert verder aan dat de plantage er te kort heeft gestaan om te kunnen oogsten, dat hij volledig heeft meegewerkt aan het onderzoek van de politie en dat hij zich niet bewust was van de gevolgen en de hoeveelheid planten die zijn aangetroffen. Hij heeft spijt van de beslissingen die hij heeft genomen en heeft hulp gezocht om van zijn verslaving af te komen.
4.4.
Het hebben van een hennepplantage in de woning is niet voor niets verboden in de algemene huurvoorwaarden. Dit is een zeer onwenselijke praktijk, vanwege de overlast die gepaard gaat met dergelijke plantages, de verloedering van de woonomgeving en vooral ook de gevaarzetting die met zo’n plantage gepaard gaat. De illegale aftap van stroom geeft een groot risico op overbelasting van het elektriciteitsnetwerk en daarmee op brand als gevolg van kortsluiting. [gedaagde] heeft zonder meer in strijd met de huurovereenkomst gehandeld door de hennepplantage in zijn woning te dulden. Hij is als huurder verantwoordelijk voor de activiteiten in de woning. Deze tekortkoming in de nakoming van zijn verplichtingen jegens Eigen Haard is zo ernstig dat voorshands aannemelijk is dat de huurovereenkomst door de bodemrechter zal worden ontbonden.
4.5.
Eigen Haard heeft een spoedeisend belang bij haar vordering, omdat het gaat om misbruik van een schaarse sociale huurwoning en bovendien gevaar voor herhaling bestaat, gelet op de eigen verklaring van [gedaagde] dat hij geen weerstand kan bieden als gevolg van zijn afhankelijkheid. [gedaagde] heeft een beroep gedaan op een toezegging van de regering dat er gedurende de lock-down geen ontruimingen moeten worden uitgevoerd. Die toezegging is echter genuanceerd. Gedurende deze crisisperiode worden gedwongen ontruimingen uitgesteld, maar dat geldt niet indien er sprake is van criminele activiteiten of extreme overlast. Het houden van een professionele hennepplantage in huis is een criminele activiteit.
4.6.
[gedaagde] heeft verzocht om aan ontruiming de voorwaarde te verbinden dat Eigen Haard hem begeleidt naar alternatieve huisvestiging die aansluit bij wat hij nodig heeft, namelijk voldoende mate van toezicht op zijn handel en wandel maar met voldoende eigen leefruimte en privacy. Dat verzoek wordt afgewezen. Het is goed dat [gedaagde] inziet dat hij hulp nodig heeft, maar de verantwoordelijkheid van Eigen Haard als sociale verhuurder strekt niet zo ver dat zij alternatieve huisvesting met passende zorg voor [gedaagde] hoeft te regelen. Voorshands is aannemelijk dat een toewijzend ontruimingsvonnis een opname bij Jellinek zal bespoedigen. In ieder geval zal hij naar verwachting tot die opname in de maatschappelijke opvang terecht kunnen. De medische toestand van [gedaagde] is onvoldoende reden om ontruiming te verbieden of daaraan voorwaarden te verbinden. Dat zijn huisarts een (dreigende) ontruiming zeer ongewenst vindt in verband met die medische toestand, leidt niet tot een ander oordeel.
4.7.
De slotsom is dat de ontruimingsvordering zal worden toegewezen. Wel zal de ontruimingstermijn worden verlengd tot acht dagen.
4.8.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Wel zullen die kosten worden begroot conform het kantonrechterstarief, omdat Eigen Haard ook had kunnen kiezen voor de goedkopere procedure bij de kantonrechter. De kosten aan de zijde van Eigen Haard worden begroot op:
- dagvaarding € 105,09
- griffierecht 124,00
- salaris advocaat 180,00
Totaal € 409,09
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen acht dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde aan de [adres] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken tenzij deze zaken van Eigen Haard zijn, en de sleutels af te geven aan Eigen Haard, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 e.v. jo. 444 Rv bepaalde,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] , indien hij niet vrijwillig aan de hiervoor gegeven veroordeling tot ontruiming voldoet en Eigen Haard de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder zelf bewerkstelligt, aan Eigen Haard de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Eigen Haard tot op heden begroot op € 409,09, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van veertien dagen na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 82,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Hoogeveen, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. E. van Bennekom, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2020.1.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 29‑04‑2020