RvdW 2021/522
Herzieningszaak Arnhemse Villamoord i (1998). Novum in de vorm van de intrekking van de (bekennende en voor de (destijds) medeverdachten belastende) getuigenverklaring van een van de veroordeelde personen? HR zet juridisch kader uiteen en herhaalt relevante overweging uit HR 29 april 1997, NJ 1997/668 dat aanvrager aannemelijk moet maken dat en waarom een getuige van zijn belastende verklaringen terugkomt. De bij de aanvraag overgelegde verklaringen wekken, tegen de achtergrond van de bewijsvoering van het hof, niet het voor het buitengewone rechtsmiddel van herziening vereiste ernstige vermoeden a.b.i. art. 457 lid 1 aanhef sub c Sv. Daaruit volgt dat de aanvraag ongegrond is en o.g.v. art. 470 Sv moet worden afgewezen. Samenhang met 7 andere herzieningen.
HR 20-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:631
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
20 april 2021
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, E.S.G.N.A.I. van de Griend, A.L.J. van Strien, M.J. Borgers, M. Kuijer
- Zaaknummer
20/01228
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Rechtsmiddelen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:631, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 20‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:70, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑02‑2021
Essentie
Herzieningszaak Arnhemse Villamoord i (1998). Novum in de vorm van de intrekking van de (bekennende en voor de (destijds) medeverdachten belastende) getuigenverklaring van een van de veroordeelde personen? HR zet juridisch kader uiteen en herhaalt relevante overweging uit HR 29 april 1997, NJ 1997/668 dat aanvrager aannemelijk moet maken dat en waarom een getuige van zijn belastende verklaringen terugkomt. De bij de aanvraag overgelegde verklaringen wekken, tegen de achtergrond van de bewijsvoering van het hof, niet het voor het buitengewone rechtsmiddel van herziening vereiste ernstige vermoeden a.b.i. art. 457 lid 1 aanhef sub ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.