NJ 2005, 420
Weigering een (nationale) etnische groepering te erkennen. Geen schending artikel 11.
EHRM 17-02-2004, ECLI:NL:XX:2004:AO7372, m.nt. E.A. Alkema
- Instantie
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
- Datum
17 februari 2004
- Magistraten
L. Wildhaber, C.L. Rozakis, J.-P. Costa, G. Ress, G. Bonello, P. Kûris, V. Stráznická, C. Bîrsan, J. Casadevall, B. Zupancic, H.S. Greve, E. Levits, A. Kovler, A. Mularoni, E. Steiner, S. Pavlovschi, L. Carlicki
- Zaaknummer
44158/98
- Noot
E.A. Alkema
- LJN
AO7372
- JCDI
JCDI:ADS146621:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Staatsrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:XX:2004:AO7372, Uitspraak, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, 17‑02‑2004
- Wetingang
EVRM art. 11
Essentie
Weigering een (nationale) etnische groepering te erkennen. Geen schending artikel 11.
Samenvatting
Het feit dat een wettelijke definitie van het begrip ‘nationale minderheid’ ontbreekt en dat de gerechten bijgevolg een relatief grote discretionaire bevoegdheid hebben om te bepalen welke criteria daarbij van belang zijn, betekent niet dat de desbetreffende wetgeving onvoldoende specifiek was om het gedrag van klagers te reguleren (grote kamer: § 69–71).
De weigering van de Poolse gerechten om de organisatie te registreren was mede gebaseerd op de gevolgen die deze erkenning zou (kunnen) hebben voor andere etnische groeperingen in Polen. Aldus streefde de aangevochten maatregel een ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.