Rechtbank Middelburg 21 mei 2010, ECLI:NL:RBMID:2010:BM6806.
Hof Den Haag, 27-01-2015, nr. 22-004770-13, nr. 10-960019-12
ECLI:NL:GHDHA:2015:83
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
27-01-2015
- Zaaknummer
22-004770-13
10-960019-12
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2015:83, Uitspraak, Hof Den Haag, 27‑01‑2015; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2016:1011, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
UDH:IR/12229 met annotatie van Onder redactie van Tina van der Linden-Smith, met medewerking van Kea de Raaij
Uitspraak 27‑01‑2015
Inhoudsindicatie
Uitleg juridisch kader inzake art. 134a Sr; Veroordeling ter zake van -onder andere- opzettelijk zich middelen verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf en zich daartoe kennis en vaardigheden verwerven.
Partij(en)
Rolnummer: 22-004770-13
Parketnummer: 10-960019-12
Datum uitspraak: 27 januari 2015
TEGENSPRAAK
GERECHTSHOF DEN HAAG
meervoudige kamer voor strafzaken
ARREST
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van
de rechtbank te Rotterdam van 23 oktober 2013 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
Inhoudsopgave
1. Onderzoek van de zaak
2. Procesgang
3. Omvang van het hoger beroep
4. Het vonnis waarvan beroep
5. Tenlastelegging
6. Bewezenverklaring
7. Bewijsvoering
8. Strafbaarheid van het onder 1A bewezenverklaarde feit
8.1. Achtergrond
8.2. Juridisch kader inzake art. 134a Sr
8.2.1. Algemene opmerkingen
8.2.2. Het begrip training
8.2.3. Deelnemen aan training
8.2.4. Meewerken aan training
8.2.5. Oogmerk en opzet
8.2.6. Terroristisch misdrijf / misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf
8.2.7. Zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen (trachten te) verschaffen
8.3. Beoordeling van het onder 1A bewezenverklaarde feit
8.3.1. Deelnemen aan training
8.3.2. Opzet op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden
8.3.3. Medeplichtigheid los van trainingselement?
8.3.4. Geen deelname aan training (bewezenverklaarde handelingen D t/m J)
8.3.5. Geen meewerken aan training (bewezenverklaarde handeling onder E)
8.3.6. Slotsom ten aanzien van het onder 1A bewezenverklaarde feit
9. Strafbaarheid van het onder 1B bewezenverklaarde feit
10. Kwalificatie van de onder 1A en 1B bewezenverklaarde feiten
11. Strafbaarheid van de verdachte
12. Straftoemeting
12.1. De vordering van de advocaat-generaal
12.2. Strafbepaling ex art. 423 lid 4 Sv
12.3. De strafmotivering
12.4. De straf
13. In beslag genomen voorwerpen
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
15. BESLISSING
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 15 december 2014 en 13 januari 2015.
2. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1A ten laste gelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1B en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Voorts is beslist omtrent het inbeslaggenomene als vermeld in het vonnis.
De officier van justitie heeft op 4 november 2013 hoger beroep tegen het vonnis ingesteld.
3. Omvang van het hoger beroep
De officier van justitie heeft, blijkens de appelakte, onbeperkt hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank ingesteld.
Blijkens de akte intrekking d.d. 1 december 2014 heeft de advocaat-generaal het hoger beroep ten aanzien van feit 2 ingetrokken. Het hoger beroep is dus niet gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep genomen beslissingen ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde.
Het voorgaande brengt mee, dat het hof - nu in eerste aanleg ter zake van het onder 1B en 2 bewezen verklaarde één hoofdstraf is uitgesproken - op grond van art. 423, vierde lid, van het Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) alsnog een hoofdstraf voor het in eerste aanleg onder 2 bewezen verklaarde zal bepalen.
Waar hierna wordt gesproken van "de zaak" of "het vonnis", wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis voor zover op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof onderworpen.
4. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
5. Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - ten laste gelegd dat:
1.
A. hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2012 tot en met 13 maart 2012
en/of in op omstreeks de periode van 25 mei 2012 tot en met 13 juni 2013
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
- zich en/of (een) ander(en] gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen; en/of
- kennis en/of vaardigheden heeft verworven en/of (een] ander(en) heeft bijgebracht;
tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf te weten:
opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen met een terroristisch oogmerk, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, en/of
- deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven en/of
- moord met een terroristisch oogmerk en/of
- doodslag met een terroristisch oogmerk en/of
- opzettelijk een gebouw of getimmerte vernielen en/of beschadigen met een terroristisch oogmerk, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen
- een of meerdere website(s) bezocht en/of (vervolgens) zoekvragen gesteld over ‘homemade bombs and explosives’ (te weten www.bombshock.com, en/of www.pyronfo.com) en/of over ‘action man detonator’ (te weten www.Ebay.com) en over ‘how to make flashpowder’ (te weten www.metacafe.com en/of
- tien (10) meter ontstekingslont en/of één (1) kilogram aluminiumpoeder en/of een gasfles(je) aangeschaft, althans één of meer (grondstoffen voor) materia(a)l(en) geschikt om (samen met andere materialen) een ontploffing teweeg te brengen en/of voornoemde voorwerpen laten afleveren op zijn, verdachtes, verblijfplaats; en/of
- 10 DVD’s en/of gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop o.a. informatie over het maken van explosieven) en/of
- een of meerdere website(s) bezocht waarop informatie over de Jihad en/of martelaarschap en/of de gewapende strijd wordt gedeeld (te weten www.islamicawakening.com en/of http://behind-bars.net) en/of
- ( vervolgens) op voornoemde website(s) een of meer film(s) geplaatst (inhoudende het plegen van aanslagen) en/of (vervolgens) een discussie gestart op het forum van die website(s) over de Jihad;
- een of meerdere website(s) bezocht waarop informatie wordt gedeeld over reizen naar en/of visumaanvragen voor Jemen en/of Saudi-Arabië en/of Syrië;
- een reisvisum voor Saudi-Arabië en/of een ticket voor Turkije verkregen;
- zich geuit over zijn/hun wens zich te begeven naar voornoemde landen en/of gevraagd hoe hij/zij in contact kan/kunnen treden met een of meer onbekend gebleven perso(o)n (en) als hij/zij is/zijn aangekomen;
- een of meerdere documenten of gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop informatie betreffende het jihadistisch gedachtegoed en/of
martelaarschap (o.a.10 DVD’s);
- zich begeven op een reis (via Duitsland) naar Turkije met als eindbestemming Syrië.
en /ef
B. hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2012 tot en met 13 maart 2012
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
ter voorbereiding van het/de te plegen misdrijf/misdrijven van een misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld te weten:
- opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, en/of
- een of meerdere website(s) bezocht en/of (vervolgens) zoekvragen gesteld over ‘homemade bombs and explosives’ (te weten www.bombshock.com, en/of www.pyronfo.com) en/of over ‘action man detonator’ (te weten www.Ebay.com) en/of
over ‘how to make flashpowder’ (te weten www.metacafe.com en/of www.intructables.com);
- tien (10) meter ontstekingslont en/of een (1) kilogram aluminiumpoeder en/of een gasfles(je) aangeschaft, althans één of meer (grondstoffen voor) materia(a)l(en) geschikt om (samen met andere materialen) een ontploffing teweeg te brengen en/of voornoemde voorwerpen laten afleveren op zijn, verdachtes, verblijfplaats; en/of
- 10 DVD’s en/of gegevens/informatiedragers voorhanden gehad met daarop o.a. informatie over het maken van explosieven),
welke voorwerp(en) en/of stof(fen) en/of informatiedrager(s), al dan niet in combinatie met elkaar, kennelijk bestemd waren tot het in vereniging, althans alleen, begaan van dat/die misdrijf/misdrijven.
(Partiële) nietigheid van de tenlastelegging
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep, in aanvulling op de pleitnota van mr. Weening, het verweer gevoerd dat het openbaar ministerie onvoldoende heeft duidelijk gemaakt op welk misdrijf het verwijt van art. 134a Wetboek van Strafrecht (verder: Sr) in de onderhavige strafzaak ziet, waardoor de verdediging niet weet waar het over gaat. De verdediging verwijst hierbij naar een uitspraak van de Rechtbank Middelburg van 21 mei 2010.1.
De advocaat-generaal heeft het standpunt ingenomen dat het misdrijf in de tenlastelegging met voldoende concreetheid is aangeduid. De advocaat-generaal merkt hierbij op dat niet al te hoge eisen aan de concreetheid van het misdrijf kunnen worden gesteld. Het gaat immers per definitie om een situatie waarin het beoogde misdrijf – kort samengevat – moord met een terroristisch oogmerk en/of het vervaardigen en voorhanden hebben van explosieven danwel het teweegbrengen van een ontploffing met een terroristisch oogmerk2.- of zelfs een begin van uitvoering daarvan niet is gevolgd, zodat een concrete omschrijving van de wijze waarop het voorbereide misdrijf gepleegd zou gaan worden niet mogelijk is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Ofschoon de raadsman geen conclusie aan zijn verweer heeft verbonden begrijpt het hof het verweer aldus dat de verdediging de ‘partiële nietigheid’ van het onder 1A tenlastegelegde bepleit wegens het niet voldoen aan de eis van opgave van het feit in de tenlastelegging zoals neergelegd in art. 261 Sv.
In de tenlastelegging is aangegeven dat het gaat om de misdrijven:
- opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen met een terroristisch oogmerk, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, en/of
- deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven en/of
- moord met een terroristisch oogmerk en/of
- doodslag met een terroristisch oogmerk en/of
- opzettelijk een gebouw of getimmerte vernielen en/of
- beschadigen met een terroristisch oogmerk, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is.
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat in de tenlastelegging door de nadere concretisering van de strafbare feiten in de tenlastelegging waarbij het gebruik van explosieven met verschillende finaliteit centraal staat, voldoende duidelijk is aangegeven op welk hoofdfeit de voorbereidingshandelingen waren gericht. Het is vaste rechtspraak dat daarbij niet alle wettelijke bestanddelen behoeven te worden opgesomd.3.Voorts heeft het hof bij zijn beoordeling van de duidelijkheid van de opgave van het feit in de tenlastelegging acht geslagen op de aard van het strafbare feit waarbij het gaat om de strafbaarstelling van een vorm van voorbereidingshandelingen voor een (terroristisch) misdrijf. Een zekere mate van onbepaaldheid is aan dergelijke strafbaarstellingen inherent. Ook overigens is naar het oordeel van het hof voldaan aan de eisen van art. 261 Sv.
Tenslotte is niet aannemelijk geworden dat de verdachte niet begreep welke de gronden waren waarop de vervolging berust. Feiten of omstandigheden die tot een ander oordeel zouden moeten leiden zijn evenmin aannemelijk geworden.
Het hof, alles afwegende, verwerpt derhalve het verweer.
Ten overvloede merkt het hof nog op dat de door de raadsman aangehaalde uitspraak ziet op het niet kunnen bewijzen welk specifiek misdadig doel de verdachten voor ogen zouden hebben gehad en daarmee dus ook niet het misdrijf genoemd in de tenlastelegging in die zaak. De uitspraak betreft derhalve een andere juridische vraag dan het door de raadsman gevoerde verweer terzake van de onduidelijkheid van het tenlastegelegde onder 1A.
6. Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1A en B tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
A. hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2012 tot en met 13 maart 2012
en in of omstreeks de periode van 25 mei 2012 tot en met 13 juni 2013
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk
- zich middelen heeft verschaft; en
- kennis en vaardigheden heeft verworven;
tot het plegen van een terroristisch misdrijf te weten:
-opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen met een terroristisch oogmerk, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, en/of
- moord met een terroristisch oogmerk en/of
- doodslag met een terroristisch oogmerk en/of
- opzettelijk een gebouw of getimmerte vernielen en/of beschadigen met een terroristisch oogmerk, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is,
immers heeft verdachte
A - websites bezocht en (vervolgens) zoekvragen gesteld over ‘homemade bombs and explosives’ (te weten www.bombshock.com, en www.pyronfo.com) en over ‘action man detonator’ (te weten www.Ebay.com) en over ‘how to make flashpowder’ (te weten www.metacafe.com en
B - tien (10) meter lont en één (1) kilogram aluminiumpoeder en een gasflesje aangeschaft, en voornoemde voorwerpen laten afleveren op zijn, verdachtes, verblijfplaats; en
D - websites bezocht waarop informatie over de Jihad en martelaarschap en de gewapende strijd wordt gedeeld (te weten www.islamicawakening.com en http://behind-bars.net) en
E - (vervolgens) op voornoemde website films geplaatst (inhoudende het plegen van aanslagen) en (vervolgens) een discussie gestart op het forum van die website over de Jihad;
F - websites bezocht waarop informatie wordt gedeeld over reizen naar en visumaanvragen voor Jemen en Saudi-Arabië en Syrië;
G - een reisvisum voor Saudi-Arabië en een ticket voor Turkije verkregen;
H - zich geuit over zijn wens zich te begeven naar voornoemde landen en gevraagd hoe hij in contact kan treden met onbekend gebleven personen als hij is aangekomen;
I - informatiedragers voorhanden gehad met daarop informatie betreffende het jihadistisch gedachtegoed en martelaarschap (o.a. 10 DVD’s);
J - zich begeven op een reis (via Duitsland) naar Turkije met als eindbestemming Syrië.
en
B. hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2012 tot en met 13 maart 2012
te Amsterdam, in elk geval in Nederland, opzettelijk
ter voorbereiding van het te plegen misdrijf, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld te weten:
- opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is,
A - websites bezocht en (vervolgens) zoekvragen gesteld over ‘homemade bombs and explosives’ (te weten www.bombshock.com, en www.pyronfo.com) en over ‘action man detonator’ (te weten www.Ebay.com) en
over ‘how to make flashpowder’ (te weten www.metacafe.com en/of www.instructables.com);
B - tien (10) meter lont en een (1) kilogram aluminiumpoeder en een gasflesje aangeschaft, en voornoemde voorwerpen laten afleveren op zijn, verdachtes, verblijfplaats;
welke voorwerpen en stoffen, al dan niet in combinatie met elkaar, bestemd waren tot het begaan van dat misdrijf.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof heeft de bewezenverklaring aangevuld bij de tweede set gedachtestreepjes die staan vermeld in de onder 1A en 1B bewezenverklaarde feiten met de hoofdletters A t/m J respectievelijk A en B.
7. Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Bewijsoverweging t.a.v. het onder 1A bewezenverklaarde feit onder J.
De verdachte verklaart bereid te zijn om te gaan vechten in het Midden-Oosten (eerst in Jemen4.en later in Syrië) en daar zelfs zijn leven te geven.5.De verdachte heeft ook verklaard zijn soennitische broeders te willen gaan helpen en daarvoor het leger van president Bashar al-Assad uit te roeien.6.Deze bereidheid om in Syrië te gaan vechten heeft hij herhaaldelijk op het internet en via een aantal Twitterberichten (ook kort voor zijn aanhouding op 12 maart 2012)7.uitgesproken en ook tegenover de politie na zijn aanhouding herhaald.8.Hij heeft plannen gemaakt om op 12 april 2012 af te reizen naar Syrië via Turkije.9.Zijn wens zich aan te sluiten bij gelijkgestemden in Syrië volgt ook uit zijn poging om, ondanks de weigering van zijn ouders tot toestemming daartoe10., daadwerkelijk af te reizen. De verdachte heeft met het oog daarop zonder medeweten van zijn ouders een nieuwe identiteitskaart aangevraagd. Ondanks dat de schorsingsvoorwaarden voor zijn voorlopige hechtenis inhielden dat hij niet naar het buitenland mocht afreizen, is hij op 13 juni 2013 naar Duitsland vertrokken om vanuit daar verder door te reizen naar Turkije. In Duitsland is hij aangehouden zonder nauwelijks andere bagage dan een verrekijker en een videocamera. De verdachte heeft na zijn aanhouding in Duitsland tegenover de rechtbank ter zitting d.d. 2 oktober 2013 verklaard dat hij naar Turkije onderweg was om in persoon kennis te maken met een meisje van 19 jaar met wie hij een relatie had. Hij had haar nog nooit gezien maar haar na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis leren kennen en schreef met haar. De naam van dit meisje wil de verdachte niet prijsgeven.
Gelet op de eerdere verklaringen van de verdachte dat hij naar Syrië wilde afreizen om daar te gaan strijden, zijn vertrek uit Nederland in strijd met de voorwaarde verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis dat hij Nederland niet mocht verlaten, zijn aanhouding in Duitsland waarbij hij geen bagage bij zich had (anders dan de genoemde spullen) en zijn onaannemelijke verklaring dat hij in Turkije zijn nieuwe nog niet eerder ontmoete relatie zou gaan ontmoeten, acht het hof bewezen dat Turkije niet de eindbestemming van verdachte was maar dat hij op weg was naar Syrië.
8. Strafbaarheid van het onder 1A bewezenverklaarde feit
8.1.
Achtergrond
Het is een feit van algemene bekendheid, zoals daarvan (tevens) blijkt uit door het hof geraadpleegde algemeen toegankelijke bronnen, dat in het voorjaar van 2011 een groot deel van de bevolking van Syrië vreedzaam in verzet kwam tegen het dictatoriale regime van president Bashar al-Assad. Het sjiitische regime probeerde de roep om hervormingen met geweld de kop in te drukken, maar dit bracht het verzet niet tot zwijgen. In reactie op de gewelddadigheden van het regime tegen de overwegend soennitische bevolking begon de oppositie zich aan het eind van het jaar 2011 meer en meer gewapenderhand te verzetten. Wat begon als een vreedzaam protest ontwikkelde zich tot een burgeroorlog.
Naarmate de burgeroorlog vorderde werd deze steeds meer ‘gejihadiseerd’. Jihadistische groepen mengden zich steeds meer en nadrukkelijker als oppositie in de strijd. Hun doel was niet alleen het ten val brengen van het regime van Bashar al-Assad maar ook – of vooral – de vestiging van een streng islamitische staat op het grondgebied van Syrië. Dat deze strijdgroepen zich daarbij op grote schaal schuldig maakten en maken aan grove mensenrechtenschendingen is eveneens een feit van algemene bekendheid. De in hun ogen ongelovigen (kuffar) zijn aldaar het slachtoffer van extreem geweld geworden.11.
Aanvankelijk kwamen veel van deze jihadistische opstandelingen uit Syrië zelf, maar al gauw werd het land een bestemming voor niet-Syrische jihadisten. Buitenlandse strijders, eerst voornamelijk afkomstig uit het Midden-Oosten, Noord-Afrika en Azië, later ook uit Europa, zijn naar Syrië gereisd om zich te mengen in de strijd.12.Uit Nederland zijn inmiddels circa 130 personen naar Syrië vertrokken om daar deel te nemen aan de jihad.13.
Ook een feit van algemene bekendheid acht het hof dat bepaalde vormen van de radicaal-islamitische ideologie streven naar de terugkeer naar de in hun ogen ‘zuivere islam’.14.Hiervan is het salafisme een voorbeeld. Binnen het hedendaagse salafisme is er een gewelddadige stroming die de gewapende strijd (jihad dan wel heilige oorlog) tegen alle ongelovigen verkondigt.15.
De jihadistische beweging vormt de motor achter de huidige wereldwijde terroristische golf die wordt uitgevoerd onder het mom van een religieuze gewapende strijd, de jihad.16.
Syrië is als jihadbestemming voor personen afkomstig uit Europa relatief eenvoudig via Turkije te bereiken.17.
In Islamitisch recht bestaan er diverse individuele verplichtingen (Fard al-Ayn) die elke moslim dient uit te voeren, zoals het gebed, de liefdadigheid, het vasten en de bedevaart.18.Inmiddels is de jihad in Syrië uitgeroepen tot een individuele verplichting voor elke moslim behoudens bepaalde uitzonderingen.19.Dat ook de verdachte hiermee bekend is, volgt uit de door hem op het internetforum IslamicAwakening.com onder de naam ‘Jihad Fard Al-Ayn!’ gestarte discussie.20.
Tegen de verdachte is na een ambtsbericht van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst d.d. 27 januari 2012 inhoudende dat de verdachte in het recente verleden meermalen de intentie had geuit deel te nemen aan de internationale gewelddadige jihad en 2 kilo aluminiumpoeder en 10 meter ontstekingslont had aangekocht, op 30 januari 2012 een onderzoek gestart onder leiding van de officier van justitie van het Landelijk Parket, eenheid Rotterdam.
8.2.
Juridisch kader inzake art. 134a Sr
8.2.1.
Algemene opmerkingen
1. Het bewezenverklaarde onder 1A is toegesneden op art. 134a Sr, waarin deelneming aan en het verlenen van medewerking aan training van terrorisme strafbaar is gesteld.21.Aan de orde is de vraag of de onder 1A ten laste gelegde en door het hof bewezenverklaarde gedragingen kunnen worden gekwalificeerd als het delict strafbaar gesteld in art. 134a Sr.
2. Art. 134a Sr luidt als volgt:
‘Hij die zich of een ander opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft of een ander bijbrengt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.’
3. Art. 134a Sr geeft uitvoering aan art. 7 van het Verdrag ter voorkoming van terrorisme van de Raad van Europa, (verder: het Verdrag van Warschau).22.Art. 134a Sr is op 1 april 2010 in werking getreden.23.
4. Art. 7 van het Verdrag van Warschau luidt (in de Nederlandse vertaling) als volgt:
‘1.Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder „training voor terrorisme”, het geven van instructie voor het vervaardigen of gebruiken van explosieven, vuurwapens of andere wapens of schadelijke of gevaarlijke stoffen, of voor andere specifieke methoden of technieken, met als doel het plegen van of bijdragen aan het plegen van een terroristisch misdrijf, in de wetenschap dat beoogd wordt de verstrekte vaardigheden daarvoor in te zetten.
2.Elke Partij neemt de maatregelen die nodig zijn om training voor terrorisme, als omschreven in het eerste lid, wanneer dit wederrechtelijk en opzettelijk geschiedt, als strafbaar feit aan te merken volgens haar nationale recht.’
5. Daarnaast heeft art. 3 van het Kaderbesluit van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, na de wijziging op 28 november 200824.(verder: gewijzigde Kaderbesluit), mede aanleiding gegeven tot invoering van art. 134a Sr. In het gewijzigde Kaderbesluit wordt op grond van de constatering dat er een verhoogde dreiging is van een aantal terroristische misdrijven, terwijl naast reguliere trainingskampen ook het internet inmiddels als virtueel trainingskamp functioneert, de lidstaten opgeroepen om onder andere training voor terrorisme strafbaar te stellen. De in art. 3 opgenomen definitie van training voor terrorisme in het gewijzigde Kaderbesluit is gelijkluidend aan de definitie zoals vermeld in art. 7 van het Verdrag van Warschau.
6. Voorts is de Nederlandse regering bij motie verzocht onderzoek te doen naar het strafbaar stellen van ‘het bezoeken van en deelnemen aan een opleidingskamp voor terroristen’.25.Hieraan is met de introductie van art. 134a Sr gehoor gegeven.
7. Tot slot heeft ook de behoefte en – gelet op de internationale verplichtingen – de noodzaak om in mogelijke lacunes in de wetgeving op het terrein van strafbare voorbereidingshandelingen te voorzien, mede aanleiding gegeven tot introductie van art. 134a Sr. Het tot dan toe beschikbare arsenaal van strafbepalingen werd niet toereikend bevonden om te voldoen aan de eisen van het hiervoor genoemde Verdrag van Warschau en het gewijzigde Kaderbesluit. Het bestaande art. 46 Sr vereist dat voorwerpen, stoffen, informatiedragers etc. opzettelijk worden verworven, wil er sprake zijn van strafbare voorbereiding. Wanneer daaraan niet is voldaan, is er geen sprake van een strafbaar feit. Ten aanzien van art. 96 Sr geldt dat volgens de Minister van Justitie art. 96 lid 2 sub 2 Sr niet alle denkbare strafwaardige gedragingen in verband met training voor terrorisme omvat.26.Met andere woorden, het was volgens de Minister van Justitie noodzakelijk om een aparte strafbaarstelling in het leven te roepen, aangezien het bestaande instrumentarium aan strafbare voorbereidings-
handelingen niet toereikend was voor alle mogelijke gevallen waarin sprake zou kunnen zijn van training voor terrorisme.
8. Het definitieve art. 134a Sr zoals dat in de wet terecht is gekomen, is een vorm van strafbaarstelling van voorbereidingshandelingen zoals het Wetboek van Strafrecht ook andere vormen van voorbereiding strafbaar stelt bij het voorkomen van onder andere (terroristische) misdrijven (bijvoorbeeld art. 46 Sr en art. 96 Sr).27.
Het hof merkt daarbij echter op dat art. 134a Sr een zelfstandig strafbaar gesteld voorbereidingsdelict is. In tegenstelling tot de artikelen 46, 48 en 96 Sr ontbreekt in art. 134a Sr het accessoriteitsvereiste.
8.2.2.
Het begrip training
9. In de wetsgeschiedenis wordt de inhoud van de strafbaarstelling van art. 134a Sr samengevat als het verbod op deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme.
In de strafbaarstelling van art. 134a Sr wordt het begrip ‘training’ echter niet gebruikt. Dit is een welbewuste keuze van de wetgever geweest. De wetgever heeft ervoor gekozen aansluiting te zoeken bij de gebruikelijke Nederlandse terminologie en wetstechnische systematiek in het Wetboek van Strafrecht.28.
Art. 134a Sr stelt strafbaar het meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen voor terrorisme.29.Het is derhalve een gecombineerde strafbaarstelling met een actieve en een passieve variant.30.De wetgever heeft gekozen voor een meer alomvattende strafbaarstelling dan neergelegd in art. 7 Verdrag van Warschau, waarin staten zich alleen verplichten tot het strafbaar stellen van meewerken aan training voor terrorisme.
10. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het begrip ‘training’ is ontleend aan de opsomming van gedragingen die wordt afgesloten met ‘or other specific methods of techniques’ in art. 7, eerste lid, van het Verdrag van Warschau.
De Minister van Justitie stelt dat met het samenstel van gedragingen in de delictsomschrijving van art. 134a Sr de door het Verdrag van Warschau gehanteerde ruime omschrijving van het begrip training wordt geduid.31.Hij omschrijft training als ‘het opdoen of overbrengen van kennis of zich of een ander bekwamen in vaardigheden of technieken.’ De Minister van Justitie vervolgt: ‘De in artikel 134a Sr voorgestelde delictsomschrijving beoogt alle strafwaardige gedragingen die uitdrukking geven aan het begrip ‘training’ te omvatten. Training is derhalve een verzamelbegrip dat in de delictsomschrijving met een aantal feitelijke begrippen wordt geduid.’32.
11. Tijdens de parlementaire behandeling is aan de hand van een aantal voorbeelden meer duidelijkheid verschaft over wat er wel en niet onder het begrip ‘training’ kan vallen.33.Het kan trainingskampen omvatten, maar ook andere opleidingsvormen zijn denkbaar.34.De wetgever had hierbij niet alleen gedragingen in het buitenland op het oog, ook het in Nederland deelnemen aan een terroristisch trainingskamp moet onder alle omstandigheden strafbaar worden geacht.35.
12. Zoals hiervoor is overwogen, is in het gewijzigde Kaderbesluit nadrukkelijk opgenomen dat ook sprake van training kan zijn door middel van het internet (als virtueel trainingskamp).
13. Het is naar het oordeel van hof evident dat, als er sprake is van voorbereidingshandelingen die bij afwezigheid van bijzondere omstandigheden ook als dagelijkse niet-criminele bezigheden kunnen worden beschouwd, het zaak is scherp aan de wind te zeilen om te voorkomen dat al te snel wordt aangenomen dat er sprake is van een gedraging die kan worden beschouwd als een training voor terrorisme in de terminologie zoals gebruikt in art. 134a Sr.
8.2.3.
Deelnemen aan training
14. Uit de wetsgeschiedenis volgt dat de strafbaarstelling van het deelnemen in art. 134a Sr ziet op een persoon met een fascinatie voor terroristisch geweld die steeds verder radicaliseert, in dat kader plannen maakt met betrekking tot aanslagen en tegelijkertijd kennis en/of vaardigheden verwerft die zouden kunnen worden ingezet voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.36.
15. De deelneming zoals bedoeld in art. 134a Sr omvat volgens de wetsgeschiedenis niet alleen het deelnemen aan een terroristisch trainingskamp waarbij de deelnemers deel uitmaken van een terroristische organisatie of zich schuldig maken aan samenspanning tot het plegen van een terroristisch misdrijf maar ook het geval dat iemand in het kader van een door hem zelf voorgenomen terroristische aanslag naar een terroristische training gaat.37.Ook kan onder training vallen ‘het volgen van schiet- of vlieglessen of het ondergaan van training in een vechtsport (…), wanneer betrokkene het opzet heeft de kennis of vaardigheden te verwerven voor het plegen van een terroristisch misdrijf’.38.Het enkel volgen van een taalopleiding, ook al blijkt anderszins van mogelijke terroristische sympathieën, zal volgens de wetgever niet snel te kwalificeren zijn als deelneming aan een terroristische training. Dit kan bijvoorbeeld anders liggen wanneer kennis wordt verworven over termen die de luchtverkeersleiding hanteert, ter voorbereiding van een op een bepaalde luchthaven uit te voeren terroristische kaping.39.
16. De Minister van Justitie geeft voorts aan – in antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie of ook het volgen van een cursus via internet onder de strafbaarstelling kan vallen40.- dat ook van deelneming aan training sprake kan zijn ‘wanneer kennis of vaardigheden via het internet worden verworven’.41.Derhalve valt ook onder de reikwijdte van art. 134a Sr de eenling die zich via het internet op de hoogte stelt van kennis en wetenschap over de vervaardiging van een explosief waarmee hij of zij vervolgens het plegen van een terroristisch misdrijf door een derde wil vergemakkelijken.
17. Samenvattend omvat naar het oordeel van het hof gelet op de wetsgeschiedenis die tot art. 134a Sr heeft geleid en het Verdrag van Warschau het begrip training naast de setting van een ‘trainingskamp’ in Nederland of daarbuiten, ook andere opleidingsvormen via individuele lessen dan wel in groepsverband. Daarbij kan het gaan om de verwerving van zowel fysieke vaardigheden als het opdoen van intellectuele kennis. Voorts kan de training plaatsvinden via zowel persoonlijk contact als door raadpleging van het internet of ander ‘lesmateriaal’. In dit laatste geval waarbij sprake is van een vorm van ‘zelfstudie’ zal het mede afhangen van de feitelijke vaststellingen ten aanzien van het type geraadpleegde materiaal en de eventuele samenhang van geraadpleegd materiaal en onder omstandigheden de frequentie van de raadpleging of gesproken kan worden van training in de zin van art. 134a Sr.
18. In aansluiting op hetgeen hiervoor is overwogen ten aanzien van de ‘zelfstudie’ merkt het hof op dat art. 134a Sr nadrukkelijk ook strafbaar stelt de verschaffing van inlichtingen, gelegenheid en middelen en de kennis- en vaardighedenverwerving ten behoeve van de dader en door de dader zelf. Verwezen zij naar de tekst van art. 134a Sr waar strafbaar wordt gesteld [onderstreping hof]:
‘Hij die zich (…) opzettelijk [gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen] (…) dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft (…).’
De wetgever heeft hiermee voorzien in een strafbaarstelling van de vorm van ‘zelfstudie’ in het kader van art. 134a Sr.
8.2.4.
Meewerken aan training
19. De hiervoor gemaakte opmerkingen over de uitleg en het bereik van de termen ‘deelnemen aan training’ zijn mutatis mutandis ook van toepassing op de termen ‘meewerken aan training’ gelet op de wetsgeschiedenis van de totstandkoming van art. 134a Sr. Hierin wordt met betrekking tot de reikwijdte van deze bepaling opgemerkt:
‘(Er) is voorts voor gekozen zowel het deelnemen als het meewerken aan training voor terrorisme in één delictsomschrijving onder te brengen. Daardoor krijgen beide gedragingen – deelnemen én meewerken – dezelfde reikwijdte. Dit verdient uit wetsystematisch oogpunt de voorkeur en wordt naar mijn oordeel ook gerechtvaardigd door het feit dat beide gedragingen nauwe verwantschap vertonen.’42.
De deelneming en het meewerken aan training hebben derhalve dezelfde reikwijdte.
8.2.5.
Oogmerk en opzet
20. Voor een veroordeling ingevolge art. 134a Sr dient volgens de wetgever ten aanzien van het opzet van degene die de training volgt bewezen te worden [onderstreping hof]:
‘dat betrokkene willens en wetens kennis of vaardigheden verwierf voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan. Centraal staat dus de bedoeling tot het verwerven van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf, (nog) niet de bedoeling tot het plegen van een terroristisch misdrijf.’43.
Het opzet moet daarbij gericht zijn op het gebruik van die kennis en vaardigheden voor het plegen van een terroristisch misdrijf of van een misdrijf waarmee het plegen van een terroristisch misdrijf wordt vergemakkelijkt.
Daar wordt later in de wetsgeschiedenis nog aan toegevoegd [onderstreping hof]:
‘(E)r (is) reden om strafrechtelijke aansprakelijkheid aan te nemen voor degene die de training volgt; hem kan een zeer kwalijk oogmerk worden verweten, alsook het verrichten van activiteiten om zich te bekwamen teneinde dit oogmerk daadwerkelijk te verwezenlijken.’44.
21. Blijkens de wetsgeschiedenis dient onderscheid te worden gemaakt tussen het opzet van degene die training volgt en degenen die training geeft.
Voor degene die training geeft kan voorwaardelijk opzet reeds voldoende zijn.45.Dit zal in de praktijk betekenen dat van een strafbare gedraging sprake is, zodra de trainer zich welbewust blootstelt aan de aanmerkelijke kans dat zijn cursist die training volgt met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf. Het bewijs van het opzet zou in dit geval kunnen worden afgeleid uit de omstandigheid dat degene die de training geeft geen navraag doet naar de doelstellingen bij degenen aan wie hij training geeft en daarmee tekortschiet in de op hem rustende onderzoeksplicht.46.
22. Waar het de cursist betreft (degene die training volgt) is voorwaardelijk opzet niet aan de orde, omdat de cursist weet met welk doel hij de training volgt.47.Degene die training volgt moet de bedoeling of het kwalijk oogmerk hebben die kennis of vaardigheden te verwerven ten behoeve van het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan.48.Niet alleen moet sprake zijn van willens en wetens informatie vergaren met als doel het plegen van een terroristisch misdrijf, maar tevens is vereist dat er sprake is van een concreet doel, namelijk het plegen van een terroristisch misdrijf of het plegen van een misdrijf om een dergelijk misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken. Aldus ook de Minister van Justitie: ‘Strafrechtelijke aansprakelijkheid komt pas in beeld als de fascinatie voor een terroristisch misdrijf zich ontwikkelt tot een concreet voornemen om een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf te plegen, terwijl betrokkene daarvoor specifieke kennis en vaardigheden moet en wil opdoen.’49.Derhalve moet aantoonbaar zijn en bewezen worden welk misdrijf de verdachte voor ogen stond waarvoor hij de kennis en vaardigheden heeft verworven. Voorts moet het daarbij gaan om één van de misdrijven zoals die limitatief zijn omschreven in de artikelen 83 en 83b Sr.
Het opzet kan in dit geval afgeleid worden uit hetgeen bekend is over de achtergrond van de persoon van de verdachte. Daarbij kunnen de volgende aandachtspunten een rol spelen:
1. diens haat tegen de Westerse wereld;
2. zijn fascinatie voor terroristisch geweld;
3. het radicaliseringsproces dat de verdachte heeft ondergaan.
Voorts kan in het licht van het voorgaande ook de aard en het karakter van de training een rol spelen. Het karakter van de training en de gegeven instructies kunnen inzichtelijk maken welk doel betrokkene voor ogen heeft. Strafbaarheid kan derhalve volgens de wetsgeschiedenis niet worden aangenomen als het opzet ontbreekt met betrekking tot het doel van de training.50.
8.2.6.
Terroristisch misdrijf / misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf
23. Art. 134a Sr verwijst naar de begrippen terroristisch misdrijf en misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. De omschrijvingen van deze begrippen zijn, zoals onder 22. opgemerkt, opgenomen in de artikelen 83 en 83b Sr.
24. Art. 83 Sr vereist voor een terroristisch misdrijf het terroristisch oogmerk. Daarvan is sprake als is voldaan aan een van de in art. 83a Sr genoemde situaties.
Voor de kwalificatie van het misdrijf van art. 134a Sr is echter niet vereist dat bewezen wordt dat de bedoeling tot het plegen van een terroristisch misdrijf bestond.51.Het terroristische oogmerk in art. 83a Sr hoeft nog niet volledig uitgekristalliseerd te zijn ten aanzien van elk element van het terroristisch oogmerk als omschreven in art. 83a Sr.52.De aanwezigheid van een terroristisch oogmerk is geen vereiste, nu dit geen bestanddeel is van art. 134a Sr. Dit is nadrukkelijk opgemerkt in de wetsgeschiedenis ter zake.53.De contouren van het voor te bereiden misdrijf dienen wel zichtbaar te zijn gelijk als in art. 46 Sr.54.Het hof verwijst ter concretisering van deze verwijzing in de kamerstukken naar de rechtspraak van de Hoge Raad waarin wordt overwogen dat niet alle wettelijke bestanddelen van het hoofdfeit in de tenlastelegging behoeven te worden opgesomd, mits maar voldoende duidelijk is op welk hoofdfeit de voorbereidingshandelingen waren gericht.55.
25. Wel dient gelet op de plaats van het bestanddeel opzet in de strafbaarstelling van art. 134a Sr het opzet mede gericht te zijn op het zich of een ander verschaffen of trachten te verschaffen van gelegenheid, middelen en inlichtingen dan wel het zich verwerven van de desbetreffende kennis of vaardigheden of een ander bijbrengen ervan voor het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf. Het opzet moet derhalve gericht zijn op het (criminele) doel van de training.56.
8.2.7.
Zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen (trachten te) verschaffen
26. De delictsbestanddelen ‘gelegenheid, middelen of inlichtingen’ hebben dezelfde betekenis als in art. 48 onderdeel 2 Sr.57.
27. De betekenis van de zinsnede ‘zich of een ander opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen’ is door de Minister van Justitie nader toegelicht naar aanleiding van een vraag van leden van de PvdA-fractie die inhield:
‘of met de strafbaarstelling van het (trachten te) verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van een terroristisch misdrijf of zelfs een misdrijf ter voorbereiding van een terroristisch misdrijf niet toch verder gaat dan hetgeen in artikel 7 van het Europees Verdrag ter voorkoming van terrorisme wordt voorgeschreven of beoogd. Dat artikel spreekt immers expliciet over «training for terrorism» hieronder wordt verstaan «to provide instruction in the making or use of explosives, firearms or other weapons or noxious or hazardous substances, or in other specific methods or techniques, for the purpose of carrying out or contributing to the commission of a terrorist offence, knowing that the skills provided are intended to be used for this purpose».
Naar de mening van deze leden kan hieronder weliswaar worden verstaan het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van een terroristisch misdrijf, maar toch niet in alle gevallen van het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van een terroristisch misdrijf gaat het om training in de zin van het genoemde artikel uit het Europees Verdrag. De aan het woord zijnde leden stellen het op prijs als precies duidelijk wordt gemaakt op grond van welke verplichting in het Europese verdrag het voorgestelde artikel 134a Sr tot stand is gekomen.’58.
28. Het antwoord van de Minister van Justitie luidde aldus [onderstreping hof]:
‘De leden van de fractie van de PvdA vroegen nader te verduidelijken op grond van welke verplichting in het Europees Verdrag ter voorkoming van terrorisme het bereik van het voorgestelde artikel 134a Sr is gebaseerd. Graag verduidelijk ik deze leden dat daaraan de verplichting die is opgenomen in artikel 7 van het Verdrag ten grondslag heeft gelegen. Dat artikel hanteert immers voor de omschrijving van het begrip «training» een opsomming van gedragingen die wordt afgesloten met «or other specific methods or techniques». Zoals ik hierboven reeds heb aangegeven, wordt met het samenstel van gedragingen in de delictsomschrijving van het voorgestelde artikel 134a Sr de door het Verdrag gehanteerde ruime omschrijving van het begrip «training» geduid.’
29. Gelet op de hierboven onderstreepte passage is er geen twijfel mogelijk dat de in art. 134a genoemde gedragingen in de bedoeling van de wetgever het in art. 7 van het Verdrag van Warschau bedoelde begrip training tezamen invullen. Voorts laat ook overigens de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel die heeft geleid tot de invoering van art. 134a Sr in zijn geheel beschouwd, geen ruimte voor een ander oordeel dan dat dit artikel niet ziet op gedragingen die geen relatie hebben tot een (terroristische) training. Telkenmale wordt in de wetsgeschiedenis herhaald dat art. 134a Sr een verbod behelst op het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme.
30. Onder ‘zich of een ander tracht te verschaffen’ in art. 134a Sr wordt volgens de wetsgeschiedenis hetzelfde verstaan als in art. 96 lid 2 onderdeel 1 en 2 Sr waar dezelfde terminologie wordt gehanteerd.
8.3.
Beoordeling van het onder 1A bewezenverklaarde feit
8.3.1.
Deelnemen aan training
1. Het hof stelt op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting het volgende vast.
2. De verdachte heeft op 1, 2, 6, 8 en 27 februari 2012 op internet gericht gezocht naar methoden om met aluminiumpoeder een explosief te vervaardigen. Op 1 februari 2012 zocht hij op de volgende trefwoorden: Aluminium explosion, Home made explosives, flash powder kopen, flash powder formulas, black powder, action man/detonator. De verdachte wist dat een detonator een knopje was waarmee je een bom kon laten ontploffen. Hij heeft op YouTube gezien wat je met flash powder kon doen en is hierdoor verder gaan zoeken. Ook heeft hij gezocht of dit te koop was en, toen dit niet het geval bleek, is hij gaan zoeken hoe je dit poeder kon maken.59.
Hij heeft ook de volgende webpagina’s bezocht: www.bombshock.com, www.pyronfo.com, www.pryoforum.nl, www.ebay.nl, www.google.nl en www.metacafe.com.60.Op 2 februari 2012 heeft de verdachte op de website www.instructables.com op de volgende zoekterm gezocht: hoe maak je flash powder.61.Op 6 februari 2012 zocht de verdachte naar Aluminiumpoeders op de website www.artsuppliesonweb.com.62.Op 8 februari 2012 heeft de verdachte de zoektermen zelfgemaakte explosieven, sodium nitrate en kaliumnitraat ingevoerd op de websites www.wikipedia.nl, www.naturalspices.eu en www.tuincentrumovervecht.nl.63.Op 27 februari 2012 heeft de verdachte gezocht op www.ebay.nl naar de volgende zoekopdrachten: aluminiumpowder, aluminium powder indian, sulphur, potassium nitrate (kno3), magnesium en ferrocerium.64.
Op deze pagina’s wordt uiteengezet hoe explosieven kunnen worden vervaardigd van aluminiumpoeder door middel van instructievideo’s, gedetailleerde handleidingen, FAQ’s, tekst en uitleg over veelgebruikte explosieven, aanbevolen materialen en chemicaliën. Ook wordt ingegaan op risico’s, veiligheidsvoorschriften en mogelijke juridische gevolgen.
3. De verdachte heeft via twee webpagina’s, te weten bij www.viscolontkopen.nl en bij www.carbonwinkel.nl aankopen gedaan. Bij Viscolontkopen heeft verdachte op 21 januari 2012 10 meter lont en een gasflesje aangeschaft en betaald.65.De verdachte heeft op YouTube gezien hoe het lont kan verbranden en wat het doet.66.Bij de Carbonwinkel werd door de verdachte op 25 januari 2012 1 kilogram aluminiumpoeder aangeschaft en betaald.67.De verdachte liet de goederen bezorgen op het [adres], het huis van zijn ouders, te [woonplaats].68.
4. Uit de bevindingen van het NFI volgt dat de onder de verdachte in beslaggenomen lont en aluminiumpoeder geschikte ingrediënten zijn voor het fabriceren van explosieven. Het onderzochte lont wordt geclassificeerd als viscolont, dit wordt onder andere toegepast in professioneel- en consumentenvuurwerk. Het aangetroffen aluminiumpoeder kan in beginsel worden toegepast in explosieve mengsels, maar kent ook andere toepassingen zoals in thermietladingen of verf. Het aluminiumpoeder is in elk geval geschikt om – indien in de juiste verhouding gemengd - als onderdeel van een pyrotechnisch mengsel te fungeren. Ook kan het aluminiumpoeder aan pyrotechnische mengsel of springstoffen worden toegevoegd, bijvoorbeeld om voor een grotere hitteproductie na ontsteking te zorgen.69.
5. Naar het oordeel van het hof zijn deze hierboven opgesomde en door de verdachte ontplooide activiteiten in hun onderlinge samenhang beschouwd - gelet op hun uiterlijke verschijningsvorm - gericht op het zich verschaffen van middelen en het verwerven van kennis tot het maken van explosieven en het zich bekwamen in deze vaardigheid door het op de bewezenverklaarde wijze opzoeken van informatie in combinatie met de aanschaf van grondstoffen voor de fabricage van een explosief. Het hof betrekt hierbij tevens dat de verdachte – kennelijk tegen beter weten in – geen aannemelijke verklaring heeft kunnen of willen geven over zijn gerichte zoekacties op internet noch over de aanwezigheid van de bij hem aangetroffen en door hem eerder aangeschafte voorwerpen, terwijl zulks wel op zijn weg had gelegen.
Weliswaar stelt de verdachte nog dat hij eerder heeft afgezien van het aankopen van een aluminiumpoeder dat explosiever van karakter is dan het door hem uiteindelijk aangeschafte - en volgens hem ongevaarlijke - aluminiumpoeder. Ook is, zo begrijpt het hof, het bij hem aangetroffen lont en de gasaansteker ongevaarlijk. Het voorgaande laat onverlet, naar het oordeel van het hof, dat de combinatie van lont en het aluminiumpoeder en het achterhalen van informatie via internet met betrekking tot het fabriceren van explosieven evenzeer als het zich verschaffen van middelen tot het plegen van een terroristisch misdrijf en daartoe kennis en vaardigheden verwerven en/of voorbereidingshandelingen voor brandstichting danwel teweegbrengen van een ontploffing kan gelden, zulks mede gezien de conclusie van het rapport van 23 april 2013 van het NFI. Een en ander klemt temeer nu de verdachte, zoals hiervoor is overwogen, desgevraagd bij de politie noch ter terechtzitting opheldering over dan wel een aannemelijke verklaring heeft willen geven voor het voorgenomen gebruik van de door hem aangeschafte goederen.
6. De onder A en B bewezenverklaarde handelingen kunnen derhalve worden gekwalificeerd als het zich verschaffen van middelen en het verwerven van kennis en vaardigheden (het deelnemen aan de training) in de zin van art. 134a Sr. Voorts zal het hof hierna de vraag beantwoorden of deze en verdere handelingen van de verdachte hebben plaatsgevonden met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf in de zin van voornoemd wetsartikel.
7. De verdediging heeft nog het verweer gevoerd dat sprake is van een te vergaande oprekking van het bepaalde in art. 134a Sr door ook het raadplegen van een internetpagina en daarmee dus ook het lezen van een tijdschriftartikel onder het bereik van deze bepaling te laten vallen. Deze vorm van door eigen inspanning, op individuele basis, zelfstandig vergaren van kennis of vaardigheden is in deze visie geen training. De verdediging verbindt hieraan de conclusie dat de verdachte – in geval van een bewezenverklaring - dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.70.
8. Het hof stelt vast onder verwijzing naar de vastgestelde feiten ten aanzien van het zoekgedrag van de verdachte internet hiervoor in rechtsoverweging 2 van deze paragraaf dat de verdachte op meerdere dagen gedurende de maand februari 2012 op een groot aantal trefwoorden heeft gezocht naar informatie (over onderdelen en grondstoffen) om explosieven te kunnen maken en daarvoor reeds tot aanschaf van de grondstoffen voor het maken van explosieven was overgegaan. Die omstandigheden kunnen naar het oordeel van het hof worden geduid – zoals hiervoor reeds overwogen - als een vorm van training als bedoeld in de zin van art. 134a Sr. In dit geval is immers gelet op de vastgestelde feiten geen sprake van het enkel raadplegen van een pagina op het internet. De activiteiten van de verdachte op het internet dienen in hun onderlinge samenhang te worden beschouwd als te zijn gericht op het opdoen van kennis waarbij mede een rol speelt dat de verdachte tevens is overgegaan tot de aankoop van goederen die voor het maken van explosieven bestemd zijn en waarmee hij zich in de praktijk kon bekwamen in deze vaardigheden en technieken.
9. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
8.3.2.
Opzet op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden
10. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte opzet gehad op het in art. 134a Sr strafbaar gestelde misdrijf van het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
11. Onder verwijzing naar het hiervoor ter zake overwogene, zoekt het hof voor de invulling van het opzet aansluiting bij hetgeen bekend is over de persoon van de verdachte met betrekking tot zijn eventuele haat tegen de Westerse wereld, zijn fascinatie voor terroristisch geweld en radicalisering. Voorts heeft het hof meegewogen de aard van de training en het type instructies om inzichtelijk te krijgen welk doel de verdachte voor ogen heeft gehad.
12. Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep blijkt het navolgende met betrekking tot het opzet van de verdachte op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf.
13. De verdachte ziet Nederland, ook al is hij hier geboren en getogen, niet als zijn land.71.In zijn uitlatingen ten overstaande van zowel de politie als in zijn geschreven berichten via Twitter en e-mail zegt de verdachte liever niet in Nederland te willen blijven.72.Hij stelt ook dat indien een wet afwijkt van de islamitische wet, zoals in Frankrijk aan de orde is met het boerka-verbod, de islamitische wet boven de wet staat.73.
14. De verdachte maakt in zijn wereldbeleving een onderscheid tussen gelovigen en ongelovigen.74.Het hof begrijpt dat de verdachte met de term ongelovigen doelt op alle niet-moslims. De verdachte schaart zich achter het standpunt dat de ongelovigen moslim-land hebben ingenomen en dat de jihad, de gewapende strijd, daarom een individuele plicht wordt voor elke moslim.75.
15. De verdachte had ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een sterk anti-Amerikaanse houding. Hij verklaart in zijn verhoren bij de politie herhaaldelijk (nog steeds) boos op Amerika te zijn. Hij beschuldigt de Amerikanen van ernstig onrecht. In zijn ogen doen de Amerikanen ‘gekke dingen’; zij vallen aan, bombarderen burgerdoelen, verkrachten en doden islamitische burgers. Hij heeft daarom filmpjes op Facebook geplaatst waarop te zien is dat Amerikanen worden gedood.76.
16. De verdachte verklaart bereid te zijn om te gaan vechten in het Midden-Oosten (eerst in Jemen77.en later in Syrië) en daar zelfs zijn leven te geven.78.De verdachte heeft ook verklaard zijn soennitische broeders te willen gaan helpen en daarvoor het leger van de president uit te roeien.79.Deze bereidheid om in Syrië te gaan vechten heeft hij herhaaldelijk op het internet en via een aantal Twitterberichten (ook kort voor zijn aanhouding op 12 maart 2012)80.uitgesproken en ook tegenover de politie na zijn aanhouding herhaald.81.Hij heeft plannen gemaakt om op 12 april 2012 af te reizen naar Syrië via Turkije.82.Zijn wens zich aan te sluiten bij gelijkgestemden in Syrië volgt ook uit zijn poging om, ondanks de weigering van zijn ouders tot toestemming daartoe83., daadwerkelijk af te reizen. De verdachte heeft met het oog daarop zonder medeweten van zijn ouders een nieuwe identiteitskaart aangevraagd. Ondanks dat de schorsingsvoorwaarden voor zijn voorlopige hechtenis inhielden dat hij niet naar het buitenland mocht afreizen, is hij op 13 juni 2013 naar Duitsland vertrokken om vanuit daar verder door te reizen naar Turkije. In Duitsland is hij aangehouden zonder nauwelijks andere bagage dan een verrekijker en een videocamera. De verdachte heeft na zijn aanhouding in Duitsland tegenover de rechtbank ter zitting d.d. 2 oktober 2013 verklaard dat hij naar Turkije onderweg was om in persoon kennis te maken met een meisje van 19 jaar met wie hij een relatie had. Hij had haar nog nooit gezien maar haar na zijn schorsing uit de voorlopige hechtenis leren kennen en schreef met haar. De naam van dit meisje wil de verdachte niet prijsgeven.
Gelet op de eerdere verklaringen van de verdachte dat hij naar Syrië wilde afreizen om daar te gaan strijden, zijn vertrek uit Nederland in strijd met de voorwaarde verbonden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis dat hij Nederland niet mocht verlaten, zijn aanhouding in Duitsland waarbij hij geen bagage bij zich had (anders dan de genoemde spullen) en zijn onaannemelijke verklaring dat hij in Turkije zijn nieuwe nog niet eerder ontmoete relatie zou gaan ontmoeten, acht het hof bewezen dat Turkije niet de eindbestemming van verdachte was maar dat hij op weg was naar Syrië.
17. De verdachte had ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een buitensporige interesse voor terroristisch geweld gelet op het gewelddadige beeldmateriaal dat bij hem thuis is aangetroffen. De verdachte heeft 10 DVD’s voorhanden gehad waarop met een handgeschreven tekst onder meer ’jihad movies’ was genoteerd. Er is onderzoek verricht naar de inhoud van de beelden, voorkomend op voornoemde DVD's. De conclusie luidde dat de films zonder uitzondering de jihad verheerlijken (waaronder 9/11) en direct of indirect tot de jihad oproepen.84.
18. Ander eveneens zeer gewelddadig beeldmateriaal van hetzelfde soort heeft hij op internet geplaatst. De door verdachte op internet (zijn Facebook-account, zijn YouTube-account en op het forum IslamicAwakening) geplaatste jihadistische filmpjes zijn een weergave van aanslagen van Amerikanen op burgers, maar ook van aanslagen op Amerikanen, met een zeer gewelddadig karakter waarbij mensen worden gedood en ernstig worden verwond.85.Hij verklaart boos te zijn op de Amerikanen.86.De verdachte verklaart bij de politie dat het hem niets doet als hij een filmpje bekijkt waarin ernstig geweld wordt uitgeoefend op Amerikanen. Zij hebben, door het onrecht dat het Amerikaanse leger moslims in Afghanistan aan doet, dit zelf opgezocht.87.Vanwege het plaatsen van dit gewelddadige beeldmateriaal zijn de accounts van de verdachte op alle drie de internetfora geblokkeerd.88.
19. De verdachte heeft op internet opgeroepen tot deelname aan de jihad. De door de verdachte gestarte discussie op 19 februari 2012 op het internetforum IslamicAwakening gaat onder andere over de verplichting voor iedere moslim om middels de gewelddadige jihad op te staan tegen de ongelovigen.89.De door verdachte op 21 februari 2012 geplaatste gewelddadige jihadistische video’s worden verwijderd van het forum en de verdachte wordt voor een periode van drie maanden van dit forum geweerd.90.
20. De verdachte gebruikte voorts de naam van een bekende zelfmoordterrorist voor zijn e-mailaccount op Facebook.
De verdachte verklaart bij de politie dat het emailadres [naam x] en het Facebookaccount [naam x] aan hem toebehoort. Zijn Twitternamen zijn: [naam x] en [naam x] en ook voor YouTube gebruikt hij de naam [naam x].91.Desgevraagd meldt de verdachte dat hij weet dat de naam [naam x] werd gebruikt door een Al Qaida-zelfmoordterrorist die in december 2009 een aanslag pleegde op een Amerikaanse CIA-basis in Khost in Afghanistan, waarbij zeven CIA-agenten en een Jordanees om het leven kwamen. De verdachte verklaart tegenstrijdig over het gebruik van deze naam, aan de ene kant verklaart hij dat hij deze naam al had voordat de aanslag plaatsvond, maar dat hij hem niet gebruikte. Aan de andere kant verklaart de verdachte dat hij deze naam pas nadat de aanslag plaatsvond heeft aangemaakt. De verdachte verklaart dat hij op het nieuws van Al-Jazeera over de aanslag heeft gehoord, maar dat hij de aanslag afkeurt. Hij is van mening dat de aanslagpleger een terrorist is, niet hijzelf.92.
21. Het hof leidt uit het gebruik door de verdachte van de naam [naam x] voor zijn mail-, Facebook-, Twitter- en YouTubeaccounts een sterke fascinatie voor het gedachtegoed van deze terrorist die deze naam eveneens bezigde. Het feit dat de verdachte in de verhoren bij de politie deze zelfmoordaanslag afkeurt, doet hier naar het oordeel van het hof niet aan af. Indien de lezing van de verdachte wordt gevolgd dat hij deze naam voorafgaand aan de aanslag al had aangemaakt ten behoeve van voornoemde internetaccounts, dan had de verdachte aan zijn afkeer voor deze terroristische daad de logische consequentie kunnen verbinden om daarop afscheid te nemen van de [naam x] en zich kunnen voorzien van een andere gebruikersnaam. Dit heeft de verdachte nagelaten. De verdachte heeft bovendien verklaard dat hij de [naam x] pas is gaan gebruiken na de zelfmoordaanslag.
22. Op basis van voorgaande feiten en omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, stelt het hof vast dat de verdachte een buitensporige interesse voor terroristisch geweld had. Uit de combinatie van alle handelingen en het gedachtengoed van de verdachte tezamen kan naar het oordeel van het hof de opzet van de verdachte op het voorbereiden van, kort gezegd, een bomaanslag met een terroristisch oogmerk en (daarmee samenhangend) gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar danwel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander en/of moord, doodslag met een terroristisch oogmerk dan/wel vernieling/beschadiging van goederen met een terroristisch oogmerk worden afgeleid waartoe hij, de verdachte, zich op de bewezenverklaarde wijze heeft getraind.
23. Ofschoon in de wetsgeschiedenis zoals hiervoor in paragraaf 8.2.6. reeds is uiteengezet, is opgemerkt dat voor de kwalificatie van art. 134a Sr niet vereist is dat een terroristisch oogmerk aanwezig is, nu het geen bestanddeel van art. 134a Sr is, overweegt het hof ten overvloede ten aanzien daarvan nog als volgt.
24. In art. 83a Sr wordt onder terroristisch oogmerk verstaan:
‘het oogmerk om de bevolking of een deel der bevolking van een land vrees aan te jagen, dan wel een overheid of internationale organisatie wederrechtelijk te dwingen iets te doen, niet te doen of te dulden, dan wel de fundamentele politieke, constitutionele, economische of sociale structuren van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.’
25. Het hof stelt vast dat de omschrijving van het terroristisch oogmerk nagenoeg overeenstemt met die in het eerdergenoemde gewijzigde Kaderbesluit waaraan de Wet terroristische misdrijven uitvoering heeft gegeven. Het artikel heeft een brede reikwijdte, nu het gaat om misdrijven met een terroristisch oogmerk in welk land ook begaan. Dat het Syrische regime van president Bashar al-Assad in een groot en overwegend gedeelte van de internationale gemeenschap een bedenkelijke reputatie geniet en dat dit regime zich mogelijk zelf ook schuldig maakt aan systematische en ernstige schendingen van de fundamentele mensenrechten en/of een bedreiging vormt voor de internationale vrede en veiligheid, doet op zichzelf aan de werking van art. 83a en 83 Sr niet af.93.
26. Op grond van het verhandelde ter terechtzitting en het procesdossier stelt het hof de volgende feiten en omstandigheden vast met betrekking tot het terroristisch oogmerk van de verdachte.
De verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode voorbereidingshandelingen verricht, gericht op het plegen van de misdrijven moord en doodslag in het kader van de gewapende strijd in Syrië. De verdachte vond de gewapende jihad gerechtvaardigd in de strijd tegen Assad, voor welke strijd hij bereid was te sterven. Ook heeft hij verklaard dat hij zijn soennitische geloofsbroeders wil steunen in hun strijd tegen de sjiieten.94.De strijd van de jihadisten, waartoe de verdachte kan worden gerekend, is gericht tegen het omverwerpen/vernietigen van het regime van Assad en op het vestigen van een in hun ogen zuiver islamitische samenleving. Handelingen in dit kader vallen derhalve onder het bereik van art. 83a Sr. Het is voorts een feit van algemene bekendheid dat de jihadistische strijdgroepen in Syrië om hun doel te bereiken dood en verderf zaaien onder ieder die hun fundamentalistische geloof niet deelt en dat het geweld dat deze groepen gebruiken om hun doel te bereiken mede de uitdrukkelijke bedoeling heeft grote delen van de bevolking ernstige vrees aan te jagen. Voor de verdachte, die zoals hiervoor reeds werd overwogen in Syrië wilde gaan meevechten tegen Assad, moet dit volstrekt duidelijk zijn geweest voor hij naar Syrië wilde afreizen om zich, zoals hij heeft verklaard, bij zijn soennitische broeders aan te sluiten om met zijn kennis over het produceren van een explosief zijn aandeel te leveren in de gewelddadige jihad.
Slotsom ten aanzien van het opzet van de verdachte
27. Samenvattend stelt het hof vast op grond van het hierbovenstaande dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een radicaal-islamitische ideologie aanhing en dat hij zich schaarde achter de jihad waarbij hij zowel de Amerikanen als de grotere groep van ongelovigen als vijanden van de islam zag. De verdachte heeft in dat kader tevens een of meerdere website(s) bezocht waarop informatie over de jihad en/of terrorisme wordt gedeeld en hij had DVD’s in huis waarop zonder uitzondering de jihad wordt verheerlijkt en direct of indirect tot de jihad wordt opgeroepen. Bij de verdachte bestond de meermalen geuite intentie daarom af te reizen naar Syrië om daar deel te nemen aan de gewapende strijd tegen president Assad. Hij heeft herhaaldelijk gesteld ook nog ten overstaan van de politie bereid te zijn daar te sterven in de gevechten.
28. Deze vaststellingen met betrekking tot wat de verdachte bezighield bezien in samenhang met hetgeen waarmee de verdachte zich bezighield, namelijk de door de verdachte ondernomen uitgebreide zoekslagen op het internet naar kennis omtrent de vervaardiging van explosieven in een thuissituatie en de aanschaf van grondstoffen daarvoor, brengen het hof tot het oordeel dat het opzet van de verdachte was gericht op het zich verschaffen van middelen en de verwerving van kennis en vaardigheden voor het in elkaar zetten van explosieven teneinde een terroristisch misdrijf zoals in de bewezenverklaring is vermeld, te plegen met het oog op zijn beoogde afreis naar Syrië om aldaar zich te voegen bij gewapende strijd en daar deze terroristische misdrijven te plegen.
8.3.3.
Medeplichtigheid los van trainingselement?
29. Het openbaar ministerie heeft ter terechtzitting in hoger beroep het standpunt ingenomen onder verwijzing naar verschillende bronnen in de literatuur dat art. 134a Sr niet alleen het deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme strafbaar stelt maar ook allerlei andere vormen van ‘medeplichtigheid’ tot terroristische misdrijven en misdrijven ter voorbereiding en vergemakkelijking van terroristische misdrijven los van het element van de training.95.
30. De verdediging heeft bepleit dat de zinsnede van gelegenheid, middelen of inlichtingen in art. 134a Sr een uitwerking is van het bepaalde in art. 7 van het Verdrag van Warschau en dat dit onderdeel van voornoemde bepaling geen zelfstandige betekenis heeft naast het begrip training.
31. Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
32. De tekst van art. 134a Sr laat grammaticaal gezien ruimte voor een interpretatie zoals door het openbaar ministerie wordt voorgestaan.
33. Gelet op de recente inwerkingtreding van deze bepaling komt naar het oordeel van het hof zwaarwegende betekenis toe aan de bedoeling van de wetgever zoals die uit de wetsgeschiedenis volgt die tot de totstandkoming van art. 134a Sr heeft geleid. Het Hof verwijst hiervoor naar hetgeen hiervoor is overwogen in paragraaf 8.2.7.
De slotsom op basis van de wetsgeschiedenis is dat art. 134a Sr ziet op gedragingen die een relatie hebben tot een (terroristische) training.
34. Het openbaar ministerie heeft voor de onderbouwing van zijn standpunt verwezen naar de literatuur96.waarin een passage uit de kamerstukken is aangehaald die het volgende antwoord van de Minister van Justitie inhoudt: ‘Deze leden vroegen wat precies onder het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen moet worden verstaan. Graag merk ik op dat deze begrippen reeds voorkomen in bestaande bepalingen van het Wetboek van Strafrecht. Zij hebben dezelfde betekenis als in art. 48, onder 2°, Sr. Daarbij gaat het om middelen waardoor het «mogelijk of gemakkelijker wordt gemaakt het feit te plegen» (HR 17 juni 1940, NJ 1940, 82).’
35. Het onder 34. aangehaalde antwoord van de Minister van Justitie gaat terug op de navolgende vraag van de leden van de SP-fractie: ‘Wat is precies het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen tot het plegen van
een terroristisch misdrijf?’97.Het hof begrijpt het antwoord van de Minister van Justitie in dit verband aldus dat hij aangeeft dat de betekenis van de termen ‘het verschaffen van gelegenheid, middelen of inlichtingen’ in art. 134a Sr niet afwijkt van de betekenis zoals die in art. 48, onder 2, Sr wordt gebezigd met inachtneming van de vaste rechtspraak. Dit antwoord van de Minister van Justitie heeft geen betrekking op de vraag of in art. 134a Sr een vorm van strafbare medeplichtigheid is opgenomen los van de eis dat sprake zou moeten zijn van een (vorm van) terroristische training.
36. Gelet op het voorgaande deelt het hof derhalve het standpunt van het openbaar ministerie niet.
8.3.4.
Geen deelname aan training (bewezenverklaarde handelingen D t/m J)
37. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat hij:
D - websites bezocht waarop informatie over de Jihad en martelaarschap en de gewapende strijd wordt gedeeld (te weten www.islamicawakening.com en http://behind-bars.net) en
E - (vervolgens) op voornoemde website films geplaatst (inhoudende het plegen van aanslagen) en (vervolgens) een discussie gestart op het forum van die website over de Jihad;
F - websites bezocht waarop informatie wordt gedeeld over reizen naar en visumaanvragen voor Jemen en Saudi-Arabië en Syrië;
G - een reisvisum voor Saudi-Arabië en een ticket voor Turkije verkregen;
H - zich geuit over zijn wens zich te begeven naar voornoemde landen en gevraagd hoe hij in contact kan treden met onbekend gebleven personen als hij is aangekomen;
I - informatiedragers voorhanden gehad met daarop informatie betreffende het jihadistisch gedachtegoed en martelaarschap (o.a. 10 DVD’s);
J - zich begeven op een reis (via Duitsland) naar Turkije met als eindbestemming Syrië.
38. Naar het oordeel van het hof ontbreekt in de hierboven genoemde handelingen ten enenmale het voor art. 134a Sr vereiste element van deelnemen aan een training tot het plegen van een terroristisch misdrijf dan wel een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
De (combinatie van de) onder D t/m J genoemde handelingen zijn echter wel van belang in het kader van het vaststellen van het opzet bij de verdachte op het verwerven van kennis en vaardigheden als bedoeld in art. 134a Sr.
8.3.5.
Geen meewerken aan training (bewezenverklaarde handeling onder E)
39. Ten laste van de verdachte is onder E bewezenverklaard:
E - (vervolgens) op voornoemde website films geplaatst (inhoudende het plegen van aanslagen) en (vervolgens) een discussie gestart op het forum van die website over de Jihad;
40. Het openbaar ministerie heeft het standpunt ingenomen dat de verdachte ook kan worden verweten dat hij anderen heeft getraind door het plaatsen op internet van films inhoudende het plegen van aanslagen en documenten en het starten van een discussie op het forum van die website(s) over de jihad zoals onder E genoemd in de tenlastelegging en zoals bewezenverklaard.98.
41. Naar het oordeel van het hof is geen sprake van opzet op het meewerken aan training in de zin van art. 134a Sr.
Het enkel plaatsen van films inhoudende het plegen van aanslagen en/of het starten van een discussie over de jihad op internet zonder dat duidelijk is wie de lezers en/of kijkers in concreto zijn is in dit onderhavige geval onvoldoende. Immers opzet al dan niet in voorwaardelijke zin kan – gelet op de wetsgeschiedenis zoals besproken in paragraaf 8.2.5. – niet worden vastgesteld als onbekend is of de lezers/kijkers, nu deze onbekend zijn, hun opgedane kennis voor het plegen van een terroristische misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf willen inzetten.
Bij de verdachte was niet bekend of de lezers en/of kijkers opzet hadden op het kennis verwerven met voornoemd doel.
42. De handeling onder E kan derhalve niet worden aangemerkt als meewerken aan trainingen, omdat onvoldoende is geconcretiseerd wie er in dit verband worden getraind en of bij hen opzet op het verwerven van kennis en vaardigheden als bedoeld in art. 134a Sr bestond. De handeling is echter wel van belang in het kader van het vaststellen van het opzet bij de verdachte op het verwerven van kennis en vaardigheden als bedoeld in art. 134a Sr.
8.3.6.
Slotsom ten aanzien van het onder 1A bewezenverklaarde feit
43. De in de bewezenverklaring genoemde handelingen zoals die in de gedachtestreepjes A tot en met J zijn weergegeven, dienen in hun onderlinge verband en samenhang te worden bezien.
De onder A en B bewezenverklaarde handelingen vormen de handelingen die kunnen worden gekwalificeerd als het zich verschaffen van middelen en het verwerven van kennis en vaardigheden (het deelnemen aan de training).
Hoewel de overige genoemde handelingen onder D tot en met J op zichzelf genomen geen training als bedoeld in art. 134a Sr vormen, kan uit de combinatie van deze bewezenverklaarde handelingen mede een nadere invulling van het opzet van de verdachte op het zich verschaffen van middelen en het zich verwerven van die kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf worden vastgesteld.
9. Strafbaarheid van het onder 1B bewezenverklaarde feit
1. Door de verdediging en het openbaar ministerie zijn ten aanzien van het onder 1B tenlastegelegde en bewezenverklaarde geen opmerkingen gemaakt. Ambtshalve overweegt het hof ten aanzien van de strafbaarheid van het onder 1B bewezenverklaarde feit als volgt.
2. Onder feit 1B gedachtestreepje A is bewezenverklaard:
‘A - een of meerdere website(s) bezocht en/of (vervolgens) zoekvragen gesteld over ‘homemade bombs and explosives’ (te weten www.bombshock.com, en/of www.pyronfo.com) en/of over ‘action man detonator’ (te weten www.Ebay.com) en/of
over ‘how to make flashpowder’ (te weten www.metacafe.com en/of www.instructables.com)’
3. Art. 46, lid 1, Sr luidt voor zover van belang als volgt:
‘Voorbereiding van een misdrijf (…) is strafbaar, wanneer de dader opzettelijk voorwerpen, stoffen, informatiedragers, ruimten of vervoermiddelen bestemd tot het begaan van dat misdrijf verwerft (…) of voorhanden heeft.’
4. Naar het oordeel van het hof kan het hiervoor bewezenverklaarde, - zakelijk samengevat ‘de zoektocht op internet’ - niet worden gekwalificeerd als een voorwerp, stof of informatiedrager.
5. Voor wat betreft het bestanddeel voorwerpen verwijst het hof naar het bepaalde in art. 46, vijfde lid, Sr waarin onder voorwerpen wordt verstaan ‘alle zaken en alle vermogensrechten.’ Een zoektocht op internet is noch een zaak noch een vermogensrecht en derhalve geen voorwerp in de zin van art. 46 Sr.
6. Art. 46 Sr geeft echter geen wettelijke definitie voor het bestanddeel stoffen. De rechtspraak laat zien dat voorbeelden hiervan zijn plastic, tape, chemicaliën en kunstmest.99.Een zoektocht op internet valt gelet op de betekenis die daar aan het normale spraakgebruik wordt gegeven, niet onder het begrip stof.
7. Het bestanddeel informatiedrager in art. 46, eerste lid, Sr wordt evenmin gedefinieerd in art. 46 Sr. In de rechtspraak is als informatiedrager aangemerkt: papier met tekst, plattegronden, foto’s en geprinte documenten van internet.100.Het hof voegt daaraan toe dat videobanden, dvd’s, cd-roms, de harde schijf van een computer of opgeslagen webcambestanden en dergelijke naar het oordeel van het hof als informatiedrager in de zin van art. 46 Sr beschouwd kunnen worden. Het zijn allen zaken die informatie bevatten.101.Het enkel zoeken en vinden van informatie op het internet zonder die informatie op enigerlei wijze op te slaan valt naar het oordeel van hof gelet op het bovenstaande niet onder het begrip informatiedrager.
8. Wel acht het hof het bewezenverklaarde onderdeel A van het feit onder 1B van belang voor de vereiste opzet.
10. Kwalificatie van de onder 1A en 1B bewezenverklaarde feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1A
Opzettelijk zich middelen verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf en zich daartoe kennis en vaardigheden verwerven;
1B
Voorbereiding van opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is.
11. Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
12. Straftoemeting
12.1.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, met aftrek van voorarrest.
12.2.
Strafbepaling ex art. 423 lid 4 Sv
Gelet op de aard en ernst van het door de rechtbank onder 2 bewezen- en strafbaar verklaarde feit, gekwalificeerd als een geschrift en afbeelding waarin tot een terroristisch misdrijf dan wel tot enig strafbaar feit en/of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag wordt opgeruid, verspreiden, openlijk tentoonstellen en/of om verspreid te worden en openlijk tentoon gesteld te worden in voorraad hebben, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden, dat in het geschrift en de afbeelding zodanige opruiing voorkomt, meermalen gepleegd, zal het hof ten aanzien van dat feit de op te leggen straf bepalen op 3 maanden.
12.3.
De strafmotivering
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het zich verschaffen van middelen en het verwerven van kennis en vaardigheden tot het plegen van een terroristisch misdrijf. Voorts heeft hij zich schuldig gemaakt aan strafbare handelingen ter voorbereiding van brandstichting dan wel het teweegbrengen van een ontploffing.
Het hof acht daartoe bewezen dat de verdachte op het internet meermalen en op verschillende dagen een keur aan websites heeft geraadpleegd met betrekking tot de verschillende aspecten van het fabriceren van explosieven en heeft hij, eveneens via internet, lont, aluminiumpoeder en een gasflesje aangeschaft. Ook is gebleken dat de verdachte ten tijde van de bewezenverklaarde feiten een vorm van radicaal-islamitische ideologie aanhing en dat hij voornemens was naar Syrië af te reizen om daar deel te nemen aan de gewapende strijd tegen de president van Syrië. Het hof verwijt de verdachte dat hij met het oog daarop zichzelf op de bewezenverklaarde wijze heeft getraind. Ook de strafbare voorbereidingshandelingen vonden plaats in deze context. Enkel door voortijdig ingrijpen van de opsporingsdiensten is erger voorkomen.
Met het deelnemen aan een training terrorisme in de zin van art. 134a Sr alsmede het voornemen van brandstichting dan wel het teweegbrengen van een ontploffing en de daartoe gepleegde strafbare voorbereidingshandelingen heeft de verdachte ernstige misdrijven gepleegd. Zou het zijn gekomen tot uitvoering van deze misdrijven dan waren de (mogelijke) ernstige gevolgen daarvan voor goederen en/of personen voor de verdachte voorzienbaar en daar moet het de verdachte ook om te doen zijn geweest. Dit wordt de verdachte zwaar aangerekend.
Daarbij komt dat terroristische misdrijven, samen met een aantal andere internationale misdrijven, worden gerekend tot de zwaarste categorie van misdrijven. Terrorisme wordt als een van de ernstigste schendingen van het beginsel van de rechtstaat beschouwd. Het raakt rechtstreeks de openbare orde en/of de veiligheid en stabiliteit van de samenleving.
Het is evident dat de samenleving hier en elders tegen plegers van deze misdrijven beschermd moet worden.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft allereerst deze ernst van de bewezenverklaarde feiten als uitgangspunt te gelden. Het hof heeft zich bij de strafoplegging voorts rekenschap gegeven van de algemene strafdoelen, zoals de vergelding in de context van de feiten, de algemene afschrikking en het mogelijke gevaar van herhaling van het plegen van misdrijven.
Bij het bepalen van een straf dient voorts een afweging plaats te vinden, in strafverzwarende en/of strafmatigende zin, van alle relevante bijzondere omstandigheden van het geval, de vorm en mate van deelneming van de verdachte aan de bewezenverklaarde feiten en, zoals hiervoor ook reeds werd overwogen, van eventuele bijzondere persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Bij de bepaling van de strafmaat ten aanzien van het onder 1A bewezenverklaarde heeft het hof in meer algemene zin getracht aansluiting te zoeken bij min of meer vergelijkbare strafzaken in Nederland, maar ook daarbuiten.
Het hof overweegt voorts dat in het huidige tijdsgewricht veel angst bestaat voor mogelijke aanslagen die door (al dan niet uit Syrië teruggekeerde) personen die het jihadistische gedachtengoed aanhangen in Nederland of daarbuiten kunnen worden gepleegd. Het hof betrekt die vrees niet in de bepaling van (de hoogte van) de straf. Het hof waakt er juist voor dat niet te doen. Het gaat om wat deze verdachte heeft gedaan en kan worden verweten. Dat de aan de verdachte toegerekende feiten van grote ernst zijn staat naar het oordeel van het hof evenwel vast.
Niet is gebleken dat de verdachte, die ervoor heeft gekozen niet ter terechtzitting in hoger beroep te verschijnen, zich op enig moment rekenschap heeft gegeven van de ernst van het bewezenverklaarde. Zo heeft hij geen plausibele verklaring willen of kunnen geven voor het bij hem aangetroffen lont, aluminiumpoeder en een gasflesje noch voor zijn zoektocht op internet naar verdere ingrediënten voor het fabriceren van een explosief. Het hof rekent hem dit eveneens in strafverzwarende zin aan.
Het hof heeft bij de op te leggen straf in aanmerking genomen dat de verdachte blijkens het op zijn naam gesteld uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 20 november 2014 niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Voorts heeft het hof in strafverminderende zin laten meewegen dat de verdachte ten tijde van het plegen van de feiten nog betrekkelijk jong was.
Ten slotte heeft het hof acht geslagen op de drie adviesrapporten van Reclassering Nederland van respectievelijk 22 januari 2013, 26 juni 2013 en 1 augustus 2013. Ofschoon niet door een gedragsdeskundige vastgesteld, zijn er volgens de Reclassering aanwijzingen dat de verdachte functioneert op een zwak begaafd niveau. Het hof acht dit niet op voorhand onaannemelijk en heeft deze omstandigheid enigszins in strafmatigende zin bij de afweging van de op te leggen straf betrokken.
Tenslotte heeft het hof gekeken of er aanleiding is om een gedeelte van de straf voorwaardelijk op te leggen. Daartoe wordt overwogen dat is gebleken dat de verdachte in eerste aanleg de aan hem opgelegde voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft geschonden door desalniettemin af te reizen naar het buitenland zonder daarover de geëigende instanties te informeren en toestemming te vragen. Door deze handelwijze van de verdachte en de ernst van de aan verdachte verweten gedraging ziet het hof geen aanleiding een deel van de aan de verdachte op te leggen straf voorwaardelijk op te leggen, als stok achter de deur. Met het openbaar ministerie is het hof van oordeel dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden ook in het kader van een eventuele voorwaardelijke invrijheidstelling kunnen worden opgelegd. Op dat moment kan dan worden beoordeeld of dergelijke van voorwaarden met het oog op re-integratie en het voorkomen van recidive (zoals behandelverplichting, locatie-gebod en het meewerken aan onderzoek van zijn computer en/of andere apparaten met internettoegang) nodig zijn.
Tegen de achtergrond van de hiervoor vermelde bijzondere omstandigheden, waarbij de strafmatigende omstandigheden van ondergeschikt gewicht zijn, vraagt de ernst van de bewezen verklaarde feiten om oplegging van een na te melden onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur, teneinde een duidelijk signaal af te geven.
12.4.
De straf
Het hof komt tot oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
13. In beslag genomen voorwerpen
De rechtbank heeft van de in beslag genomen voorwerpen een computer, 10 beschreven DVD’s (jihad movies) en een iPhone verbeurd verklaard, daar de bewezen feiten met behulp van die voorwerpen zijn begaan. Ten aanzien van een brief ‘levering poeder’, papieren geschriften en 7 onbeschreven DVD’s heeft de rechtbank teruggave aan verdachte gelast.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat ten aanzien van de inbeslaggenomen voorwerpen overeenkomstig het vonnis in eerste aanleg wordt beslist.
Het hof zal de computer (Paradigit) zijnde het als 2 genummerde voorwerp op de aan dit arrest gehechte beslaglijst, verbeurd verklaren, nu het een voorwerp betreft die aan de verdachte toebehoort en met behulp van welk voorwerp het onder 1A en 1B bewezenverklaarde is begaan.
Het hof zal van de blijkens de beslaglijst 17 inbeslaggenomen en nog niet teruggeven DVD’s (naar het hof begrijpt: nummer 4 op de beslaglijst) ten aanzien van de 10 beschreven DVD’s (jihad movies) de onttrekking aan het verkeer gelasten. Het hof zal ook de onttrekking aan het verkeer gelasten van de iPhone (Apple), bevattende afbeeldingen van jihadistische activiteiten, zijnde het als 5 genummerde voorwerp op de beslaglijst. Hiertoe is vastgesteld dat de 10 beschreven DVD’s (jihad movies) en de iPhone (Apple) bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan de verdachte werd verdacht zijn aangetroffen, terwijl deze voorwerpen aan hem toebehoren en kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Voorts geldt dat ten aanzien van deze DVD’s het ongecontroleerde bezit in strijd is met het algemeen belang.
Ten aanzien van alle overige op de beslaglijst vermelde inbeslaggenomen voorwerpen zal het hof de teruggave gelasten aan de verdachte, nu het belang van de strafvordering zich daartegen niet meer verzet.
14. Toepasselijke wettelijke voorschriften
15. BESLISSING
Het hof,
vernietigt het vonnis waarvan beroep - voorzover aan het oordeel van het hof onderworpen - en doet opnieuw recht:
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1A tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Opzettelijk zich middelen verschaffen tot het plegen van een terroristisch misdrijf en zich daartoe kennis en vaardigheden verwerven;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1B tenlastegelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt:
Voorbereiding van opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is;
Verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 1A en 1B bewezen verklaarde strafbaar en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte ter zake van het onder 1A en 1B bewezenverklaarde tot
een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden;
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in art. 27, eerste lid, of art. 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt de straf voor het onder 2 bewezen en strafbaar verklaarde feit op
een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden;
Beveelt de verbeurdverklaring van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
- een computer (Paradigit), op de beslaglijst genummerd als 2.
Beveelt de onttrekking aan het verkeer van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- tien DVD’s (jihad movies), op de beslaglijst genummerd als 4;
- een iPhone (Apple), op de beslaglijst genummerd als 5.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- brief levering poeder, op de beslaglijst genummerd als 1;
- papieren geschriften, op de beslaglijst genummerd als 3;
- zeven onbeschreven DVD’s, op de beslaglijst genummerd als 4.
Dit arrest is gewezen door mr. R.A.Th.M. Dekkers,
mr. T.E. van der Spoel en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. L. van Wijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 januari 2015.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 27‑01‑2015
Requisitoir eerste aanleg, p. 19 en requisitoir hoger beroep, p. 7.
Zie Hoge Raad 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6691, NJ 2011/316 en Hoge Raad 17 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4200, NJ 2002/626.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e studioverhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij persoonsdossier (verder: PD) p. 113-114.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 206, 207 en 210.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 210.
Hij geeft aan vanuit Turkije naar Syrië te willen gaan om tegen het sjiitisch regime van Assad te vechten, dat het gemunt heeft op het soennitische deel van de bevolking. Proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goederen van het KLPD, documentcode 29-992995, d.d. 20 maart 2012 (met bijlagen), bijlagen bij zaaksdossier (verder: ZD) p. 206-207.
Dat blijkt voorts ook uit zijn verhoren bij de politie waarin hij zegt bereid te zijn om de soennitische vrijheidsstrijders te helpen in de strijd tegen de president van Syrië. Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 206-207.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 211.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e studioverhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 210-211.
Rechtbank Den Haag 1 december 2014, ECLI:NL:RBDHA:2014:14652, para. 1.
De Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst, Transformatie van het jihadisme in Nederland. Zwermdynamiek en nieuwe slagkracht (Den Haag oktober 2014), p. 41-43.
Cijfers volgens de AIVD, zie: www.aivd.nl/@3112/transformatie/
Salafisme in Nederland. Een voorbijgaand fenomeen of een blijvende factor van belang?, Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding (maart 2008), p. 13 e.v.
AIVD, Transformatie van het jihadisme in Nederland. Zwermdynamiek en nieuwe slagkracht (Den Haag oktober 2014), p. 28; Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, Ideologie en strategie van het jihadisme, 2009, p. 11.
Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, Ideologie en strategie van het jihadisme (december 2009), p. 11.
AIVD, Transformatie van het jihadisme in Nederland. Zwermdynamiek en nieuwe slagkracht (Den Haag oktober 2014), p. 42.
Oxford Islamic Studies Online [geraadpleegd op 23 december 2014]: http://www.oxfordislamicstudies.com/article/opr/t125/e624#
AIVD, Transformatie van het jihadisme in Nederland. Zwermdynamiek en nieuwe slagkracht (Den Haag oktober 2014), p. 31. Zie ook: http://www.memrijttm.org/at-cairo-conference-leading-sunni-clerics-urge-sunnis-worldwide-to-mobilize-for-jihad-against-the-alawite-regime-in-syria-and-its-shiite-supporters.html
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-968959, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 221-223.
Wet van 12 juni 2009, Stb. 245, i.w.t. 1 april 2010.
Council of Europe Convention on the Prevention of Terrorism, CETS nr. 196. Het Verdrag werd op 16 mei 2005 te Warschau gesloten en is op 1 juni 2007 in werking getreden.
Stb. 2010, 139.
Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding, PbEU L 164 van 22 juni 2002, zoals gewijzigd bij het Kaderbesluit 2008/919/JBZ van de Raad van 28 november 2008, PbEU L.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2004-2005, 29 754, nr. 13, Gewijzigde motie van het lid Eerdmans.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 9-10.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 4-5.
Handelingen I, vergaderjaar 2009-2010, 31 386, nr. 18, p. 790.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 5.
Handelingen I, vergaderjaar 2009-2010, 31 386, nr. 18, p. 790.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 5.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 4.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van verslag, p. 7-8.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 9.
Handelingen I, vergaderjaar 2009-2010, nr. 18, p. 791; Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 10.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 5.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 5-6.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 4.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 4.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 7, Verslag, p. 4.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2007-2008, 31 386, nr. 3, Memorie van Toelichting, p. 6.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2009-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 3-4.
Handelingen II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 43, p. 3795.
Handelingen II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 43, p. 3795.
Handelingen II, vergaderjaar 2009-2010, 31 386, nr. 43, p. 3795.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8; Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 3-4.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 3.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 6.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 6; Er dienen ‘aanknopingspunten te zijn die wijzen in de richting van een terroristisch oogmerk’. Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 2.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 6.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 5.
Zie Hoge Raad 5 april 2011, ECLI:NL:HR:2011:BO6691, NJ 2011/316 en Hoge Raad 17 september 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE4200, NJ 2002/626.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 7-8.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 7.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 7, Verslag, p. 4.
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 13 maart 2012.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-957868, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 8 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 13-16. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-958145, betreffende het onderzoek communicatie -adres [x], d.d. 9 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 17-21. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-958177, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 9 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 22-26. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-958203, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 9 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 27-31. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954374, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 32-42. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954491, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 43-47. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954534, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 48-50. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954548, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 51-54. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954600, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 55-56. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954643, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 57-58. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954675, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 59-60.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-956769, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 8 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 61-73.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-954818, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 7 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 74-77.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-957783, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 9 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 136-146. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-957761, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 9 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 147-157. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-957705, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 9 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 158-160. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-979778, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 maart 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 267-272.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-974961, betreffende het onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 6 maart 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 241-266.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-961167, betreffende ontvangst informatie website viscolontkopen.nl, d.d. 13 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 118-122.
Proces-verbaal ter terechtzitting in eerste aanleg d.d. 2 oktober 2013 inhoudende de verklaring van de verdachte.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-968178, 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD, p. 123-125.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034307, betreffende uitgewerkte 1e studioverhoor [verdachte], d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij VD p. 65 en 69. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-961167, betreffende ontvangst informatie website viscolontkopen.nl, d.d. 13 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD, p. 118-122. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-968178, 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD, p. 123-125.
Deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 12 april 2012, nummer 2012.02.24.053, opgemaakt door [a], bijlagen bij ZD p. 713-722.
Pleitnota mr. Weening, overgelegd op de zitting d.d. 15 december 2014, ongenummerd (nummering van het hof: p. 9-10).
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034307, betreffende het uitgewerkte 1e studioverhoor van de verdachte d.d. 13 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 40.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034307, betreffende het uitgewerkte 1e studioverhoor van de verdachte d.d. 13 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 40. Proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goederen van het KLPD, documentcode 29-992995, d.d. 20 maart 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 584-585. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-967385, betreffende onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 161-163.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 185.
De verdachte schrijft in een mail aan [emailadres] op 3 december 2011, vanaf de computer in zijn ouderlijk huis: “Ik ben nog hier in het land van de ongelovigen”, in: Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-967385, betreffende onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 163. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e studioverhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 151-152.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-968959, betreffende onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 230.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e studioverhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 128-133.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e studioverhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 113-114.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 206, 207 en 210.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 210.
Hij geeft aan vanuit Turkije naar Syrië te willen gaan om tegen het sjiitisch regime van Assad te vechten, dat het gemunt heeft op het soennitische deel van de bevolking. Proces-verbaal onderzoek inbeslaggenomen goederen van het KLPD, documentcode 29-992995, d.d. 20 maart 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 584-588.
Dat blijkt voorts ook uit zijn verhoren bij de politie waarin hij zegt bereid te zijn om de soennitische vrijheidsstrijders te helpen in de strijd tegen de president van Syrië. Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 206-207.
Proces-verbaal van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 211.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e studioverhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 210-211.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-018551, betreffende het veiligstellen data DVD recordables, d.d. 17 april 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 727. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-434361, betreffende het verslag van Peters, d.d. 20 september 2013 (met bijlagen).
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e verhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 129.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e verhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 130.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e verhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 130.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e verhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p 134, 135. Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-969885, betreffende onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 22 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 232.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-968959, betreffende onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 20 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 230.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 29-969885, betreffende onderzoek communicatie IP-adres [x], d.d. 22 februari 2012 (met bijlagen), bijlagen bij ZD p. 233.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e verhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 125.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-038879, betreffende het uitgewerkte 3e verhoor van de verdachte d.d. 21 maart 2012, d.d. 14 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 203.
Proces-verbaal van bevindingen van het KLPD, documentcode 30-034422, betreffende het uitgewerkte 2e verhoor van de verdachte d.d. 14 maart 2012, d.d. 10 mei 2012 (met bijlagen), bijlagen bij PD p. 161, 165.
Requisitoir in hoger beroep, p. 11.
Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 7, Verslag, p. 6.
Requisitoir in hoger beroep, p. 10.
Hof Den Haag 18 november 2005, ECLI:NL:GHSGR:2005:AU6181; voorts CAG Keijzer, ECLI:NL:PHR:2003:AJ0533, nr. 10 voor HR 18 november 2003, ECLI:NL:HR:2003:AJ0533.
Hof Den Haag 18 november 2005, ECLI:NL:GHSGR:2005:AU6181.