Rb. Amsterdam, 20-01-2017, nr. EA VERZ 16-1277
ECLI:NL:RBAMS:2017:842
- Instantie
Rechtbank Amsterdam
- Datum
20-01-2017
- Zaaknummer
EA VERZ 16-1277
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBAMS:2017:842, Uitspraak, Rechtbank Amsterdam, 20‑01‑2017; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2017/838
AR-Updates.nl 2017-0174
Brightmine 2017-20000401
VAAN-AR-Updates.nl 2017-0174
Uitspraak 20‑01‑2017
Inhoudsindicatie
Reorganisatieontslag. Redelijke grond voor opzegging? Verzoek werknemer tot herstel arbeidsovereenkomst na opzegging met toestemming van het UWV. Verzoek toegewezen. Niet aannemelijk dat er geen andere passende functie aanwezig was. Artikel 7:669 BW.
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 5463073 EA VERZ 16-1277
beschikking van: 20 januari 2017
func.: 811
beschikking van de kantonrechter
I n z a k e
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
verzoeker,
nader te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. D.C. Coppens,
t e g e n
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BLOKKER B.V.,
gevestigd te Duivendrecht,
verweerster,
nader te noemen: Blokker,
gemachtigde: mr. W.M. Hes.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
[verzoeker] heeft een verzoekschrift met producties ingediend en daarin primair verzocht om Blokker te veroordelen om de arbeidsovereenkomst met hem te herstellen. Blokker heeft een verweerschrift met producties ingediend.
Op 12 januari 2017 is de zaak mondeling behandeld. [verzoeker] is verschenen vergezeld door zijn gemachtigde. Namens Blokker is [naam 1] verschenen vergezeld door de gemachtigde en zijn kantoorgenoot. Partijen hebben hun standpunten naar voren gebracht en vragen van de kantonrechter beantwoord.
Na verder debat is een datum voor beschikking bepaald.
FEITEN
1.1.
[verzoeker] , geboren op [datum] , is op 30 mei 1988 in dienst getreden bij Blokker. [verzoeker] verdiende laatstelijk een salaris van € 3.512,92 bruto per vier weken exclusief vakantietoeslag en overige emolumenten in de functie Manager Technische Dienst.
1.2.
Tot 1 november 2013 was [verzoeker] Hoofd Interne Dienst op het Blokker hoofdkantoor. Vanwege het samenvoegen van de interne diensten van Blokker, Marskramer en Big Bazar zijn de facilitaire diensten van deze ondernemingen gereorganiseerd. Per 1 november 2013 is [naam 2] , voormalig werkneemster van Marskramer, aangesteld als Manager Facilitaire Dienst van Blokker, Marskramer en Big Bazar en [verzoeker] als Manager Technische Dienst van Blokker, Marskramer en Big Bazar. [verzoeker] diende daarbij verantwoording af te leggen aan [naam 2] . Met deze nieuwe indeling heeft [verzoeker] ingestemd.
1.3.
In december 2015 is een nieuwe functie ingesteld; Facilitair coördinator. Net als de functie van [verzoeker] valt deze functie onder de verantwoording van [naam 2] .
1.4.
Op 14 december 2015 heeft Blokker een adviesaanvraag ingediend bij haar ondernemingsraad (hierna: OR) met betrekking tot het voorgenomen besluit om de ondersteunende diensten binnen Blokker te optimaliseren.
1.5.
Op 25 januari 2016 heeft Blokker de afdeling van [verzoeker] over deze voorgenomen reorganisatie geïnformeerd. Daarbij is kort hieraan voorafgaand [verzoeker] medegedeeld dat dit in hield dat zijn functie zou komen te vervallen.
1.6.
Op 28 januari 2016 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] (HR-medewerkster), [naam 2] en [verzoeker] en zijn echtgenote. Hierbij is medegedeeld dat de functie van [verzoeker] bij instemming van de OR zal vervallen en dat Blokker zal uitkijken naar een andere passende functie. [verzoeker] heeft in dat gesprek medegedeeld interesse te hebben voor een functie bij het Shared Service Center ICT (SSC ICT) bij Blokker Holding, een IT-functie, Afgesproken is dat [naam 1] dit zou voorleggen aan de Holding.
1.7.
Bij brief van 1 februari 2016 aan [naam 1] heeft [verzoeker] gesolliciteerd op de functie bij SSC ICT.
1.8.
Op 23 februari 2016 heeft de OR positief geadviseerd op het voorgenomen reorganisatieplan.
1.9.
Op 9 maart 2016 heeft opnieuw een gesprek plaatsgevonden tussen [naam 1] en [verzoeker] . Daarbij is medegedeeld dat de functie van [verzoeker] per direct was komen te vervallen, dat hij werd vrijgesteld van werk en dat hij zijn sleutels en passen moest inleveren. [verzoeker] is de keuze gelaten of hij diezelfde dag of op een andere manier afscheid wilde nemen van zijn collega’s. [verzoeker] heeft er toen voor gekozen om direct in de kantine afscheid te nemen.
1.10.
Op 10 maart 2016 ontving [naam 1] van een medewerker van de Holding een e-mailbericht waarin is vermeld:
“Ik heb zojuist een intake gehad mbt de vacature van Netwerkspecialist. Ik heb tevens de kandidatuur van [verzoeker] besproken en hij voldoet helaas niet aan de gewenste senioriteit voor deze functie.”
1.11.
Bij brief van 25 maart 2016 heeft de gemachtigde van [verzoeker] kenbaar gemaakt dat [verzoeker] zich niet kon verenigen met het beëindigen van zijn dienstverband.
1.12.
Op 10 augustus 2016 heeft Blokker daarom een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV wegens bedrijfseconomische redenen. Bij besluit van 9 september 2016 heeft het UWV toestemming gegeven voor opzegging van de arbeidsovereenkomst.
1.13.
Bij brief van 14 september 2016 heeft Blokker vervolgens tegen 1 januari 2017 de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] opgezegd.
1.14.
Daarop heeft de gemachtigde van [verzoeker] onderhavig verzoekschrift ingediend.
GESCHIL
2. [verzoeker] verzoekt de kantonrechter om ingevolge artikel 7:682 lid 1 van het Burgerlijke Wetboek (BW) de opzegging van de arbeidsovereenkomst te vernietigen en Blokker te veroordelen om de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2017 te herstellen.
3. [verzoeker] stelt hiertoe dat geen sprake is van een redelijke grond voor opzegging, omdat geen sprake is van bedrijfseconomische redenen. Het wegvallen van alleen zijn functie kan niet tot een substantiële kostenreductie voor het Blokker concern leiden. Bovendien is geen sprake van een unieke functie, maar van een uitwisselbare functie met die van Manager facilitaire dienst ( [naam 2] ) en die van Facilitair coördinator. Deze functies zijn immers ontstaan uit de functie Hoofd technische dienst die hij tot november 2013 alleen uitvoerde. Er had dan ook, volgens [verzoeker] , afgespiegeld moeten worden en dan zou [verzoeker] , gelet op zijn lange dienstverband, niet voor ontslag in aanmerking komen.
Verder heeft Blokker geen serieuze poging gedaan om [verzoeker] een passende andere functie aan te bieden, terwijl die wel binnen het concern voorhanden was. Daarmee heeft Blokker niet voldaan aan de vereisten van artikel 7:669 lid 1 BW.
4. Blokker heeft verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen zal hieronder voor zover van belang nader worden ingegaan.
BEOORDELING
5. Ingevolge artikel 7:669 lid 1 BW kan de werkgever een arbeidsovereenkomst opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Voordat een redelijke grond aangenomen kan worden, dient de werkgever te onderzoeken of de werknemer binnen redelijke termijn is te herplaatsen. Deze termijn gaat in op de datum van de beslissing van het UWV. Allereerst zal daarom worden beoordeeld of herplaatsing bij Blokker niet mogelijk was dan wel niet in de rede lag.
6. Vaststaat dat Blokker [verzoeker] op 9 maart 2016 een functie heeft aangeboden bij Intertoys B.V., die qua inhoud passend was, maar waarvan de arbeidsvoorwaarden veel lager lagen dan die van zijn toenmalige functie. Deze functie heeft [verzoeker] dan ook geweigerd. Blokker voert aan dat overigens geen passende functies bestonden binnen het concern.
7. [verzoeker] stelt echter dat de functie bij SSC ICT passend is en heeft daarop ook bij brief in februari 2016 gesolliciteerd. Hij heeft op deze sollicitatie desondanks geen reactie gekregen en in de wandelgangen op 2 maart 2016 vernomen dat deze functie was vergeven. Blokker heeft zich, volgens [verzoeker] , niet ingespannen om een passende functie voor hem te vinden. Blokker betwist dit en voert aan dat de SSC ICT functie niet passend was en verwijst daarbij naar het e-mailbericht van 10 maart 2016 aan [naam 1] (zie 1.10). De in die e-mail aangevoerde – niet nader gemotiveerde – reden voor de conclusie dat de functie niet passend is, is onvoldoende tegenover de stelling van [verzoeker] ter zitting dat hij in zijn oude functie gezamenlijk met ICT medewerkers infrastructurele werkzaamheden ten behoeve van ICT heeft verricht – hetgeen Blokker niet heeft weersproken – en dat hij aldus over ervaring beschikte. Blokker heeft niet aannemelijk gemaakt, bijvoorbeeld door overlegging van de vacaturetekst met functieomschrijving en functie-eisen, dat deze functie – ook na scholing – niet passend was voor [verzoeker] . Dit geldt temeer omdat met [verzoeker] geen sollicitatiegesprek is gevoerd en Blokker er kennelijk direct van overtuigd was dat de functie [verzoeker] niet paste. Zij heeft dat echter niet voldoende gemotiveerd.
8. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen moet het er dus voor worden gehouden dat de betreffende functie wel passend was en dat [verzoeker] derhalve in dienst had kunnen blijven bij Blokker. Dat die functie vrij is gekomen vóórdat definitief was beslist dat de functie kwam te vervallen betekent niet dat dit niet bij de beoordeling of er sprake is van een andere passende functie kan worden betrokken. [verzoeker] was immers al op de hoogte gesteld van het feit dat Blokker voornemens was zijn functie op te heffen en de ondernemingsraad was reeds verzocht daarover een advies uit te brengen.
9. Los van het voorgaande is het zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet voorstelbaar dat binnen een groot concern als Blokker is, in de periode van maart 2016 tot 1 januari 2017 geen passende functie voor [verzoeker] beschikbaar was behoudens de aangeboden functie bij Intertoys. De door Blokker aan UWV in het kader van het verzoek om toestemming overgelegde lijst met functies en data in- en uitdiensttreding is voor die conclusie in ieder geval onvoldoende. Gesteld noch gebleken is bovendien dat Blokker inzicht heeft gegeven in de (te verwachten) vacatures in de periode van 14 september 2016 en 1 januari 2017. Het is aan Blokker immers om aannemelijk te maken dat (ook) vanaf 14 september 2016 geen herplaatsingsmogelijkheden bestonden.
10. Uit het voorgaande vloeit voort dat niet kan worden geconcludeerd dat herplaatsing niet mogelijk was dan wel niet in rede lag en kan dus ook niet worden uitgesloten dat in strijd met artikel 7:669 lid 1 BW is opgezegd.
11. Ingevolge artikel 7:682 lid 1 sub a BW kan de kantonrechter in dat geval op verzoek van een werknemer de arbeidsovereenkomst herstellen. Het verzoek van [verzoeker] tot herstel van de arbeidsovereenkomst zal dan ook worden toegewezen. Voor vernietiging van de opzegging, zoals tevens door [verzoeker] verzocht, bestaat geen wettelijke grond, zodat het verzoek op dat punt wordt afgewezen.
12. De omstandigheid dat de functie van [verzoeker] inmiddels is vervallen, maakt het voorgaande niet anders en komt voor rekening van Blokker.
13. Onder deze omstandigheden behoeft de vraag of er een redelijke grond voor opzegging bestond geen bespreking meer.
14. Blokker wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.
BESLISSING
De kantonrechter:
veroordeelt Blokker om de arbeidsovereenkomst met [verzoeker] te herstellen met ingang van 1 januari 2017;
veroordeelt Blokker in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op:salaris € 545,00
griffierecht € 78,00totaal € 623,00 voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt Blokker tot betaling van een bedrag van € 50,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en Blokker niet binnen 14 dagen na aanschrijving vrijwillig aan de beschikking heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en op 20 januari 2017 bij vervroeging in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.