Einde inhoudsopgave
De goede procesorde (BPP nr. IV) 2006/2.3.2
2.3.2 Art. 27 Rv. Openbaarheid van de terechtzitting
Mr. V.C.A. Lindijer, datum 08-11-2006
- Datum
08-11-2006
- Auteur
Mr. V.C.A. Lindijer
- JCDI
JCDI:ADS379922:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
De wetgever heeft bewust aansluiting gezocht bij art. 6 EVRM, zo blijkt uit de toelichting op art. 27 Rv, Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 3 (MvT), p. 57/58, de toelichting op art. 8:62 Awb, PG Awb 11, p. 458 en de toelichtingen op art. 22 Sv, Kamerstukken II 1988/89, 22 584, nr. 3 (MvT), p. 19.
Art. 6 EVRM luidt, voor zover hier van belang en in de Nederlandse vertaling: 'De uitspraak moet in het openbaar worden gewezen maar de toegang tot de rechtszaal kan aan de pers en het publiek worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, in het belang van de goede zeden, van de openbare orde of nationale veiligheid in een democratische samenleving, wanneer de belangen van minderjarigen of de bescherming van het privé leven van procespartijen dit eisen of, in die mate als door de rechter onder bijzondere omstandigheden strikt noodzakelijk wordt geoordeeld, wanneer de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden.'
Kamerstukken II 1999/00, 26 855, nr. 4 (Verslag), p. 18.
Idem, nr. 5 (Nota n.a.v. verslag), p. 30. In de parlementaire geschiedenis van de andere genoemde artikelen wordt niet ingegaan op de vraag welke omstandigheden het belang van een goede rechtspleging ernstig zouden schaden.
Zie Kamerstukken g 1982/83, 17 620, nr. 3 (MvT), p. 6 en 9.
36. De openbaarheid van de behandeling van en uitspraak in een zaak wordt gerekend tot de beginselen van het burgerlijk procesrecht. Uitzonderingen op dit beginsel zijn echter mogelijk. De eis van openbaarheid en de gronden waarop de rechter een uitzondering op die openbaarheid kan maken, zijn vastgelegd in art 27 Rv.
Art. 27 Rv
1. De terechtzitting is openbaar. De rechter kan evenwel gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren of slechts met toelating van bepaalde personen bevelen:
a. in het belang van de openbare orde of de goede zeden,
b. in het belang van de veiligheid van de Staat,
c. indien de belangen van minderjarigen of de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van partijen dit eisen,
d. indien de openbaarheid het belang van een goede rechtspleging ernstig zou schaden.
(...) [curs. vcal.].
Vergelijkbare, vrijwel gelijkluidende bepalingen, vinden we in de art. 22 lid 1 Sv, 269 lid 1 Sv en 8:62 lid 2 Awb. Dat deze bepalingen vrijwel gelijkluidend zijn, is niet verwonderlijk. Blijkens de toelichtingen op de bepalingen zijn zij niet alleen op elkaar afgestemd, maar beogen zij alle aan te sluiten bij de bewoordingen van de art. 6 EVRM en 14 IVBP.1 Deze verdragsartikelen eisen dat de uitspraak in het openbaar wordt gewezen, maar bepalen daarbij dat de toegang tot de rechtszaal aan de pers en het publiek kan worden ontzegd, gedurende de gehele terechtzitting of een deel daarvan, onder meer wanneer 'de openbaarheid de belangen van een behoorlijke rechtspleging zou schaden'.2
37. Gevraagd om meer inzicht te geven in de betekenis van de 'vage' gronden genoemd in art. 27 Rv3, moest ook de minister erkennen dat de in art. 27 lid 1 sub d. genoemde grond weinig concreet omschreven is. Bij wijze van voorbeeld noemde hij de behandeling van een verzoek tot wraking waarbij ernstige beschuldigingen tegen een of meer leden van de rechterlijke macht worden geuit, die 'zo weinig gesubstantieerd zijn dat daartegen niet op eenvoudige wijze verweer kan worden gevoerd.' Ook kon de minister zich 'voorstellen dat wanneer een partij een groot aantal wrakingsverzoeken achter elkaar doet, met als kennelijk doel om vooral aandacht te trekken voor een door hem in het algemeen veronderstelde partijdigheid van de rechterlijke macht', een openbare behandeling van die verzoeken ernstige schade zou kunnen toebrengen aan het belang van een goede rechtspleging.4
Een nadere, alomvattende invulling van het belang van een behoorlijke rechtspleging lijkt moeilijk te geven, zonder tekort te doen aan het bedoelde ruime bereik van de bepaling. In verzoekschriftprocedures gold ook vóór de herziening van 2002 al een sterk op art. 27 Rv gelijkend voorschrift, te weten art. 429g lid 1 (oud) Rv. In dit voorschrift, dat ook al op art. 6 EVRM was afgestemd5, werd bepaald dat de rechter een gehele of gedeeltelijke behandeling van de zaak met gesloten deuren kon bevelen, onder meer onder bijzondere omstandigheden, waarin behandeling ter openbare terechtzitting 'de belangen van de rechtspraak zou schaden'. Ook dat criterium had een grote potentiële reikwijdte, zij het dat het voorschrift wel vereiste dat de rechter het bevel om op die grond de deuren te sluiten 'strikt noodzakelijk' achtte. Het is niet waarschijnlijk dat de wetgever met de andersluidende formulering van art. 27 Rv een inhoudelijke wijziging ten opzichte van dit oude voorschrift op het oog heeft gehad. Dat de reikwijdte van de bepaling niet te eng moet worden opgevat, blijkt ook uit de zo mogelijk op dit punt nog sterker onbepaald geformuleerde Engelse versie van art. 6 EVRM. Deze spreekt van 'special circumstances where publicity would prejudice the interests of justicelcurs. vcal].
38. Al met al lijkt ernstige6 schade aan het belang van een goede rechtspleging een 'sluitingsgrond' waar heel veel onder kan vallen.7 In alle situaties waarin openbaarheid op de een of andere manier in de weg staat aan het goede functioneren van de rechtspraak, zowel bezien vanuit het materiële perspectief van een juiste rechtsbedeling, als vanuit het daarmee samenhangende formele perspectief van een eerlijke, doelmatige en effectieve procedure, is het belang van een goede rechtspleging in het geding. Zo kunnen zaken die het aanzien van de rechterlijke macht schaden, het materiële functioneren van de rechtspraak belemmeren: indien het gezag van en vertrouwen in de rechter ernstig aan het wankelen wordt gebracht, zullen partijen eerder hun toevlucht nemen tot middelen die met minder waarborgen voor een evenwichtige rechtsbedeling zijn omgeven. Toch zal de rechter ook in dergelijke zaken niet te snel een behandeling met gesloten deuren mogen bevelen. In de regel is het aanzien van en vertrouwen in de rechterlijke macht immers gediend met een openbare behandeling van zaken, juist ook in zaken waarin het functioneren van de rechterlijke macht of van individuele rechters ter discussie staat. Zelfs in het door de minister gegeven voorbeeld, waarin een partij een groot aantal wrakingsverzoeken doet om de aandacht te vestigen op een door haar veronderstelde partijdigheid van de rechterlijke macht, zou een niet-openbare behandeling juist argwaan kunnen wekken.