FED 2013/18:Inbrengvrijstelling van toepassing ingeval van oneigenlijke inbreng van onroerende zaken in cv gevolgd door doorverkoop van de onroerende zaken. De Hoge Raad oordeelt dat voor de toepassing van de inbrengvrijstelling niet ter zake doet in welke verhouding de inbrenger kapitaal en een vordering verkrijgt (vgl. BNB 1993/199). Voorts doet niet ter zake of ten tijde van de inbreng reeds een voornemen tot verkoop van de ingebrachte zaken bestond.