CRvB, 27-03-2009, nr. 08/2702 WSF, nr. 08/2708 WSF
ECLI:NL:CRVB:2009:BH9365
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
27-03-2009
- Magistraten
Mrs. G. van der Wiel, J. Brand, I.M.J. Hilhorst-Hagen
- Zaaknummer
08/2702 WSF
08/2708 WSF
- LJN
BH9365
- Roepnaam
kortlopende schuld IB-groep
- Vakgebied(en)
Bestuursprocesrecht (V)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2009:BH9365, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 27‑03‑2009; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
USZ 2009/157 met annotatie van Redactie
JB 2009/147 met annotatie van J.H. Keinemans
Uitspraak 27‑03‑2009
Inhoudsindicatie
Rechtbank heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijkverklaard. Appellanten hadden belang bij beoordeling en vernietiging van het bestreden besluit, aangezien bij dit besluit vergoeding van de proceskosten in bezwaarfase was geweigerd. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden vernietigd. Niet-ontvankelijkverklaring bezwaar door IB-groep terecht.
Mrs. G. van der Wiel, J. Brand, I.M.J. Hilhorst-Hagen
Partij(en)
UITSPRAAK
op het hoger beroep van:
[Appellant] (appellant) en [Appellante] (appellante), wonende te [woonplaats] (tezamen: appellanten),
tegen de uitspraak van de rechtbank 's‑Hertogenbosch van 11 april 2008, 07/1921 (hierna: aangevallen uitspraak),
in het geding tussen:
appellanten
en
de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep (hierna: IB-Groep).
I. Procesverloop
Namens appellanten heeft mr. P.F.M. Gulickx, advocaat te Breda, hoger beroep ingesteld.
De IB-Groep heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2009.
Appellant is verschenen in tegenwoordigheid van mr. Gulickx, voornoemd. De IB-Groep was vertegenwoordigd door mr. G.J.M. Naber.
II. Overwegingen
1.1.
Bij besluiten van 24 augustus 2007 is de aan appellante toegekende partnertoeslag op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (WSF 2000) herzien over de periode vanaf 1 september 2006, waardoor een kortlopende schuld is ontstaan van in totaal € 6.312,80.
1.2.
Bij besluit op bezwaar van 8 oktober 2007 is het tegen deze besluiten gerichte bezwaar gegrond verklaard en medegedeeld dat appellante recht heeft op de partnertoeslag over de periode vanaf 1 september 2006 tot 1 augustus 2007. Er is een proceskostenvergoeding toegekend van € 322,- en voor nadere uitwerking van dit besluit ten aanzien van het schuldsaldo is verwezen naar nadere berichtgeving die nog zal volgen.
1.3.
Bij Bericht van 9 november 2007 heeft de IB-Groep de toelage van appellante over het jaar 2008 vastgesteld, waarbij tevens een saldo aan kortlopende schuld per 12 oktober 2007 ten bedrage van € 5.643,39 is vermeld. Tegen dit Bericht hebben appellanten bezwaar gemaakt wat betreft het saldo aan kortlopende schuld en de aangekondigde verrekening daarvan met de toelage.
1.4.
Bij Berichten van 10 november 2007 heeft de IB-Groep, onder verwijzing naar het besluit op bezwaar van 8 oktober 2007, appellante opnieuw de partnertoeslag toegekend over de periode van 1 september 2006 tot 1 augustus 2007. Hierbij heeft zij vermeld dat hiermee volledig aan het bezwaar is tegemoet gekomen. Blijkens het vermelde schuldoverzicht is geen sprake meer van een kortlopende schuld.
1.5.
Bij het bestreden besluit van 21 november 2007 heeft de IB-Groep het bezwaar tegen het Bericht van 9 november 2007 niet-ontvankelijk verklaard, omdat, nu door dit Bericht geen verandering is opgetreden in de intrekking van de partnertoeslag, dit Bericht in zoverre niet gericht is op rechtsgevolg. Ter informatie is gewezen op de Berichten van 10 november 2007.
2.
Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank overwogen dat, nu ter zitting is gebleken dat het beroep enkel is gericht op het verkrijgen van een proceskostenvergoeding, appellanten niet kunnen worden ontvangen in hun beroep. Gelet op de vaste jurisprudentie van de Raad (o.m. LJN BB0717) kan immers een belang bij vernietiging van een besluit niet enkel zijn gelegen in het verkrijgen van een proceskostenvergoeding.
3.
In hoger beroep is (naar de Raad begrijpt) het volgende aangevoerd. De rechtbank heeft het beroep van appellanten ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank is ten onrechte niet ingegaan op het argument van appellanten dat ten onrechte geen vergoeding van gemaakte proceskosten in bezwaar is toegekend door de IB-groep bij het bestreden besluit. Voorts is het Bericht van 9 november 2007 wel degelijk gericht op rechtsgevolg ten aanzien van de (te verrekenen) kortlopende schuld. Nu met de Berichten van 10 november 2007 in feite het besluit van 9 november 2007 is herroepen en volledig door de IB-Groep is tegemoet gekomen aan het bezwaar, had de IB-Groep een bezwaarkostenvergoeding moeten toekennen onder toepassing van artikel 7:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 8:75 Awb.
4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.2.
De door de rechtbank genoemde jurisprudentie ziet niet op de onderhavige situatie, gelet op de gronden van het hoger beroep van appellanten. In de aangehaalde zaak ging het om de proceskosten in eerste aanleg dan wel hoger beroep terwijl het appellanten in dit geval (tevens) gaat om de proceskosten in de bezwaarfase. Naar het oordeel van de Raad hadden appellanten wel degelijk belang bij beoordelingen vernietiging van het bestreden besluit, aangezien bij dit besluit vergoeding van de proceskosten op grond van artikel 7:15 Awb was geweigerd. De aangevallen uitspraak dient dan ook te worden vernietigd.
4.3.
De Raad komt vervolgens toe aan de inhoudelijke beoordeling van het beroep van appellanten. De Raad is, gelet op zijn jurisprudentie terzake, van oordeel dat het Bericht van 9 november 2007 ten aanzien van het (te verrekenen) vermelde saldo aan kortlopende schuld per 12 oktober 2007 ten bedrage van € 5.643,39, niet gericht is op rechtsgevolg. Het betreft een herhaling van de bij eerdere besluiten vastgestelde schuld in verband herziening van de partnertoeslag. Naar het oordeel van de Raad is het bezwaar van appellanten dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard door de IB-Groep. Nu het Bericht van 9 november 2007 niet is herroepen was de IB-Groep, gelet op het bepaalde in artikel 7:15 van de Awb niet gehouden tot vergoeding van de proceskosten in bezwaar over te gaan.
4.4.
Gelet op het bovenstaande is de Raad van oordeel dat het bestreden besluit de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
4.5.
De aangevallen uitspraak dient derhalve te worden vernietigd en het beroep dient alsnog ongegrond te worden verklaard.
5.
De Raad ziet aanleiding om de IB-Groep te veroordelen in de proceskosten van appellanten tot een bedrag van € 644,- voor in hoger beroep en een bedrag van € 644,- voor in beroep verleende rechtsbijstand.
III. Beslissing
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep ongegrond;
Veroordeelt de hoofddirectie van de Informatie Beheer Groep in de door appellanten in beroep en in hoger beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 1.288,- te betalen door de Informatie Beheer Groep;
Bepaalt dat de Informatie Beheer Groep het door appellanten in beroep en in hoger beroep betaalde griffierecht van in totaal € 146,- aan hen vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door G. van der Wiel als voorzitter en J. Brand en I.M.J. Hilhorst-Hagen als leden. De beslissing is, in tegenwoordigheid van A.C.A. Wit als griffier, uitgesproken in het openbaar op 27 maart 2009.
(get.) G. van der Wiel.
(get.) A.C.A. Wit.