Hof Den Haag, 15-07-2016, nr. 2200097715
ECLI:NL:GHDHA:2016:2134
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
15-07-2016
- Zaaknummer
2200097715
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2016:2134, Uitspraak, Hof Den Haag, 15‑07‑2016; (Hoger beroep)
- Wetingang
- Vindplaatsen
NbSr 2016/180 met annotatie van mr. J.N. de Boer
Uitspraak 15‑07‑2016
Inhoudsindicatie
Het gerechtshof Den Haag spreekt de verdachte advocaat vrij van valsheid in geschrift. Hem werd – na terugwijzing van de HR – verweten dat hij betrokken was bij het vals opmaken van legal opinions en certificates voor het verkrijgen van leningen voor een Rotterdams bedrijf. Het hof heeft vastgesteld dat de advocaat in zijn zogenaamde legal opinions en daarbij behorende certificaten feitelijke onjuistheden had opgenomen over de vraag of er voor garantstellingen in belangrijke kredietovereenkomsten toestemming van de raad van commissarissen nodig was. Het hof heeft nu vastgesteld dat niet buiten twijfel is komen vast te staan dat de advocaat de onjuistheden opzettelijk in zijn legal opinions en de certificaten heeft opgenomen om op die manier te verdoezelen dat er wel toestemming nodig was en dat die toestemming niet was gegeven. Dat betekent dat, wat er van het handelen van de advocaat ook zij, hij van het strafrechtelijke verwijt van valsheid in geschrifte moet worden vrijgesproken.
Partij(en)
Rolnummer: 22-000977-15
Parketnummer: 10-993156-06
Datum uitspraak: 15 juli 2016
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 maart 2010 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
adres: [adres].
1. Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep van dit hof van 28 juni en 1 juli 2016.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
2. Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het ten laste gelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit gerechtshof heeft bij arrest van 17 april 2013 het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte integraal van het ten laste gelegde vrijgesproken.
Tegen dit arrest is door het Openbaar Ministerie beroep in cassatie ingesteld.
De Hoge Raad der Nederlanden heeft bij arrest van 17 februari 20151.voormeld arrest van het gerechtshof Den Haag vernietigd voor wat betreft de beslissingen ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde en heeft de zaak naar dit gerechtshof teruggewezen ten einde de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te berechten en af te doen.
3. Omvang van het hoger beroep
Gelet op die procesgang is, met inachtneming van de uitspraak van de Hoge Raad, de zaak thans aan het oordeel van het hof onderworpen voor wat betreft het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Het onder feit 3 ten laste gelegde is voor wat betreft de vrijspraak door de Hoge Raad in stand gelaten en mitsdien niet meer aan het oordeel van dit hof onderworpen.
Waar hierna wordt gesproken van “de zaak” of “het vonnis”, wordt daarmee bedoeld de zaak of het vonnis dat op grond van het vorenstaande aan het oordeel van dit hof is onderworpen.
4. Tenlastelegging
Aan de verdachte is – voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - ten laste gelegd dat:
1.hij,
op of omstreeks A) 3 maart 2004 (D/1415) en/of B) 4 juni 2004 (D/1428), althans op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 30 juni 2004,
te Amsterdam en/of te Rotterdam en/of/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een of meerdere zogenoemde legal opinions en/of verklaring(en), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/ of zijn mededader(s) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid –
A) (D/1415) in een brief gericht aan de [bank 1] te Amsterdam, (op het 1e blad gedateerd 3 maart 2003, op het 2e, 3e en 4e blad gedateerd 3 maart 2004) vermeld en/of opgenomen en/of ingevuld en/of doen en/of laten vermelden en/of invullen en/of opnemen (zakelijk weergegeven):
- dat hij, verdachte, en/of (een) ander(en) deze verklaring hadden opgesteld "as special counsel on certain matters of Dutch Law to [vennootschap 1]", en/of
- onder punt A op het 3e blad:
"The execution and delivery of the Guarantees has been approved by all necessary action on behalf of the Guarantor and does not require the consent or approval of any person except as has been obtained." en/of
- op het 3e blad:
"The opinions expressed in this letter are subject to the following limitations, exceptions and qualifications: (..) d. Article 25.6 of the Articles of Association subjects the entering into of certain transactions by the management board of the Guarantor to the prior approval of the supervisory board of the Guarantor. Providing guarantees in respect of third party obligations is not specifically listed as a transaction requiring such prior approval. (..)", en/of
- dat [persoon 1] als directeur van het [vennootschap 1] volgens de statuten van deze vennootschap geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan van en/of afgeven van (een) garantie(s),
en/of
B) (D/1428) in een brief gericht aan de [bank 1] te Amsterdam, (gedateerd 4 juni 2004), vermeld en/of opgenomen en/of ingevuld en/of doen en/of laten vermelden en/of invullen en/of opnemen (zakelijk weergegeven):
- dat hij, verdachte, en/of (een) ander(en) deze verklaring hadden opgesteld "as special counsel on certain matters of Dutch Law in connection with the execution and delivery by [vennootschap 1]", en/of
- onder punt A op het 3e blad:
"The execution and delivery of the Guarantee has been approved by all necessary action on behalf of the Guarantor and does not require the consent or approval of any person except as has been obtained." en/of
- op het 3e blad:
"The opinions expressed in this letter are subject to the following limitations, exceptions and qualifications: (..) d. Article 25.6 of the Articles of Association subjects the entering into of certain transactions by the management board of Guarantor to the prior approval of the supervisory board of the Guarantor. Providing a guarantee in respect of third party obligations is not specifically listed as a transaction requiring such prior approval. (..)", en/of
- dat [persoon 1] als directeur van het [vennootschap 1] volgens de statuten van deze vennootschap geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan van en/of afgeven van (een) garantie(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.hij op of omstreeks A) 27 februari 2004 (D/1410) en/of B) 2 maart 2004 (D/1414) en/of C) 4 juni 2004 (D/1427), althans op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2004 tot en met 30 juni 2004,
te Amsterdam en/of te Rotterdam en/of/althans (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
een of meerdere zogenoemde certificate(s) of verklaring(en), (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of heeft doen en/of laten opmaken en/of vervalsen, immers heeft/hebben verdachte en/ of zijn mededader(s) (telkens) valselijk - immers opzettelijk in strijd met de waarheid –
A) (D/1410) in een certificate of verklaring, gedateerd 27 februari 2004, vermeld en/of opgenomen en/of ingevuld en/of doen en/of laten vermelden en/of invullen en/of opnemen (zakelijk weergegeven):
- dat [persoon 1] geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan van en/of afgeven van (een) garantie(s) en/of
- onder punt 5:
"Execution and delivery of the Guarantees does not require the approval of the supervisory board of the Guarantor."
en/of dat geschrift doen of laten voorzien van een handtekening van [persoon 1] (zulks ter bevestiging van de inhoud van dat geschrift) en/of
B) (D/1414) in een certificate of verklaring, gedateerd 2 maart 2004, vermeld en/of opgenomen en/of ingevuld en/of doen en/of laten vermelden en/of invullen en/of opnemen (zakelijk weergegeven):
- dat [persoon 1] geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan van en/of afgeven van (een) garantie(s) en/of
- onder punt 5:
"Execution and delivery of the Guarantees does not require the approval of the supervisory board of the Guarantor." en/of
dat geschrift doen of laten voorzien van een handtekening van [persoon 1] (zulks ter bevestiging van de inhoud van dat geschrift) en/of
C) (D/1427) in een certificate of verklaring, gedateerd 4 juni 2004, vermeld en/of opgenomen en/of ingevuld en/of doen en/of laten vermelden en/of invullen en/of opnemen (zakelijk weergegeven):
- dat [persoon 1] geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan van en/of afgeven van (een) garantie(s) en/of
- onder punt 5:
"Execution and delivery of the Guarantee does not require the approval of the supervisory board of the Guarantor. However, the members of de supervisory board of the Guarantor are aware of, and have not voiced any objection against, the Guarantor entering into the Guarantee." en/of
dat geschrift laten voorzien van een handtekening van [persoon 1] (zulks ter bevestiging van de inhoud van dat geschrift),
zulks telkens met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
5. Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
6. Beoordeling van de tenlastelegging
Ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde wordt de verdachte – zakelijk weergegeven – verweten dat hij Legal opinions en/of certificates, al dan niet in vereniging, opzettelijk valselijk en in strijd met de waarheid heeft opgemaakt, althans heeft doen laten opmaken, zulks telkens met het oogmerk om deze Legal opinions en/of certificates als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te laten gebruiken.
Rechtsopvatting artikel 225, eerste lid Sr.
Bij de beantwoording van de vraag of de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, Sr, staat het volgende voorop. Onder een geschrift dat bestemd is om tot bewijs van enig feit te dienen, wordt verstaan een geschrift waaraan in het maatschappelijk verkeer betekenis voor het bewijs van enig feit pleegt te worden toegekend, de zogenaamde bewijsbestemming van het ten laste gelegde geschrift. Daarnaast dient het geschrift valselijk te zijn opgemaakt of vervalst en dient de verdachte hierop opzet, in voorwaardelijke zin hierbij inbegrepen, te hebben gehad.
Voorts dient de verdachte het oogmerk te hebben gehad om dit geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken. Volgens vaste jurisprudentie ziet het in artikel 225, eerste lid, Sr bedoelde oogmerk slechts op het gebruik van het valse of vervalste geschrift en niet op het vervalsen of valselijk opmaken zelf. Voor bewezenverklaring van dat oogmerk is beslissend of de verdachte de bedoeling had het desbetreffende geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of te doen gebruiken. Dat oogmerk kan dus bestaan ongeacht de vorm van het opzet die ten aanzien van het valselijk opmaken of vervalsen wordt aangenomen2..
Met betrekking tot de vraag naar de aard, functie en het gebruik van de Legal opinion in het kader van de bewijsbestemming ervan, die door de verdediging is betwist, volstaat het hof met hier over te nemen hetgeen daarover is overwogen in het eerdere, vernietigde arrest van dit hof van 17 april 20133., luidende als volgt:
“Naar het oordeel van het hof dient vervolgens allereerst de vraag beantwoord te worden naar de aard, functie en het gebruik van de ‘legal opinion’.
Het oordeel van het hof
Het hof betrekt bij zijn oordeel de deskundigenberichten van [deskundige 1] en [deskundige 2] alsook hun verklaringen zoals afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2013 en komt op grond daarvan tot de slotsom dat het doel van een ‘legal opinion’ er in de Nederlandse rechtspraktijk in is gelegen om inzichtelijk te krijgen of er een (juridisch) beletsel is voor de afdwingbaarheid van de beoogde (achterliggende) transactie, of anders gezegd, een redelijke mate van juridische zekerheid voor wat betreft aspecten van geldigheid en rechtsgevolg van de beoogde rechtshandeling die minst genomen een wegingsfactor is in de oordeelsvorming van de geadresseerde en, volgens [deskundige 2], vergelijkbaar met een accountantsverklaring, zij het niet met de garantiefunctie van de accountantsverklaring.
De ‘legal opinions’ die thans ter beoordeling voorliggen zijn zogenaamde “third-party” opinions waarbij de opinie–geadresseerde, in casu [bank 1] niet in een cliënt-relatie tot de opiniegever staat. Als advies van de opiniegever zijn ‘legal opinions’ dan ook stellig te noemen in die zin dat zij een juridische bevestiging zijn van een bepaald gegeven waarop de partij ten behoeve waarvan de opinie wordt afgegeven mag vertrouwen, in dit geval de gebondenheid van het [vennootschap 1]In onderlinge samenhang bezien maakt het bovenstaande dat de ‘legal opinions’ [D/1415] en [D/1428] door hun functie en gebruik te kwalificeren zijn als geschriften met bewijsbestemming zoals bedoeld in artikel 225 van het Wetboek van Strafrecht. Dat zij naar hun aard de weergave behelzen van het individuele rechts- c.q. professioneel oordeel van de opiniegever, de verdachte, doet daar niet aan toe of af, en dat geldt tevens voor de stelling van de verdediging dat de publica fides beperkt is tot [bank 1]”
7. Standpunt Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft zich bij requisitoir op het standpunt gesteld dat de verdachte zich aan het onder 1 en 2 ten laste gelegde tezamen met anderen schuldig heeft gemaakt. Hiertoe is – verkort en zakelijk weergegeven – het volgende aangevoerd.
- De zinsneden in de Legal opinions (feit 1):
“The execution and delivery of the Guarantees has been approved by all necessary action on behalf of the Guarantor and does not require the consent or approval of any person except has been obtained”, en
“d. Article 25.6 of the Articles of Association subjects the entering into of certain transactions by the management board of the Guarantor to the prior approval of the supervisory board of the Guarantor. Providing guarantees in respect of third party obligations is not specifically listed as a transaction requiring such prior approval. (..)"
zijn in strijd met de waarheid, nu de vereiste toestemming niet was gegeven respectievelijk de Raad van Commissarissen wel goedkeuring had dienen te verlenen.
- De zinsneden in de certificaten (feit 2):
“dat [persoon 1] geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan van en/of afgeven van (een) garantie(s)” en
"Execution and delivery of the Guarantee does not require the approval of the supervisory board of the Guarantor. However, the members of de supervisory board of the Guarantor are aware of, and have not voiced any objection against, the Guarantor entering into the Guarantee."
zijn eveneens in strijd met de waarheid, nu [persoon 1] wel toestemming van de Raad van Commissarissen nodig had.
Dit alles maakt dat de onder 1 en 2 tenlastegelegde documenten vals zijn. De verdachte wist dat en had de vereiste opzet, tenminste in voorwaardelijke zin, daartoe. Met de handtekening van [persoon 1] onder de certificaten bekrachtigde de verdachte hiermee de juistheid van de inhoud daarvan. De verdachte had ook het oogmerk die documenten als echt te (doen) gebruiken.
Gelet op dit standpunt is door de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld, rekening houdend met de lange duur van de procedure alsmede met het feit dat de verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, tot een geldboete ter hoogte van € 25.000,-, te vervangen door 160 dagen hechtenis, alsmede tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren.
8. Standpunt verdediging
Door de verdediging is – zakelijk weergegeven, kort samengevat en onder verwijzing naar de door de verdediging overgelegde en in het procesdossier gevoegde pleitaantekeningen – gesteld dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe is voor zover van belang het volgende naar voren gebracht.
- -
De bewijsbestemming van de Legal opinion is niet gegeven nu de opgenomen onjuistheid niet strekt tot bewijs van enig feit anders dan het bewijs van de mening van de verdachte; de inhoud van de certificates komt voor de verantwoordelijkheid van de ondertekenaar ervan, in casu [persoon 1]. De ten laste gelegde Legal opinions en certificates zijn, in samenhang bezien met de “qualifications”, niet onjuist;
- -
De verdachte wist niet dat hij een onjuistheid opschreef, hij heeft dat nooit opzettelijk gedaan, en hij heeft nooit de kans aanvaard, kwaad of goed, op het opnemen van een onjuistheid in een Legal opinion;
- -
De verdachte heeft geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin gehad op onjuistheden in de door hem opgestelde stukken;
- -
Het is niet zo dat de verdachte [persoon 1] de ten laste gelegde certificates liet tekenen: het was aan [persoon 1] zelf om de concept-certificates al dan niet aan te passen en/of al of niet te tekenen.
Voor zover de verdachte – achteraf bezien - onjuistheden heeft opgenomen in de door hem onder zijn verantwoordelijkheid opgestelde Legal opinions4.en voor zover die onjuistheden zijn opgenomen in de door hem geconcipieerde en door de directeur van het [vennootschap 1](hierna: [vennootschap 1]) namens het [vennootschap 1]getekende certificates5.betwist de verdachte (voorwaardelijk) opzet daartoe te hebben gehad. De verdachte is er naar eigen zeggen - door onnauwkeurigheid- steeds ten onrechte van uit gegaan dat voor de garantstellingen die hier aan de orde zijn geen speciale toestemming van de Raad van Commissarissen van het [vennootschap1]nodig was. In zoverre bevatten deze stukken achteraf gezien weliswaar “valsheden”, maar die betreffen niet de externe gebondenheid van de garantiegever jegens de kredietverlener ([bank 1]) en raken dan ook niet de afdwingbaarheid van de garanties.
9. Overwegingen en oordelen van het hof
9.1
Partiële vrijspraken
De rechtbank heeft in het bestreden vonnis vastgesteld dat (voorwaardelijk) opzet van de verdachte op valsheden niet is komen vast te staan. Aan de vraag of de door de verdachte opgestelde geschriften inhoudelijk al dan niet juist zijn is de rechtbank niet toegekomen6..
In hoger beroep is het onderdeel
“tezamen en in vereniging met (een) ander(en)”,
zowel in feit 1 als in feit 2, niet meer uitdrukkelijk aan de orde gesteld in die zin dat het Openbaar Ministerie niet met een nieuwe onderbouwing is gekomen, terwijl daarvan in het door de Hoge Raad vernietigde arrest van dit hof van 2013 was vrijgesproken. Het daartegen ingestelde cassatiemiddel is bij arrest van de Hoge Raad verworpen.
Van het onderdeel in de tenlastelegging in zowel feit 1 als feit 2, inhoudende dat de verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan
“as special counsel on certain matters of Dutch Law to [vennootschap 1]”
is de verdachte eveneens vrijgesproken bij het vernietigde arrest van dit hof van 2013. Tegen dat onderdeel van de vrijspraak was geen cassatiemiddel ingesteld en bij de onderhavige behandeling van het hoger beroep zijn daarover geen andere onderbouwde standpunten meer ingenomen.
Het hof heeft gelet hierop (ook ambtshalve) geen aanleiding gezien tot het opnieuw bespreken van de onderdelen van de tenlastelegging
“tezamen en in vereniging met (een) ander(en)”
en
“as special counsel on certain matters of Dutch law tot [vennootschap 1]”
en de verdachte zal van die onderdelen ook nu worden vrijgesproken.
Voor zover daarnaast in de tenlastelegging van zowel feit 1 als van feit 2 is opgenomen dat de verdachte in strijd met de waarheid in de Legal opinions dan wel de certificates zou hebben opgenomen:
“dat [persoon 1] geen (voorafgaande) toestemming en/of goedkeuring van de Raad van commissarissen van het [vennootschap 1] nodig had voor het aangaan en/of afgeven van (een) garantie(s)”
spreekt het hof daarvan vrij nu die tekst niet in de bedoelde stukken is aangetroffen.
9.2
Schuld of opzet
Het hof stelt voorts het volgende vast.
Artikel 25.6 van de Statuten van het [vennootschap 1]luidt (voor zover hier van belang):
- -
… aan de goedkeuring van de raad van commissarissen (zijn) onderworpen besluiten van het bestuur omtrent:
- -
a. tot en met k …;
- -
l. verbinden van de vennootschap voor schulden van anderen dan afhankelijke maatschappijen, hetzij door borgtocht, hetzij op andere wijze;
- -
m. tot en met p.
In de op de tenlastelegging onder 1. vermelde Legal opinions, documenten D/1415 en D/1428, is onder andere vermeld:
“The execution and delivery of the Guarantees has been approved by all necessary action on behalf of the Guarantor and does not require the consent or approval of any person except as has been obtained.”
(…)
“The opinions expressed in this letter are subject to the following limitations, exceptions and qualifications: (…)
(d). Article 25.6 of the Articles of Association subjects entering into certain transactions by the management board of the Guarantor to the prior approval of the supervisory board of the Guarantor. Providing guarantees in respect of third party obligations is not specifically listed as a transaction requiring such prior approval. (…)”
In de op de tenlastelegging onder 2. vermelde certificates, documenten D/1410, D/1414 en D/1427, is onder meer vermeld:
D/1410 en D/1414:
(…) 5. Execution and delivery of the Guarantees does not require the approval of the supervisory board of the Guarantor.
D/1427:
(…) 5. Execution and delivery of the Guarantees does not require the approval of the supervisory board of the Guarantor. However, the members of the supervisory board of the Guarantor are aware of, and have not voiced any objection against entering into the Guarantee.
Voor zover in de ten laste gelegde geschriften wordt aangegeven dat voor de beoogde garantstelling door het [vennootschap 1] van door de [bank 1] aan [vennootschap 2] te verstrekken kredieten de goedkeuring van de Raad van Commissarissen (supervisory board) van het [vennootschap 1] niet statutair was vereist, c.q. die toestemming al dan niet uitdrukkelijk was verkregen, dan wel becommentarieerd, is zulks derhalve onjuist en moeten die geschriften dan ook in zoverre als vals worden aangemerkt, terwijl zij als “echt” en “onvervalst” door de verdachte ter beschikking zijn gesteld aan de [bank 1] als Legal opinions respectievelijk certificates.
De statutaire bepalingen van het [vennootschap 1] laten er immers geen misverstand over bestaan, dat (onder meer) bedoelde transacties - te weten het verstrekken van een garantie -transacties betreffen die onderworpen zijn aan voorafgaande toestemming van de Raad van Commissarissen. Nu de verdachte niettemin daaraan is voorbijgegaan, zijn deze geschriften op dat onderdeel onjuist en als zodanig vals. De verdachte is bij het opstellen van de Legal opinions en het concipiëren en gebruik maken van de certificates, welke geschriften nu juist met name op die punten helderheid dienden te verschaffen, kennelijk met grove onachtzaamheid te werk gegaan en de valsheden in die geschriften zijn derhalve (mede) aan zijn (grove) schuld te wijten, nu de verdachte als gespecialiseerd en ervaren jurist op die juistheid behoorde toe te zien.
Voor bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde - te weten valsheid in geschrifte -, dient voor de strafrechtelijke aansprakelijkheid van die valsheid daarenboven bewezen te worden dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld.
Het Openbaar Ministerie heeft gemotiveerd betoogd dat de verdachte kennelijk opzettelijk, subsidiair met voorwaardelijk opzet7., heeft gehandeld en de verklaringen van verdachte daarover dan ook als onaannemelijk terzijde moeten worden geschoven. Het Openbaar Ministerie verdenkt de verdachte ervan opzettelijk te hebben verdoezeld dat hij in feite, in plaats van als onafhankelijk en gespecialiseerd juridisch deskundige, als advocaat van [vennootschap 2] de belangen van die cliënt heeft laten prevaleren boven het belang van de [bank 1] en boven zijn eigen professionele integriteit.
De verdachte heeft ieder (voorwaardelijk) opzet op het opmaken van de valse (onderdelen) van de Legal opinions en de certificates gemotiveerd betwist, stellende (kort samengevat) dat de – achteraf gezien en gebleken - onjuistheden in de bewuste stukken zijn veroorzaakt door onnauwkeurigheid zijnerzijds.
Hij stelt het toestemmingsvereiste van de Raad van Commissarissen aanvankelijk, bij het opstellen van de Legal opinion van maart 2004, over het hoofd te hebben gezien en vervolgens, in juni 2004, het toestemmingsvereiste niet nader te hebben geverifieerd (na te hebben vastgesteld dat de statutaire bepalingen na de vaststelling van zijn Legal opinion van maart 2004 niet recentelijk waren gewijzigd), omdat naar zijn inschatting voor de [bank 1] het “prangende punt” de afdwingbaarheid van de garanties was en die afdwingbaarheid niet door eventuele gebreken in de interne procedures, zoals bijvoorbeeld toestemming van de Raad van Commissarissen, wordt geraakt.
Over zijn positie als advocaat van [vennootschap 2] heeft naar zijn zeggen bij de betrokken onderhandelingspartners geen enkele onduidelijkheid bestaan; partijen kenden zijn jarenlange betrokkenheid als advocaat bij [vennootschap 2], zodat daaruit evenmin opzet op valsheid kan worden afgeleid.8.
9.3
Oordeel van het hof
Voor bewezenverklaring van de aan de verdachte onder 1 (de Legal opinions) en 2 (de certificates) ten laste gelegde valsheid in geschrift moet komen vast staan dat de verdachte heeft gehandeld met - minst genomen - het voorwaardelijk opzet om de valsheden in de geschriften op te nemen (dan wel te laten staan in de definitieve versie), en/of met het oogmerk om die in zoverre valse geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Van zodanig voorwaardelijk opzet kan slechts sprake zijn als kan worden vastgesteld dat de verdachte, bij het opmaken van die geschriften, zich niet alleen bewust is geweest van de aanmerkelijke kans, dat (onderdelen van) die geschriften vals (zouden blijken te) zijn, maar tevens de verwezenlijking van die aanmerkelijke kans willens en wetens voor lief genomen heeft.9.
In dat verband acht het hof het volgende van belang.
De verdachte is er, naar zijn zeggen door onzorgvuldigheid, aanvankelijk van uitgegaan dat voor de garantstelling geen toestemming van de Raad van Commissarissen was vereist. Hij heeft zijn Legal opinion van juni 2004 eenvoudigweg gebaseerd op de eerdere Legal opinion van maart 2004. Hij stelt bij het opstellen van de Legal opinion van maart 2004 over de daarop betrekking hebbende bepaling in de statuten te hebben heen gelezen (artikel 25.6 onder letter l van de statuten van het [vennootschap1]). De verdachte heeft voorts betoogd dat hij gelet op de onbetwiste vertegenwoordigingsbevoegdheid van de (enige) directeur van het [vennootschap 1](te weten: [persoon 1]) van oordeel was dat eventuele onregelmatigheden in de interne procedure (waaronder de vereiste toestemming van de Raad van Commissarissen) de gebondenheid van het [vennootschap 1] aan de met de [bank 1] overeengekomen garanties niet wezenlijk zou treffen.
Tot mei 2004 was het bestaan van de (nieuwe) kredietovereenkomst en de garantie door het [vennootschap 1], waarop de Legal opinion van maart 2004 betrekking had, alleen bekend bij [persoon 2] ([vennootschap 2]), [persoon 1] ([vennootschap 1]), de top van [bank 1] en bij de verdachte, die sinds geruime tijd advocaat van [vennootschap 2]/[persoon 2] was en belast met de (juridische) uitvoering van een en ander. Tussen de partijen [vennootschap 2], [bank 1] en het [vennootschap 1]waren in het recente verleden, met tussenkomst van de verdachte, vergelijkbare kredietovereenkomsten en garantstellingen overeengekomen die op zichzelf niet tot bijzondere problemen hadden geleid. In de onderhavige Legal opinions wordt onder de “qualifications” onder (d) wel aandacht besteed aan de twijfel over de goedkeuringseisen. Dat leidt, aldus de verdediging, mede tot de opstelling van het certificate waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat er geen toestemming van de Raad van Commissarissen nodig is. De verdachte ging daar, hoewel onjuist, naar zijn zeggen door onnauwkeurigheid, ook van uit. De aanvulling op dit punt was kennelijk bedoeld ter “geruststelling” van de [bank 1] dat eventuele omissies in de interne besluitvorming binnen het [vennootschap 1], zoals het al dan niet (voorgeschreven) verlenen van toestemming door de Raad van Commissarissen, de afdwingbaarheid van de door de vertegenwoordigingsbevoegde (enig) directeur van het [vennootschap 1], [persoon 1], gesloten garantieovereenkomst niet zou aantasten. De verdachte huldigde - en huldigt nog steeds - dat standpunt dat die goedkeuring voor de afdwingbaarheid van de garantie niet was vereist.
In mei 2004 komt een en ander in zoverre naar buiten dat de problemen van [vennootschap 2] bekend raken, als ook de kredietverleningen door de [bank 1] en de onderliggende garantie daarvoor door het [vennootschap 1]
In de e-mailcorrespondentie, van 3 juni 200410., van de verdachte met de jurist van de [bank 1], [persoon 3], komt onder meer naar voren dat de vraag naar de vereiste toestemming van de Raad van Commissarissen een aandachtspunt is, maar een en ander leidt, met medeweten va [persoon 3]n, ook dan niet tot aanpassing van de concept-Legal opinion, wel tot uitdrukkelijke opneming in de certificates dat de toestemming van de Raad van Commissarissen niet is vereist (van de juistheid waarvan de verdachte - zoals gezegd door onnauwkeurigheid - uitging). De verdachte heeft verklaard dat hij de statuten van het [vennootschap 1] er op dat moment (opnieuw) niet op heeft nageslagen. Hij heeft slechts gecheckt en vastgesteld dat de statuten van het [vennootschap 1]intussen niet waren gewijzigd.
Het hof begrijpt de verdachte aldus dat hij ook toen van oordeel bleef dat toestemming van de Raad van Commissarissen niet nodig was.
Wat daarvan zij: hij acht – kennelijk ter geruststelling van [bank 1] - een (nieuw) certificate, te ondertekenen door [persoon 1], aangewezen.
Het aangepaste certificate, gedateerd 4 juni 2004 en ondertekend door [persoon 1], bevat dan onder meer de (nieuwe) zinsnede
“…the members of the supervisory board of the Guarantor (=[vennootschap 1]) are aware of, and have not voiced any objection against the Guarantor entering into the Guarantee.”(D/1427).
De juistheid van die aanvulling wordt in het dossier niet aangetoond en moet derhalve in zoverre eveneens als onjuist worden beschouwd.
Anders dan het Openbaar Ministerie heeft betoogd, acht het hof de verklaringen van de verdachte, wat daarvan overigens zij, in zijn algemeenheid niet zo onaannemelijk dat daaraan voorbij moet worden gegaan. Uit een en ander blijkt namelijk niet zonder meer dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld met als doel te verdoezelen dat er wél toestemming van de Raad van Commissarissen nodig was én niet verkregen. De verdachte ging er immers naar eigen zeggen - op dat moment – nog van uit dat die toestemming niet noodzakelijk was en gelet op het belang van de [bank 1] ook niet van doorslaggevende betekenis voor de afdwingbaarheid van de overeengekomen garantie door het [vennootschap1]; enig rechtstreeks en onweerlegbaar bewijs dat de verdachte er rekening mee hield dat de Legal opinions en ook de certificates op dat moment en in dat opzicht vals zouden blijken te zijn ontbreekt. Opzet van de verdachte op het valselijk opmaken (en gebruiken) van de Legal opinions en de certificates kan dan ook niet worden afgeleid uit zijn eigen verklaringen en ander bewijs daarvoor is in het dossier niet aangetroffen.
Naar het oordeel van het hof kan voorwaardelijk opzet van de verdachte op die valsheden evenmin buiten redelijke twijfel worden afgeleid uit de (overige) feitelijke omstandigheden.
De omstandigheid, dat buiten discussie is dat de verdachte zich van de door hem gedebiteerde onjuistheden had moeten vergewissen, - zeker in juni 2004, toen over de garantie-verstrekkingen door (de dreiging van) de ernstige financiële moeilijkheden van de kredietontvanger [vennootschap 2] en daardoor de kredietverstrekking onder de loep genomen moest worden en [bank 1] de afdwingbaarheid van de garantie nog verifieerde11.- maakt dat niet anders. Naar het oordeel van het hof kan daaruit weliswaar grove schuld door (professionele) onachtzaamheid worden afgeleid, maar alles overziende moet het er voor worden gehouden dat de verdachte er ook in juni 2004 kennelijk nog van is uitgegaan dat de kans, die weliswaar op zichzelf als aanmerkelijk te beschouwen is, dat de door hem geproduceerde stukken valsheden zouden bevatten en desondanks als “echt en onvervalst” zouden worden aangemerkt, zich toch niet zou verwezenlijken, maar dat het juist, zoals door alle partijen beoogd, zonder veel problemen zou leiden tot bekrachtiging van die door partijen op zich zelf kennelijk gewenste krediet- en garantieovereenkomst.
Onder die omstandigheden kan niet gezegd worden dat de verdachte die kans op verwezenlijking van het in de stukken opnemen en gebruiken van valsheden met betrekking tot het toestemmingsvereiste van de Raad van Commissarissen willens en wetens voor lief heeft genomen. Aldus kan naar het oordeel van het hof niet – buiten redelijke twijfel - worden vastgesteld dat de verdachte met voorwaardelijk opzet de valse bepalingen omtrent het toestemmingsvereiste van de Raad van Commissarissen heeft opgenomen in de Legal opinons dan wel in de (concept-) certificates.
Daarin ligt tevens besloten dat evenmin buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om valse (onderdelen van) Legal opinions en certificates als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
Evenals de rechtbank komt het hof dan ook uiteindelijk tot de slotsom dat de verdachte van het hem onder 1 en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Tenslotte merkt het hof ambtshalve nog op dat bij de vervolging van de verdachte de daarvoor in het algemeen redelijk geachte termijn is overschreden. Gelet op de uiteindelijke algehele vrijspraak van de verdachte volstaat het hof met de vaststelling daarvan.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. S. van Dissel, mr. C.P.E.M. Fonteijn – van der Meulen en mr. E. van Die, in bijzijn van de griffier mr. M.Th.A. de Ridder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 15 juli 2016.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 15‑07‑2016
HR 29 augustus 2006 ECLI:NL:HR:2006:AX:6423 en HR 12 mei 1998, NJ 1998, 694.
Gerechtshof Den Haag, 17 april 2013, ECLI:NL:GHDHA:2013:BZ7322.
Feit 1, in het dossier: D/1415 van 3 maart 2004 en D/1428 van 4 juni 2004
Feit 2, in het dossier D/1410 van 27 februari 2004, D/1414 van 2 maart 2004 en D/1427 van 4 juni 2004
Vonnis Rechtbank Rotterdam d.d. 11 maart 2010, pagina 5.
Requisitoir 28 juni 2016, punt 56.
Dat, in dit verband, de aanduiding in de Legal opinions dat hij optrad als “special counsel” van het [vennootschap 1]geen andere betekenis toekomt heeft het hof hiervoor reeds vastgesteld onder “Partiële vrijspraken”.
HR 25 maart 2003, ECLI:NL:HR:2003:AE9049 m.n. Buruma (HIV-1).
Een geschrift, te weten een e-mailbericht van [persoon 3] aan [verdachte], d.d. donderdag 3 juni 2004, pagina’s 000117 tot en met 000122, D/1449.
Zie eerder vermelde noot (10) over het e-mailcontact tussen de verdachte en de jurist [persoon 3] van [bank 1].