RvdW 2019/490
IPR. Procesrecht. Internationale bevoegdheid volgens commuun IPR (art. 1-14 Rv) van openbare orde; ambtshalve toepassing; onderzoek internationale bevoegdheid; maatstaf. Beslag schept competentie (art. 767 Rv jo. art. 10 Rv).
HR 12-04-2019, ECLI:NL:HR:2019:566
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
12 april 2019
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/02218
- Conclusie
A-G mr. E.M. Wesseling-van Gent
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Beslag en executie
Internationaal privaatrecht / Conflictenrecht
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:566, Uitspraak, Hoge Raad, 12‑04‑2019
ECLI:NL:PHR:2019:113, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 08‑02‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 22‑06‑2018
- Wetingang
Samenvatting
De regels van internationaal bevoegdheidsrecht zijn van openbare orde. Zowel de rechter in eerste aanleg als de rechter in hoger beroep is gehouden ambtshalve de rechtsmacht van de Nederlandse rechter aan een onderzoek te onderwerpen. Voor de rechter in hoger beroep geldt deze verplichting ook indien geen van de partijen zich over de vraag naar de rechtsmacht van de Nederlandse rechter heeft ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.