Verordening (EG) Nr. 1103/97 over enkele bepalingen betreffende de invoering van de euro
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 20-06-1997
- Bronpublicatie:
17-06-1997, PbEG 1997, L 162 (uitgifte: 19-06-1997, regelingnummer: 1103/97)
- Inwerkingtreding
20-06-1997
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-06-1997, PbEG 1997, L 162 (uitgifte: 19-06-1997, regelingnummer: 1103/97)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
1.
De omrekeningskoersen worden vastgesteld als één euro, uitgedrukt in de afzonderlijke nationale munteenheden van de deelnemende lidstaten. Deze koersen worden vastgesteld in zes significante cijfers.
2.
Bij omrekeningen worden de omrekeningskoersen niet afgerond of verkort.
3.
De omrekeningskoersen worden gebruikt voor omrekening van de euro-eenheid naar de nationale munteenheden en vice versa. Inverse koersen, die van de omrekeningskoersen zijn afgeleid, mogen niet worden gebruikt.
4.
Geldbedragen die van de ene in de andere nationale munteenheid moeten worden omgerekend, moeten eerst worden omgerekend in een geldbedrag in euro, dat op niet minder dan drie decimalen wordt afgerond en vervolgens wordt omgerekend in de andere nationale munteenheid. Alternatieve berekeningsmethoden mogen niet gebruikt worden, tenzij zij tot dezelfde resultaten leiden.