Einde inhoudsopgave
RvdW 2020/126
Poging zware mishandeling door aangever een heel harde klap tegen gezicht te geven en tegen een stalen container te duwen, waardoor aangever ten val kwam. Beroep op noodweer. Oordeel hof dat op het moment dat verdachte aangever sloeg geen sprake meer was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en ook geen reƫle dreiging daarvan, is niet zonder meer begrijpelijk. V.z. hof daarnaast aan de verwerping van het verweer ten grondslag heeft gelegd dat voor verdachte geen noodzaak tot verdediging bestond omdat verdachte zich kon onttrekken aan de situatie waarin hij zich bevond, is dat oordeel niet toereikend gemotiveerd.
HR 17-12-2019, ECLI:NL:HR:2019:1894
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
17 december 2019
- Magistraten
Mrs.Ā W.A.M.Ā vanĀ Schendel, Y.Ā Buruma, A.L.J.Ā vanĀ Strien
- Zaaknummer
18/04714
- Conclusie
A-GĀ mr.Ā P.C.Ā Vegter
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2019:1894, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 17ā12ā2019
ECLI:NL:PHR:2019:1145, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05ā11ā2019
Essentie
Poging zware mishandeling door aangever een heel harde klap tegen gezicht te geven en tegen een stalen container te duwen, waardoor aangever ten val kwam. Beroep op noodweer. Oordeel hof dat op het moment dat verdachte aangever sloeg geen sprake meer was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding en ook geen reƫle dreiging daarvan, is niet zonder meer begrijpelijk. V.z. hof daarnaast aan de verwerping van het verweer ten grondslag heeft gelegd dat voor verdachte geen noodzaak tot verdediging bestond omdat verdachte zich kon onttrekken aan de situatie waarin hij zich bevond, is dat oordeel niet toereikend gemotiveerd.