RvdW 2020/635
Regresvordering verzekeraar (art. 7:961 lid 3 BW); ontstaansmoment; aanvang verjaringstermijn (art. 3:310 lid 1 BW); precisering HR 6 april 2012, NJ 2016/196 (ASR/Achmea).
HR 15-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:889
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
15 mei 2020
- Magistraten
Mrs. E.J. Numann, M.V. Polak, T.H. Tanja-van den Broek, M.J. Kroeze, H.M. Wattendorff
- Zaaknummer
18/05203
- Conclusie
A-G mr. T. Hartlief
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Vermogensrecht / Rechtsvorderingen
Verbintenissenrecht / Onrechtmatige daad
Verzekeringsrecht / Schadeverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:889, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 15‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:18, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 10‑01‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 01‑03‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 17‑12‑2018
- Wetingang
Art. 3:310 lid 1, art. 7:961 BW
Essentie
Regresvordering verzekeraar (art. 7:961 lid 3 BW); ontstaansmoment; aanvang verjaringstermijn (art. 3:310 lid 1 BW); precisering HR 6 april 2012, NJ 2016/196 (ASR/Achmea).
Samenvatting
Een regresvordering als bedoeld in art. 7:961 lid 3 BW ontstaat op het moment dat een verzekeraar de schade aan de verzekerde vergoedt voor meer dan zijn deel. De vijfjarige verjaringstermijn van art. 3:310 lid 1 BW vangt voor een regresvordering als bedoeld in art. 7:961 lid 3 BW dan ook niet eerder aan dan op de dag na ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.