Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2024/1351 betreffende asiel- en migratiebeheer, tot wijziging van de Verordeningen (EU) 2021/1147 en (EU) 2021/1060 en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 604/2013
Artikel 25 Niet-begeleide minderjarigen
Geldend
Geldend vanaf 11-06-2024
- Bronpublicatie:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Inwerkingtreding
11-06-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-05-2024, PbEU L 2024, 2024/1351 (uitgifte: 22-05-2024, regelingnummer: 2024/1351)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
1.
Wanneer de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is, zijn alleen de in dit artikel vermelde criteria van toepassing. Die criteria zijn van toepassing in de volgorde waarin zij voorkomen in de leden 2 tot en met 5.
2.
De verantwoordelijke lidstaat is de lidstaat waar een gezinslid of een broer of zus van de niet-begeleide minderjarige zich wettig ophoudt, tenzij wordt aangetoond dat dat niet in het belang van het kind is. Indien de verzoeker een gehuwde minderjarige is van wie de echtgenoot zich niet wettig op het grondgebied van de lidstaten ophoudt, is de verantwoordelijke lidstaat de lidstaat waar de vader, moeder of een andere volwassene die krachtens het recht of volgens de praktijk van die lidstaat voor de minderjarige verantwoordelijk is, of een broer of zus van de minderjarige zich wettig ophoudt, tenzij wordt aangetoond dat dat niet in het belang van het kind is.
3.
Indien de verzoeker een niet-begeleide minderjarige is die een familielid heeft dat zich wettig in een andere lidstaat ophoudt, en het op basis van een individueel onderzoek vaststaat dat dat familielid voor de minderjarige kan zorgen, verenigt die lidstaat de minderjarige met dat familielid en is die lidstaat de verantwoordelijke lidstaat, tenzij wordt aangetoond dat dat niet in het belang van het kind is.
4.
Indien in meer dan één lidstaat gezinsleden, broers of zussen of familieleden als bedoeld in de leden 2 en 3 verblijven, wordt op basis van het belang van het kind bepaald welke lidstaat de verantwoordelijke lidstaat is.
5.
Bij ontstentenis van gezinsleden, broers of zussen of familieleden als bedoeld in de leden 2 en 3 is de lidstaat waar het verzoek van de niet-begeleide minderjarige om internationale bescherming voor het eerst is geregistreerd de verantwoordelijke lidstaat, indien dat in het belang van het kind is.
6.
De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 78 gedelegeerde handelingen vast te stellen met betrekking tot:
- a)
de identificatie van gezinsleden, broers of zussen of familieleden van niet-begeleide minderjarigen;
- b)
de criteria om te bepalen of er sprake is van een bewezen verwantschapsrelatie;
- c)
de criteria om te beoordelen of een familielid in staat is voor een niet-begeleide minderjarige te zorgen, ook in de gevallen waarin gezinsleden, broers of zussen of familieleden van de niet-begeleide minderjarige in verschillende lidstaten verblijven.
Bij de uitoefening van haar bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, beperkt de Commissie zich tot het vooropstellen van het belang van het kind, zoals bepaald in artikel 23, lid 4.
7.
De Commissie stelt door middel van uitvoeringshandelingen eenvormige methoden vast voor overleg en uitwisseling van informatie tussen de lidstaten voor de toepassing van dit artikel. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 77, lid 2, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld.