Europees Verdrag betreffende de niet-toepasselijkheid van verjaring terzake van misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 27-06-2003
- Bronpublicatie:
25-01-1974, Trb. 1979, 69 (uitgifte: 19-04-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-06-2003
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
24-06-2003, Trb. 2003, 94 (uitgifte: 01-01-2003, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Internationale misdrijven
Verdrag van 25 januari 1974
De Lid-Staten van de Raad van Europa die dit Verdrag hebben ondertekend,
De noodzaak overwegend om zowel in tijd van oorlog als in vredestijd de menselijke waardigheid te beschermen;
Overwegend dat misdrijven tegen de menselijkheid en de ernstigste schendingen van de wetten en gebruiken van de oorlog een ernstige aantasting van de menselijke waardigheid vormen;
Om die reden verlangend te verzekeren dat de bestraffing van die misdrijven niet wordt verhinderd door verjaring ten aanzien van hetzij het recht van vervolging, hetzij het recht van tenuitvoerlegging van de straf;
Het wezenlijke belang overwegend dat is gelegen in het bevorderen van een gemeenschappelijk strafrechtelijk beleid op dit gebied, gegeven het feit dat het doel van de Raad van Europa is de totstandbrenging van een grotere eenheid tussen zijn leden,
Zijn als volgt overeengekomen:
Verdragpartijgroep