Einde inhoudsopgave
RvdW 2019/21
Hof had vonnis niet mogen bevestigen dan onder de in art. 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, te weten de in de eerste volzin van art. 359 lid 3 Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
HR 04-12-2018, ECLI:NL:HR:2018:2230
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
4 december 2018
- Magistraten
Mrs. W.A.M. van Schendel, Y. Buruma, A.L.J. van Strien
- Zaaknummer
17/01496
- Conclusie
A-G mr. A.E. Harteveld
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2018:2230, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 04‑12‑2018
ECLI:NL:PHR:2018:1217, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 06‑11‑2018
Essentie
Hof had vonnis niet mogen bevestigen dan onder de in art. 423 lid 1 Sv bedoelde aanvulling van gronden, te weten de in de eerste volzin van art. 359 lid 3 Sv bedoelde weergave van de inhoud van de bewijsmiddelen. Volgt vernietiging en terugwijzing.
Partij(en)
4 december 2018
Strafkamer
nr. S 17/01496
IV/SA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 3 maart 2017, nummer 22/002360-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1987.