RvdW 2022/95
Niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij in haar vordering tot vergoeding van zgn. shockschade.
HR 24-12-2021, ECLI:NL:HR:2021:1947
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
24 december 2021
- Magistraten
Mrs. V. van den Brink, M.J. Borgers, C.E. du Perron, C.H. Sieburgh, T. Kooijmans
- Zaaknummer
20/04285
- Conclusie
A-G mr. E.J. Hofstee
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Strafprocesrecht / Terechtzitting en beslissingsmodel
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:1947, Uitspraak, Hoge Raad, 24‑12‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:1029, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 02‑11‑2021
ECLI:NL:PHR:2021:910, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 05‑10‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑09‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 04‑05‑2021
- Wetingang
Art. 6:106 BW; art. 51f Sv
Essentie
Niet-ontvankelijkverklaring benadeelde partij in haar vordering tot vergoeding van zgn. shockschade is voldoende gemotiveerd. Vereiste dat voor vergoeding van shockschade sprake moet zijn van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld, is niet gewijzigd door het arrest van de HR van 29 juni 2021, NJ 2021/284, m.nt. Lindenbergh.
Samenvatting
Voor de toewijzing van schadevergoeding ter zake van shockschade is vereist dat het bestaan van het betreffende geestelijk letsel in rechte kan worden vastgesteld. Dat zal in het algemeen slechts het geval zijn als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld (vgl. HR 27 september ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.