V-N 2021/15.4
Liechtensteinse Stiftung kwalificeert als APV
HR 26-03-2021, ECLI:NL:HR:2021:367, m.nt. Redactie Vakstudie Nieuws
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
26 maart 2021
- Magistraten
Koopman, Fierstra, Wortel, Beukers-van Dooren, Cools
- Zaaknummer
19/03671
- Noot
Redactie Vakstudie Nieuws
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS262097:1
- Vakgebied(en)
Inkomstenbelasting / Vermogensrendementsheffing (box 3)
Inkomstenbelasting / Resultaat uit overige werkzaamheden
Inkomstenbelasting / Algemeen
Inkomstenbelasting / Aanmerkelijk belang (box 2)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:367, Uitspraak, Hoge Raad, 26‑03‑2021
Beroepschrift, Hoge Raad, 26‑03‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:842, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 18‑09‑2020
- Wetingang
art. 2.14a Wet IB 2001
Essentie
De Hoge Raad oordeelt dat het vermogen van R discretionair is en dus een APV is. Aangezien X geen concreet juridisch afdwingbaar recht jegens R heeft, is het vermogen van R niet non-discretionair.
Samenvatting
G en K, de ouders van X, emigreren naar Zwitserland. G richt in 2007 de Liechtensteinse Stiftung R op en brengt daarin zijn aandelen in A bv, een beleggingsportefeuille en een bankrekening. In 2011 remigreert G naar Nederland, alwaar hij in 2012 overlijdt. De inspecteur belast de door X van R ontvangen bedragen voor werkzaamheden ten behoeve van A bv als resultaat uit overige ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.