Deze zaak hangt samen met de zaak met griffienummer 09/00283 B waarin ik heden eveneens concludeer.
HR (P-G), 07-07-2009, nr. S 09/00282 B
ECLI:NL:PHR:2009:BI3411
- Instantie
Hoge Raad (Procureur-Generaal)
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
S 09/00282 B
- Conclusie
Mr. Jörg
- LJN
BI3411
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2009:BI3411, Conclusie, Hoge Raad (Procureur-Generaal), 07‑07‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BI3411
Conclusie 07‑07‑2009
Mr. Jörg
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Verzoeker = klager]
1.
Het gerechtshof te Arnhem heeft — na verwijzing — bij beschikking van 8 juli 2008 verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag ex art. 552a Sv.
2.
Namens verzoeker heeft mr. Th.J.H.M. Linssen, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingezonden houdende vijf middelen van cassatie.1.
3.
Voor de duidelijkheid citeer ik hieronder de aan de cassatieprocedure voorafgaande procedure zoals die is weergegeven in de bestreden beschikking:
‘Naar aanleiding van een onderzoek door de Algemene Inspectiedienst is tegen klager de verdenking gerezen dat hij runderen hield die niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren 2002 waren geïdentificeerd en/of geregistreerd. In verband met deze verdenking werd door de AID beslag gelegd op 39 runderen. Deze runderen zijn in opdracht van het Openbaar Ministerie vernietigd op 25 juni 2002. Op 15 september 2003 heeft de economische politierechter Zutphen klager ten aanzien van 9 runderen veroordeeld ter zake van overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 105 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. De overige 30 runderen zijn niet in de bewezenverklaring opgenomen. De economische politierechter heeft onttrekking aan het verkeer bevolen van de 9 inbeslaggenomen runderen. Ten aanzien van de 30 runderen heeft de economische politierechter voor het overige geen beslissing genomen.
Klager heeft op 29 september 2003 tegen het vonnis hoger beroep aangetekend. Op 18 februari 2005 heeft klager het hoger beroep ingetrokken.
Vervolgens heeft de raadsman van klager een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, strekkende tot teruggave van de 30 runderen dan wel een verzoek tot het vaststellen van een schadevergoeding, ingediend zowel bij de rechtbank Zutphen als bij het gerechtshof Arnhem. Het gerechtshof heeft zich bij beschikking van 6 januari 2006 onbevoegd verklaard kennis te nemen van het klaagschrift. De rechtbank heeft daarop bij beschikking van 14 april 2006 op het klaagschrift beslist. Zij verklaarde het beklag ongegrond. Tegen die beschikking is door klager beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft op 27 november 2007 de beschikking van de rechtbank vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof te Arnhem, economische kamer, opdat de zaak op het bestaande klaagschrift opnieuw wordt behandeld en afgedaan.’
4.
Het eerste middel klaagt dat het hof ten onrechte verzoekers beklag over de inbeslagneming van de 30 runderen niet-ontvankelijk heeft verklaard.
5.
Blijkens de bestreden beschikking heeft het hof verzoekers klaagschrift als volgt beoordeeld:
‘De onderhavige runderen zijn op de voet van artikel 117 Sv vernietigd. Door deze vernietiging van de inbeslaggenomen runderen is het beslag daarop geëindigd, hetgeen volgt uit artikel 134, tweede lid, sub c, Sv. Nu op het moment van de behandeling van het klaagschrift het beslag reeds was beëindigd, kan klager niet meer worden ontvangen in zijn beklag op de voet van artikel 552a Sv strekkende tot teruggave (vgl. HR 27 november 2001, LJN AD5210). Derhalve dient klager in de onderhavige zaak niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten overvloede geldt dat door het gerechtshof in de zaak met nummer AVNR 277-08 bij beschikking van heden de onderhavige runderen onttrokken aan het verkeer zijn verklaard. Gelet op die beschikking kan klager ook om die reden niet meer worden ontvangen in zijn beroep tegen de beschikking van de rechtbank houdende de ongegrondverklaring van zijn klaagschrift strekkende tot teruggave aan hem van de 30 runderen (zie HR 14 december 2004, LJN AR2036).’
6.
Op 25 juni 2002 zijn in opdracht van het openbaar ministerie op voet van art. 117 Sv na verkregen machtiging de bedoelde 30 runderen vernietigd. Op 14 april 2006 heeft de rechtbank Zutphen, onder verwijzing naar haar beslissing van diezelfde dag inhoudende dat de 30 runderen dienen te worden onttrokken aan het verkeer (beschikking met BVS-nummer 05/156), verzoekers beklag ex art. 552a Sv ongegrond verklaard (beschikking met BVS-nummer 05/245). Na cassatie, waarin Uw Raad de bestreden beschikkingen heeft vernietigd en verwezen naar de Economische Kamer van het hof Arnhem omdat het ervoor moest worden gehouden dat de zaken niet waren behandeld door een economische raadkamer, heeft op 8 juli 2008 genoemde kamer van het hof verzoekers klaagschrift als hierboven beoordeeld en hem aldus in zijn beklag niet-ontvankelijk verklaard (beschikking met AVNR-nummer 276-08) en de 30 runderen onttrokken aan het verkeer verklaard (beschikking met AVNR-nummer 277-08).
7.
Het hof noemt de volgende twee redenen voor de niet-ontvankelijkverklaring van verzoekers klaagschrift:
- 1.
door eerdere vernietiging van de inbeslaggenomen runderen was het beslag op het moment van de behandeling van het klaagschrift reeds beëindigd, en ‘ten overvloede’:
- 2.
door gelijktijdige onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen runderen kon verzoeker ook niet meer klagen tegen de beschikking van de rechtbank.
De eerste reden is juist (vgl. HR 27 november 2001, LJN AD5210), maar de tweede reden is onjuist (zie HR 14 december 2004, LJN AR2036). In laatstgenoemde zaak beoordeelde Uw Raad de ontvankelijkheid van het beroep immers als volgt:
‘Bij de heden door de Hoge Raad … gegeven beschikking is het cassatieberoep van de verzoekers tegen de door de Rechtbank te Roermond op de voet van art. 36b, eerste lid onder 4o, Sr uitgesproken onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen voorwerpen waarop het onderhavige klaagschrift betrekking heeft, verworpen. Gelet op die beschikking kunnen de klagers niet meer worden ontvangen in hun cassatieberoep tegen de beschikking van het Hof houdende de ongegrondverklaring van hun klaagschrift strekkende tot teruggave aan hen van vorenbedoelde inbeslaggenomen — inmiddels onherroepelijk aan het verkeer onttrokken verklaarde — voorwerpen.’
(mijn cursivering, NJ)
8.
In casu was 's hofs beschikking houdende de onttrekking aan het verkeer van de inbeslaggenomen runderen op het moment van de gelijktijdige beoordeling van de ontvankelijkheid van het klaagschrift nog niet onherroepelijk geworden, zodat verzoeker niet om die reden niet-ontvankelijk verklaard had mogen worden. Echter, aangezien het hof deze tweede reden in een overweging ten overvloede heeft genoemd en de eerste reden de niet-ontvankelijkverklaring zelfstandig kan dragen, behoeft op dit punt geen cassatie te volgen.
9.
Nu het hof verzoekers beklag ex art. 552a Sv terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard, faalt het eerste middel.
10.
De overige vier middelen (middelen II, III, IV en V) falen reeds omdat deze niet gericht zijn tegen de onderhavige beschikking, maar tegen de beschikking in de samenhangende zaak met griffienummer 09/00283 B waarin ik heden eveneens concludeer.
11.
Alle voorgestelde middelen lenen zich voor afdoening met de aan art. 81 RO ontleende motivering. Ambtshalve gronden waarop Uw Raad de aangevallen beslissing zou moeten vernietigen heb ik niet aangetroffen.
12.
Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 07‑07‑2009