RFR 2021/93
Verjaring in het erfrecht. Is beroep op verjaring van de vorderingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
HR 23-04-2021, ECLI:NL:HR:2021:649
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
23 april 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, M.J. Kroeze, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
20/00939
- Conclusie
A-G mr. W.L. Valk
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS277245:1
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Schenk- en erfbelasting / Algemeen
Schenk- en erfbelasting / Erfbelasting
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:649, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 23‑04‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:1188, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 10‑03‑2020
- Wetingang
Art. 3:306 jo. 6:2 lid 2 BW
Essentie
Verjaring in het erfrecht.
Is beroep op verjaring van de vorderingen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar?
Samenvatting
Het huwelijk van opa en oma is ontbonden door het overlijden van opa in 1955. Opa en oma hadden een boerenbedrijf. Oma is in 1986 overleden met achterlating van haar drie kinderen: twee dochters en een zoon. In het testament van oma, dat dateert uit 1981, is bepaald dat aan de dochters een legaat toekomt ter grootte van ƒ 100.000. Aan de zoon komt een legaat toe ter grootte van de door hem verschuldigde koopsom ten aanzien van de boerderij van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.