HR, 07-07-2009, nr. 09/00640 H
ECLI:NL:HR:2009:BJ1755
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
07-07-2009
- Zaaknummer
09/00640 H
- Conclusie
Mr. Machielse
- LJN
BJ1755
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2009:BJ1755, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 07‑07‑2009; (Herziening)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2009:BJ1755
ECLI:NL:PHR:2009:BJ1755, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 26‑05‑2009
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2009:BJ1755
- Vindplaatsen
Uitspraak 07‑07‑2009
Inhoudsindicatie
Herziening. Op de in de conclusie AG genoemde gronden moet de door aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid a.b.i. art. 457.1.2º Sv. Aanvraag gegrond.
7 juli 2009
Strafkamer
nr. 09/00640 H
SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 19 maart 2008, nummer 15/666903-07, ingediend door mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen, namens:
[Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1978, wonende te [woonplaats].
1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
De Politierechter heeft de aanvrager ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd" veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden.
2. De aanvrage tot herziening
2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat - kort gezegd - sprake is geweest van een persoonsverwisseling.
3. De conclusie van de Advocaat-Generaal
De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van de in de aanvrage vermelde uitspraak zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak zal worden behandeld en afgedaan op de wijze als in art. 467, eerste lid, Sv is voorzien.
4. Beoordeling van de aanvrage
Op de door de Advocaat-Generaal in zijn conclusie onder 3 en 4 genoemde gronden moet de door de aanvrager gestelde omstandigheid worden aangemerkt als een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrage is dus gegrond.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
verklaart de aanvrage tot herziening gegrond;
beveelt voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Haarlem van 19 maart 2008;
verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren B.C. de Savornin Lohman en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 7 juli 2009.
Conclusie 26‑05‑2009
Mr. Machielse
Partij(en)
Conclusie inzake:
[Aanvrager]
1.
De Politierechter te Haarlem heeft aanvrager op 19 maart 2008 voor ‘opzettelijk handelen in strijd met het in art. 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd’, bij verstek veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden. Tevens heeft de politierechter in beslag genomen voorwerpen verbeurd verklaard. Deze uitspraak is inmiddels onherroepelijk.
2.
Mr. G.W. van der Zee, advocaat te Groningen, heeft een aanvraag tot herziening van deze uitspraak ingediend. De aanvraag voert drie omstandigheden als novum aan die erop wijzen dat een ander zich voor aanvrager heeft uitgegeven. Van die omstandigheden kan blijken uit de aangehechte bewijsmiddelen.
3.
In de eerste plaats wordt erop gewezen dat de verbalisanten die op 6 juli 2007 de op 5 juli 2007 te Beverwijk aangehouden verdachte hebben gehoord aanvrager niet hebben herkend als degene die indertijd is aangehouden en die heeft opgegeven te zijn [Aanvrager]. De tweede omstandigheid die wijst op een persoonsverwisseling is dat op 17 juni 2007 [betrokkene 1], geboren op [geboortedatum] 1973, is aangehouden bij een verkeerscontrole en aan de hand van een rijbewijs is geïdentificeerd. De verbalisant die de verkeerscontrole uitvoerde is nadien geconfronteerd met een foto van de op 6 juli 2007 gehoorde verdachte en heeft verklaard dat de persoon die op deze foto is afgebeeld een grote gelijkenis vertoont met de door hem gecontroleerde [betrokkene 1]. Tot slot blijken de vingerafdrukken van aanvrager niet overeen te komen met de vingerafdrukken van de persoon die op 5 juli 2007 te Beverwijk is aangehouden.
4.
Aldus worden in de aanvraag omstandigheden van feitelijke aard aangevoerd, blijkend uit bewijsmiddelen, waaruit het ernstige vermoeden is af te leiden dat de politierechter, ware hij bekend geweest met deze omstandigheden, verdachte niet zou hebben veroordeeld maar hem zou hebben vrijgesproken.
5.
Deze conclusie strekt ertoe dat Uw Raad de aanvraag gegrond zal verklaren, voor zover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormeld vonnis zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zal worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden