Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming van ondernemers in aanbestedingsprocedures (R&P nr. VG7) 2013/7.2.1
7.2.1 Inleiding
mr. A.J. van Heeswijck, datum 28-11-2013
- Datum
28-11-2013
- Auteur
mr. A.J. van Heeswijck
- JCDI
JCDI:ADS587069:1
- Vakgebied(en)
Aanbestedingsrecht / Gunning
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Aanbestedingsrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
Parl. Gesch. Boek 3, p. 915. Vrij vertaald: geen belang, geen actie.
Hof Leeuwarden 9 januari 2008, LJN BC1858, r.o. 12; Vzr. Rb. Rotterdam 31 mei 2013, JAAN 2013, 141, m.nt. Ritsema-van Eck, r.o. 4.11; Vzr. Rb. Den Haag 11 februari 2010, LJN BL6601, r.o. 3.9; Vzr. Rb. Den Haag 20 maart 2006, LJN AY6863, r.o. 3.3.
Hof Leeuwarden 5 juni 2012, LJN BW 7551, r.o. 4; Hof Den Bosch 20 april 2004, BR 2005, 86, m.nt. Orobio de Castro & Janssen, r.o. 4.4.2.
Vzr. Rb. Leeuwarden 23 september 2009, LJN BJ8525, r.o. 6.3.
Vzr. Rb. Den Haag 8 november 2006, LJN AZ1827, r.o. 4.4. Zie ook Vzr. Rb. Den Bosch 27 maart 2012, LJN BW0035, r.o. 4.2. Het Hof Leeuwarden benadrukt dat eerst de geldigheid van de inschrijving van de eisende partij moet worden onderzocht, voordat aan de beoordeling van de geldigheid van een inschrijving van een andere inschrijver wordt toegekomen. Het Hof Leeuwarden lijkt dus geen plaats te zien voor deze uitzondering; zie Hof Leeuwarden 9 januari 2008, LJN BC1858, r.o. 12.
Zie eerder Heemskerk 2007a; Jansen 2007; Heemskerk 2007b; Van Heeswijck 2009.
Zie hoofdstuk 4 over de schadevergoedingsvordering, hoofdstuk 5 over voorlopige maatregelen in kort geding en hoofdstuk 6 over vernietiging van overeenkomsten.
Ingevolge artikel 3:303 BW komt zonder belang niemand een rechtsvordering toe. Deze regel geeft uitdrukking aan het adagium point d’intérêt point d’action.1 In aanbestedingsgeschillen wordt naar verhouding vaak toepassing gegeven aan artikel 3:303 BW, in het bijzonder wanneer de afgewezen inschrijver die een voorlopige maatregel heeft gevorderd een ongeldige inschrijving heeft gedaan. De gevolgde redenering is dan dat de inschrijving van deze eiser geacht moet worden niet te zijn gedaan en dus geen deel uitmaakt van de aanbestedingsprocedure. Daardoor zou een belang bij een rechtsvordering ontbreken.2 Een uitzondering geldt in ieder geval voor zover bezwaren zijn gericht tegen eisen op basis waarvan de inschrijving ongeldig is verklaard.3 Soms maken voorzieningenrechters nog een uitzondering voor de ongeldige inschrijver die de geldigheid van de inschrijving van een andere inschrijver ter discussie stelt,4 in het bijzonder wanneer naast de ongeldige inschrijver slechts één andere ondernemer heeft ingeschreven.5
Ik meen dat deze jurisprudentie van een onjuiste rechtsopvatting uitgaat.6 In deze paragraaf werk ik dit standpunt uit. Paragraaf 2.2 begint met een algemene beschouwing over het belangvereiste van artikel 3:303 BW. In paragraaf 2.3 doe ik een poging de in mijn ogen onjuiste toepassing van dit vereiste door (voorzieningen)rechters te verklaren. In paragraaf 2.4 komt mijn eigen visie op de toepassing van het belangvereiste van artikel 3:303 BW in aanbestedingsgeschillen aan bod. Daarbij komen tevens de door de Rechtsbeschermingsrichtlijnen gestelde eisen aan de orde.
Zoals hierna zal blijken pleit ik voor een ruime toegang van (potentiële) inschrijvers tot de rechter. Om misverstanden te voorkomen, wijs ik erop voorhand op dat daarmee niet is gezegd dat gegronde bezwaren direct tot een sanctie moeten leiden. Voor het toekennen van schadevergoeding, het opleggen van een voorlopige maatregel en het vernietigen van een overeenkomst zijn materiële voorwaarden te vervullen. Die materiële voorwaarden zijn in de voorgaande hoofdstukken besproken.7