Einde inhoudsopgave
Rechtsbescherming tegen bestuurshandelen (SteR nr. 2) 2011/II.4.3.1.7
4.3.1.7 Rechtstreeks belang
L.A. Kjellevold Hoegee, datum 01-07-2011
- Datum
01-07-2011
- Auteur
L.A. Kjellevold Hoegee
- JCDI
JCDI:ADS576039:1
- Vakgebied(en)
Rechtswetenschap / Algemeen
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
CBb 23 januari 1996, JB 1996/75 (goedkeuring dienstregeling).
CRvB 16 oktober 2007, RSV 2008, 12 m.nt. C.W.C.A. Bruggeman. Zie ook ARRvS 15 oktober 1981, tB/S IV, 75; ABRvS 22 april 1996, AB 1997, 39; ABRvS 9 juli 1996, AB 1996, 412 (Maatschap voor cardiologie ‘De Valkenier’); ABRvS 24 maart 2000, AB 2000, 228; ABRvS 25 augustus 2000, JB 2000/274; CBb 21 december 2005, AB 2006, 132 en ABRvS 29 maart 2006, JB 2006/145.
ABRvS 29 maart 2006, AB 2007, 158.
ABRvS 14 september 2005, JB 2005/319 m.nt. R.J.N.S.
17 mei 2006, JB 2006, 211.
JB 2008, 14, m.nt. R.J.N.S.
Dit laatste criterium houdt in dat er een causaal verband moet zijn tussen de beslissing en de belangenaantasting. Geen causaal verband bestond tussen een besluit tot goedkeuring van een dienstregeling voor bussen en de door appellant gevreesde extra verkeersoverlast, nu het bestreden besluit geen aantoonbare invloed had op het overige verkeer van de drukke weg.1
Een belang dat afgeleid is van het belang van de direct-belanghebbende is in de regel evenmin aan te merken als rechtstreeks betrokken. Van afgeleide belangen is vaak sprake in contractuele relaties, bijvoorbeeld tussen werkgever en werknemer en huurder en verhuurder. Zo waren de belangen van vier werknemers niet rechtstreeks betrokken bij aan hun werkgevers gerichte subsidiebesluiten, waarbij de maximale duur van de toegekende loonkostensubsidie werd vastgesteld. Over de beëindiging van de subsidie moesten immers nog vervolgbesluiten volgen. Bovendien was de vraag of de beëindiging gevolgen zou hebben voor de arbeidsovereenkomsten van de betreffende medewerkers afhankelijk van meerdere, onbepaalde, factoren.2 De achterliggende gedachte is dat de persoon die direct in zijn belangen wordt getroffen de meest aangewezen persoon is om het besluit aan te vechten. Deze aanname gaat echter niet op als het belang van de potentiële belanghebbende tegengesteld is aan dat van de partij aan wie het besluit is gericht. Meer recente jurisprudentie laat dan ook een nuancering van het criterium zien in gevallen waar geen sprake is van parallelle belangen. Zo hadden bepaalde huisartsen rechtstreeks belang bij de aan een zorgverzekeraar verleende ontheffing van de verplichting overeenkomsten te sluiten terzake van huisartsenzorg. Het voor de zorgverzekeraar gunstige besluit had immers voor de huisartsen nadelige financiële gevolgen, zodat sprake was van een tegengesteld belang.3 Maar ook waar sprake is van parallelle belangen, ziet men in recente jurisprudentie een relativering van het criterium ten aanzien van besluiten die een zakelijk of persoonlijk recht raken. Zo werd de eigenaar van een winkelpand als belanghebbende aangemerkt bij een verkeersbesluit (wijziging in de laad- en losregeling) dat negatieve gevolgen had voor de economische exploitatie van het pand.4 En de eigenaar van een clubgebouw werd volgens de Afdeling rechtstreeks in zijn belangen getroffen door het besluit tot intrekking van de aan de huurder van het gebouw verleende subsidie voor de bouw/renovatie van kleedruimten.5 Relativering heeft ook plaatsgevonden met het oog op meer fundamentele rechten. In een uitspraak van de ABRvS van 21 november 2007, had de eigenaar van een zend/ontvangstmast, die illegaal was opgericht, een bouwvergunning onder vrijstelling gevraagd.6 De mast was tevens in gebruik als GSM-installatie ten behoeve van (onder meer) T-Mobile Netherlands BV. De vraag rees of T-Mobile belanghebbende was in de bezwaar- en beroepsprocedure tegen de weigering van de gevraagde bouwvergunning. De Afdeling stelde vast dat T-Mobile slechts een afgeleid, aan de aanvrager parallel, belang had bij het bestreden besluit. Echter, de mogelijkheid bestond dat T-Mobile door het besluit in een aan een fundamenteel recht ontleend belang zou worden geschaad, namelijk het in art. 10 lid 1 EVRM ontleende recht op vrijheid van meningsuiting. T-Mobile kon volgens de Afdeling aan deze verdragsbepaling een zelfstandige belangpositie ontlenen. De rechtspraak onderkent hiermee dat de gevolgen van een besluit voor degene die meer indirect in zijn belangen wordt getroffen niet zonder meer minder zwaar zijn dan de gevolgen voor de direct-belanghebbende.