Overeenkomst tot arbitrage
Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/2.3.2.4:2.3.2.4 Art. 1022 lid 3 Rv
Overeenkomst tot arbitrage (BPP nr. 13) 2011/2.3.2.4
2.3.2.4 Art. 1022 lid 3 Rv
Documentgegevens:
Mr. G.J. Meijer, datum 20-07-2011
- Datum
20-07-2011
- Auteur
Mr. G.J. Meijer
- JCDI
JCDI:ADS509679:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht (V)
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Bij aanpassingswet is de zinsnede 'Artikel 187, eerste lid, vindt toepassing alsof geen overeenkomst tot arbitrage van kracht is.' gewijzigd in 'De artikelen 187, eerste lid, en 203, eerste lid, vinden toepassing alsof geen overeenkomst tot arbitrage van kracht is.' (zie 2.4.1.3).
Art. VII, sub LL van het Wetsvoorstel tot aanpassing van enkele onderdelen van het Wetboek van Burgerlijk Rechtsvordering en enige andere wetten in verband met het nieuwe procesrecht, Kamerstukken 1 2004/05, 28 863, A, blz. 10.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
De eerste ingrijpender wijziging van de herziening van het burgerlijk procesrecht betreft de toevoeging van een nieuw art. 1022 lid 3 Rv aan het bestaande art. 1022 leden 1 en 2 Rv. Art. 1022 lid 1 Rv heeft betrekking op de competentie van de gewone rechter bij een beroep op een overeenkomst tot arbitrage, terwijl art. 1022 lid 2 Rv betrekking heeft op de competentie van de gewone rechter in kort geding, niettegenstaande een overeenkomst tot arbitrage alsmede op de competentie van de gewone rechter om, niettegenstaande een overeenkomst tot arbitrage, bewarende maatregelen te gelasten. Het nieuw toegevoegde art. 1022 lid 3 Rv ziet op de competentie van de gewone rechter om, niettegenstaande een overeenkomst tot arbitrage, een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopige plaatsopneming te bevelen. Art. 1022 lid 3 Rv bepaalt:
’Een overeenkomst van [sic] arbitrage belet niet dat een partij de gewone rechter verzoekt een voorlopig getuigenverhoor, een voorlopig deskundigenbericht of een voorlopige plaatsopneming en bezichtiging te bevelen, tenzij ten tijde van dit verzoek arbiters zijn benoemd. Artikel 187, eerste lid, vindt toepassing alsof geen overeenkomst tot arbitrage van kracht is."1
Art. 1022 lid 3 Rv heeft niet alleen betrekking op het voorlopig getuigenverhoor, doch ook op het voorlopig deskundigenbericht en op de voorlopige plaatsopneming of bezichtiging. Daarom wordt in de bepaling ten onrechte slechts art. 187 lid 1 Rv — dat ziet op de bevoegde rechter bij een voorlopig getuigenverhoor — van toepassing verklaard. De al genoemde Aanpassingswet Burgerlijke Rechtsvordering voorziet in herstel op dit punt (zie 2.4.1 en 7.5.3.3).2