RvdW 2023/242:Seksueel binnendringen bij iemand in staat van verminderd bewustzijn na GHB-gebruik, art. 243 Sr. Vordering benadeelde partij. Aanschaf nieuwe telefoon door b.p. nadat verdachte na het bewezenverklaarde feit haar oude telefoon onder zich heeft gehouden, waarbij b.p. niet is ingegaan op door verdachte gestelde voorwaarde voor teruggave (intrekking aangifte). Heeft hof bij oordeel dat b.p. recht heeft op bedrag van € 669 voor nieuwe telefoon ten onrechte geen rekening gehouden met lagere aanschafprijs van oude telefoon (door indertijd geldende korting) en heeft hof ten onrechte geen ‘nieuw voor oud-aftrek’ toegepast? HR herhaalt relevante overweging uit NJ 2019/379, m.nt. W.H. vellinga, m.b.t. vermogensschade a.b.i. art. 6:96 BW. Hof heeft bij zijn schadeberekening in dit specifieke geval tot uitgangspunt genomen de daadwerkelijk door b.p. te betalen nieuwprijs van de door haar na het bewezenverklaarde feit aangeschafte telefoon met toebehoren, waarbij hof is uitgegaan van de aankoopprijs zonder korting van de 5,5 maand voor het bewezenverklaarde feit door b.p. aangeschafte telefoon met toebehoren. Dit geeft niet blijkt van onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Hof heeft immers vastgesteld dat b.p. als gevolg van verdachtes handelen genoodzaakt werd haar oude telefoon — die enkele maanden oud was en van hetzelfde type was als de nieuw aangeschafte telefoon — te vervangen. De omstandigheid dat b.p. als gevolg hiervan de beschikking kreeg over een enkele maanden nieuwere telefoon, heeft hof kennelijk en niet onbegrijpelijk niet als een daadwerkelijk door b.p. genoten voordeel aangemerkt. Volgt verwerping.