Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 augustus 2021, genummerd MDRAA21007 (03Vesper), opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 1557. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
Rb. Midden-Nederland, 20-04-2022, nr. 16/063151-21 (P)
ECLI:NL:RBMNE:2022:1493
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
20-04-2022
- Zaaknummer
16/063151-21 (P)
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2022:1493, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 20‑04‑2022; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 20‑04‑2022
Inhoudsindicatie
Veroordeling voor het medeplegen van witwassen en daarvan een gewoonte maken. Taakstraf van 100 uren m.a. In het vonnis is rekening gehouden met procesafspraken die door de officier van justitie en de verdediging zijn gemaakt.
Partij(en)
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/063151-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 20 april 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1979] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
hierna: verdachte.
1. ONDERZOEK TER TERECHTZITTING
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 3 november 2021, 20 december 2021, 31 januari 2022, 14 maart 2022 en 20 april 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper en van hetgeen verdachte en haar raadsman, mr. C.C. Polat, advocaat te Breukelen, naar voren hebben gebracht.
2. INLEIDING
2.1
De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1
primair
in de periode van 24 februari 2010 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of Huizen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander,
- (in totaal) € 21.902,65 aan contante betalingen/aankopen en/of- een (contant betaalde) Ford Fiësta met kenteken [kenteken] en/of- een (contant betaalde) Peugeot 107 met kenteken [kenteken] en/of- op 5 maart 2021 te Blaricum € 22.811 en/of 1090 Marokkaanse Dirham en/of een (grote) hoeveelheid designer-, kleding en/of schoenen en/of accessoires
heeft witgewassen en daarvan een gewoonte heeft gemaakt.
subsidiair ten laste gelegd als opzet- dan wel schuldheling.
feit 2
op 5 maart 2021 te Blaricum tezamen en in vereniging met een ander 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3
op 5 maart 2021 te Blaricum tezamen en in vereniging met een ander 126,32 kilogram hasjiesj opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4
op 5 maart 2021 te Blaricum, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk
meerdere bankbiljetten (van € 100,00, € 50,00, € 20,00, € 10,00 en € 5,00) ten bedrage van in totaal € 1.265,00 voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte toen zij die bankbiljetten ontving wist dat ze vals waren, met als doel die bankbiljetten als echt en onvervalst uit te geven;
feit 5
op 5 maart 2021 te Blaricum, tezamen en in vereniging met een ander een (zilverkleurige) jammer, zonder vergunning, heeft aangelegd en/of aanwezig heeft gehad en/of heeft gebruikt.
2.2
Het afdoeningsvoorstel en de beoordeling
De officier van justitie heeft in deze strafzaak aan de rechtbank - op verzoek van de verdediging - het verzoek gedaan om te komen tot procesafspraken. Partijen hebben overeenstemming bereikt en deze afspraken bevatten onder meer de gezamenlijke zienswijzen van de officier van justitie en de verdediging over de beoordeling van de ten laste gelegde feiten en de op te leggen straf.
Het afdoeningsvoorstel dat aan de rechtbank is voorgelegd houdt – kort gezegd – concreet in dat:
- het indienen van onderzoekswensen achterwege blijft alsook het instellen van hoger beroep wanneer de rechtbank meegaat in deze procesafspraken;-verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens of instemt met de verbeurdverklaring dan wel onttrekking aan het verkeer daarvan;- er tussen partijen overeenstemming over de bewijspositie is en verdachte afziet van het voeren van verweren;
- de officier van justitie bij verdachte alleen feit 1 wettig en overtuigend bewezen zal achten en ten aanzien van de andere feiten op de tenlastelegging vrijspraak zal vorderen;- de officier van justitie een taakstraf van 160 uur vordert.
Deze afspraken hebben tijdens de inhoudelijke behandeling de nodige aandacht gekregen. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor haar en haar strafzaak konden hebben. Daarover is op de zitting van 14 maart 2022 met verdachte gesproken. Verdachte heeft bevestigd dat zij weloverwogen, voldoende geïnformeerd en vrijwillig ervoor heeft gekozen in te stemmen met de procesafspraken, en zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Centraal bij het onderzoek op de zitting stond bovenal de beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv.), meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf.
Ook in dit vonnis staan de overwegingen over de artikelen 348-350 Sv voorop. Bij de bepaling van de straf en de motivering daarvan is ook aandacht voor de procesafspraken, waarbij de inhoud en de doorwerking van de procesafspraken worden besproken.
3. VOORVRAGEN
De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. WAARDERING VAN HET BEWIJS
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht - conform de procesafspraken - het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Ten aanzien van het onder 2 tot en met 5 tenlastegelegde heeft de officier van justitie vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte graag wil dat de zaak snel is afgerond en dat zij daarom, en mede ten gunste van haar partner, procesafspraken met het Openbaar Ministerie heeft gemaakt. De rechtbank dient wel ambtshalve te kijken naar het bewijs en de vraag of het bewijs een bewezenverklaring kan dragen. De raadsman verzoekt de rechtbank kritisch te kijken naar de tenlastegelegde periode van het onder 1 tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 tot en met 5
De rechtbank zal verdachte van het onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde vrijspreken. Het dossier bevat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte betrokken is geweest en/of wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de verdovende middelen, het valse geld en/of een jammer in de woning.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 1.
Tijdens de doorzoeking op het adres [adres] te [plaatsnaam] op 9 maart 2021 werden diverse facturen/bonnen in beslag genomen.2.Uit analyse is gebleken dat (onder meer) de volgende factuur contant is voldaan3.:
Datum | Bonnummer | Naam | Betreft | Bedrag | Betaalmethode |
15 juli 2019 | [.] | [verdachte] | [..] | € 7.950 | Contant |
Verder is uit onderzoek gebleken dat er twee auto’s op naam van verdachte staan, te weten:- Ford Fiësta met kenteken [kenteken] vanaf 7 september 2017 09.53 uur- Peugeot 107 met kenteken [kenteken] vanaf 13 september 2017 14.06 uur.4.
Uit onderzoek bleek dat de Ford Fiësta met kenteken [kenteken] op 7 september 2017 gekocht is bij [onderneming] B.V. te [plaatsnaam] . Bij dit bedrijf is navraag gedaan naar de verkoop van de auto. Medewerker [B] van dit bedrijf verklaarde dat de aankoopprijs van deze auto € 10.100 was en dat er een telefonisch afspraak wast gemaakt door mr. [medeverdachte 1] . De betaling is contant verlopen. Aangezien het bedrag hoger was dan € 10.000 is er een
kopie gemaakt van het rijbewijs van de koper van de auto, dit is degene die het bedrag contant heeft betaald.
Uit de administratie bleek dit het rijbewijs te zijn van verdachte.5.
Uit onderzoek naar de Peugeot 107 met kenteken [kenteken] bleek dat de hiervoor te naam gestelde [A] uit [plaatsnaam] was. Met hem is contact opgenomen voor informatie over de verkoop van deze Peugeot 107. Hij verklaarde dat de auto contant is betaald voor
€ 3.100,- of € 3.200,-. Er had een man gebeld die de auto voor zijn vrouw wilde kopen.6.
Uit onderzoek naar de bankrekeningen (en het inkomen van verdachte7.) blijkt dat er niet voldoende contant geld is opgenomen om dergelijke personenauto’s contant te kunnen voldoen. Hieruit blijkt dat verdachte de tenaamgestelde en eigenaar is van twee personenauto’s welke in zijn geheel contant zijn voldaan. Dit duidt op het verhullen van de herkomst van het geld.8.
Van verdachte zijn de volgende loongegevens bekend bij de belastingdienst / iCOV:
Jaar | Nettoloon |
2017 | € 28.185 |
2018 | € 26.890 |
2019 | € 28.548 |
2020 | € 30.949 |
Daarnaast ontving verdachte ook kinderbijslag en kindgebonden budget.9.
Verdachte had gedurende de gehele onderzoeksperiode dezelfde partner, [medeverdachte 1] . Gedurende de gehele onderzoeksperiode hebben zij ook gezamenlijk een huishouden gevoerd en waren zij fiscale partners. Om die reden is ook het inkomen en vermogen van [medeverdachte 1] van belang.
[medeverdachte 1] heeft vanaf 2017 geen legaal arbeidsinkomen ontvangen. Er zijn verder geen andere inkomensbronnen van [medeverdachte 1] bij de iCOV en de Belastingdienst bekend. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat [medeverdachte 1] van 2017 tot en met 2021 geen inkomen uit een dienstbetrekking genoot.10.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 14 maart 2022 verklaard dat de vaste lasten van haar inkomen werden betaald. De ‘extra’ aankopen, zoals de auto, werden betaald door geld dat haar partner (medeverdachte [medeverdachte 1] ) verdiende met werkzaamheden als personal trainer en hand en spandiensten voor zijn broer. Haar partner kreeg dat geld contant betaald. Deze bedragen zijn niet op een bankrekening gestort.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1 primair
Ten aanzien van € 21.902,65 aan contante betalingen/aankopen, de Ford Fiësta en de Peugeot 107
Tijdens de doorzoeking in de woning van verdachte (en medeverdachte [medeverdachte 1] ) op 9 maart 2021 zijn diverse facturen van contante aankopen (in totaal € 21.902,65) aangetroffen. Op het overzicht van de analyse van deze facturen valt de rechtbank in het bijzonder één factuur op, namelijk een factuur van 15 juli 2019 voor aankoop van een keuken voor een bedrag van € 7.950,-.
Daarnaast is gebleken dat er twee auto’s op naam van verdachte staan:
- een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] gekocht op 7 september 2017 voor een bedrag van € 10.100;
- een Peugeot 107 met kenteken [kenteken] gekocht op 13 september 2017 voor een bedrag van € 3.100 of € 3.200.
De rechtbank is van oordeel dat deze uitgaven, bezien in het licht van het legale inkomen van verdachte - te weten € 28.185,- netto in 2017 en € 28.548,- netto in 2019 - relatief hoge bedragen zijn. De partner van verdachte (medeverdachte [medeverdachte 1] ) had - in ieder geval - vanaf 2017 geen legaal arbeidsinkomen. Bovendien is het opmerkelijk dat deze bedragen contant zijn betaald. Gelet op die combinatie van feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een vermoeden van witwassen. Van verdachte mag dan worden verlangd dat zij een verklaring geeft voor de herkomst van het contante geld. Verdachte heeft (net zoals medeverdachte [medeverdachte 1] ) verklaard dat deze ‘extra’ aankopen betaald zijn met contant geld dat haar partner had gespaard, door (onder andere) werkzaamheden als personal trainer en hand- en spandiensten voor de broer van medeverdachte [medeverdachte 1] . Deze contante bedragen zijn niet op een bankrekening gestort. De rechtbank leidt hieruit af dat over deze (zwarte) inkomsten geen belastingaangifte is gedaan. Dat had medeverdachte [medeverdachte 1] wat betreft de inkomstenbelasting 2017 tot en met 2019 op 5 dan wel 9 maart 2021 - de ten laste gelegde datum waarop de facturen van de contante aankopen en de auto’s zijn aangetroffen - wel moeten doen. Het is een misdrijf om geen belastingaangifte te doen binnen de daarvoor gestelde termijn. Naar vaste rechtspraak heeft te gelden dat vermogensbestanddelen waarover men de beschikking heeft doordat belasting is ontdoken, kunnen worden aangemerkt als voorwerpen ‘afkomstig van enig misdrijf’ in de zin van de artikelen 420bis en 420quater Sr.11.
Daarmee staat vast dat - in ieder geval een gedeelte van - het geld waarmee de keuken en de auto’s zijn aangekocht afkomstig was uit misdrijf, te weten dat gedeelte dat aan belasting afgedragen had moeten worden.
Overigens is niet vereist dat het voorwerp geheel uit misdrijf afkomstig is. Ook indien sprake is van een geldbedrag dat deels bestaat uit crimineel geld en deels uit legaal geld, is sprake van een voorwerp dat uit misdrijf afkomstig is.12.
Het voorhanden en/of overdragen hebben van (een gedeelte van) geld dat ter beschikking is gekregen als vergoeding voor verrichte werkzaamheden levert witwassen op, indien, naar verdachte wist, die inkomsten aan de belastingheffing waren onttrokken.
Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat, ten aanzien van de keuken en de auto’s, verdachte in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 geld voorhanden en/of overgedragen heeft, terwijl zij wist dat dit onmiddellijk afkomstig was uit enig misdrijf. Ten aanzien van het overige zal verdachte partieel worden vrijgesproken.
Gedeeltelijke vrijspraak ten aanzien van aangetroffen geldbedragen en merkkleding/schoenen
De rechtbank spreekt verdachte partieel vrij van het tenlastegelegde onder feit 1 voor zover dat betreft het witwassen (in vereniging) van het geldbedrag van € 22.811 en 1090 Marokkaanse Dirham en de designer (althans dure) kleding, schoenen en accessoires.
Ten aanzien van een bedrag van € 22.811
In (een kledingkast in) de woning van verdachte en haar partner (medeverdachte [medeverdachte 1] ) zijn diverse geldbedragen aangetroffen. Voor een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit is echter ook vereist dat bij verdachte sprake was van wetenschap van de aanwezigheid van het geld in de woning en dat zij hierover de beschikkingsmacht had. Hoewel de rechtbank haar twijfels heeft bij de verklaring van verdachte dat zij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het geld in de woning, blijkt uit het dossier onvoldoende dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van dit geldbedrag en evenmin dat zij daar de beschikkingsmacht over heeft gehad.
Ten aanzien van een bedrag van 1090 Marokkaanse Dirham
De rechtbank is van oordeel dat voor het bedrag aan Marokkaanse Dirham niet is gebleken van aanwijzingen voor een gerechtvaardigd witwasvermoeden. Niet valt uit te sluiten dat verdachte (en/of medeverdachte [medeverdachte 1] ) dit relatief lage geldbedrag (omgerekend
€ 100,00) hebben meegenomen van een vakantie in Marokko. Het dossier biedt verder geen aanknopingspunten die erop duiden dat deze geldbedragen van misdrijf afkomstig zouden zijn.
Ten aanzien van designer (althans dure) kleding, schoenen en accessoires
Uit het dossier blijkt dat in ieder geval de in de woning aangetroffen horloges merkvervalsingen betreffen. Ten aanzien van de overige goederen hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaard dat dit ook merkvervalsingen betreffen. Uit het dossier blijkt niet dat de kledingstukken en schoenen authentiek waren, zodat niet valt uit te sluiten dat het merkvervalsingen betrof. Verdachte heeft het witwasvermoeden daarmee voldoende weerlegd.
5. BEWEZENVERKLARING
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1 primair
op tijdstippen in de periode van 7 september 2017 tot en met 5 maart 2021 te [plaatsnaam] en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen, (telkens) van voorwerpen, te weten
- € 7.950,- aan contante betaling/aankoop en
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Ford Fiësta gekentekend[kenteken] en
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Peugeot 107 gekentekend[kenteken]
de herkomst heeft verborgen en/of heeft verhuld,
terwijl zij, verdachte, en haar mededader telkens wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf, en zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.
6. STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feit op:
feit 1 primair
medeplegen van witwassen en van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
7. STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE
Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. OPLEGGING VAN STRAF
8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft - conform de procesafspraken - gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een taakstraf van 160 uren, met aftrek van het voorarrest, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 80 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht ambtshalve te kijken naar de strafmaat. Verdachte had een goede baan en een woning, maar is dit allebei kwijt geraakt. Onderhavige zaak is afgeleid van de zaak tegen haar partner (medeverdachte [medeverdachte 1] ). De raadsman heeft de rechtbank in overweging gegeven om verdachte een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen (in vereniging) van goederen (keuken en twee auto’s) terwijl zij wist dat het geld waarmee die goederen zijn betaald ten minste gedeeltelijk uit misdrijf afkomstig was. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk omdat witwassen een ernstige bedreiging voor de legale economie vormt. De integriteit van het financiële en economische verkeer wordt hierdoor aangetast. Witwassen is een ernstig feit dat in niet te onderschatten mate bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Verdachte heeft hier door haar handelen aan bijgedragen.
Persoon van verdachte De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 24 september 2021 betreffende verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland 4 oktober 2021. Hieruit blijkt dat verdachte haar leven voorafgaand aan de tenlastelegging in praktisch opzicht op orde had. Ten gevolge van onderhavige verdenking is ze haar baan en woning kwijtgeraakt. Ze heeft inmiddels andere zelfstandige huisvesting gevonden, ontvangt een WW-uitkering en draagt de zorg voor haar minderjarige dochter. Er zijn psychosociale klachten ontstaan sinds de verdenking en verdachte stelt daarvoor een psycholoog te zullen bezoeken. De reclassering kan de kans op recidive niet inschatten. De OxRec, een risicotaxatie instrument, schat de kans op recidive in als laag. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden omdat zij geen aanknopingspunten voor interventies of toezicht ziet.
De op te leggen straf
De officier van justitie en verdachte zijn een taakstraf voor de duur van 160 uren overeengekomen.
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in andere zaken van dit type worden opgelegd. Daarbij is gekeken naar zaken met een soortgelijk feit en een vergelijkbare rol van de betrokken verdachte.
De rechtbank weegt verder mee dat zij met betrekking tot het witwassen - zowel in periode als geldbedragen – tot een beperktere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Daarnaast is de rol en het aandeel van verdachte op zich en in verhouding tot die van haar partner, minder groot dan de rol en het aandeel van medeverdachte [medeverdachte 2] , die ook partner is van één van de medeverdachten. De rechtbank acht het daarom niet proportioneel als deze twee verdachten dezelfde straf opgelegd zouden krijgen.
Gelet op het voorgaande zou de rechtbank in beginsel een taakstraf rond 150 uren in deze zaak op zijn plaats vinden. In het licht van de procesafspraken - waarbij een ‘strafkorting’ van een derde deel is beoogd – komt de rechtbank uit op een taakstraf van 100 uren.
Een ‘korting’ van maximaal 1/3 is bij procesafspraken in internationaal verband geen uitzondering en wordt ook door deze kamer in deze zaak gezien als passende bandbreedte.13.Een korting is daarnaast gerechtvaardigd, omdat verdachte meewerkt aan een procedure die uiteindelijk leidt tot tijdwinst. Snellere of verkorte afdoening van een specifieke zaak kan zowel in het belang van die ene zaak, als in het belang van andere zaken zijn, omdat – ook in hoger beroep en cassatie - (zittings)capaciteit beschikbaar blijft om andere zaken af te doen. Dit mag uiteraard geen doel op zich zijn, maar de rechtbank kan zijn ogen niet sluiten voor het feit dat zaken als deze, waarin de problematiek speelt van internationaal gekraakte pgp-servers, een groot beslag leggen op de schaarse zittingstijd, waardoor andere zaakstromen (bijvoorbeeld cybercrime, zedendelicten, geweldsdelicten en fraude) in de verdrukking kunnen komen.
Daarnaast zorgen de procesafspraken er ook voor dat de opgelegde straf sneller kan worden geëxecuteerd.
De raadsman heeft nog verzocht om verdachte een straf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, maar gelet op de ernst van de feiten acht de rechtbank dit niet passend.
De rechtbank zal gelet op het voorgaande komen tot een lagere straf dan de in het afdoeningsvoorstel genoemde straf, namelijk een taakstraf van 100 uren. De rechtbank is van oordeel dat deze straf recht doet aan deze zaak, waarbij zowel het belang van verdachte als de maatschappij geëerbiedigd wordt.
9. BESLAG
Onder verdachte zijn diverse goederen in beslag genomen. Uit de inhoud van de procesafspraken blijkt dat verdachte afstand doet van alle inbeslaggenomen voorwerpen en/of zaken en vermogensrechten dan wel vastgelegde gegevens. Ter zitting hebben de officier van justitie en de verdediging deze afspraak bevestigd. Daarom ziet de rechtbank (thans) geen reden om nog een beslissing over dit beslag te nemen.
10. TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
11. BESLISSING
De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 tot en met 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 100 (honderd) uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 (vijftig) dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof, voorzitter, mrs. I.L. Gerrits enM. Weistra, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C. Vos, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 april 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
zij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 februari 2010 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal (telkens) (van) een of meer voorwerp(en), te weten
- ( in totaal) 21.902,65 Euro aan contante betalingen/aankopen en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Ford Fiësta gekentekend [kenteken] en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde/aangekochte) Peugeot 107 gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum 22.811 Euro en/of 1090 Marokkaanse Dirham en/of een (grote) hoeveelheid designer-, althans dure kleding en/of schoenen en/of accessoires (van onder meer de/het merk(en) Gucci en/of Hugo Boss en/of Givenchy en/of Moncler en/of Prada en/of Christian Dior en/of Louis Vuitton en/of Valentino en/of Dolce & Gabbana en/of Christian Louboutin en/of Philipp Plein)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en) althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, en zij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
zij in of omstreeks de periode van 24 februari 2010 tot en met 5 maart 2021 te Blaricum en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
- ( in totaal) 21.902,65 Euro aan contante betalingen en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde) Ford Fiësta gekentekend [kenteken] en/of
- een voertuig, te weten een (contant betaalde) Peugeot 107 gekentekend [kenteken] en/of
- op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum 22.811 Euro en/of 1090 Marokkaanse Dirham en/of een (grote) hoeveelheid designer-, althans dure kleding en/of schoenen en/of accessoires (van onder meer de/het merk(en) Gucci en/of Hugo Boss en/of Givenchy en/of Moncler en/of Prada en/of Christian Dior en/of Louis Vuitton en/of Valentino en/of Dolce & Gabbana en/of Christian Louboutin en/of Philipp Plein)
althans een of meer goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl zij en haar mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dat/die goed(eren) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof en zij aldus van het plegen van opzetheling een gewoonte heeft gemaakt;
2.
zij op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 156 gram cocaïne en/of 131 pillen MDMA met een gewicht van 50,89 gram zijnde cocaïne en/of amfetamine/MDMA/MDA (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
zij op of omstreeks 5 maart 2021 te Blaricum, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 126,32 kilogram hasjiesj
in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
zij op 5 maart 2021 te Blaricum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer bankbiljetten van 100 Euro en/of 50 Euro en/of 20 Euro en/of 10 Euro en/of 5 Euro (in totaal 1.265 Euro) dat/die zij, verdachte en/of haar mededader(s), (zelf) heeft/hebben nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem/hen, toen zij deze ontving(en) bekend was, met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
5.
zij op 5 maart 2021 te Blaricum, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk, een of meer radioapparaten, te weten een (zilverkleurige) jammer (zonder merk en type aanduiding), heeft/hebben aangelegd, geheel of gedeeltelijk aangelegd aanwezig heeft/hebben gehad en/of heeft/hebben gebruikt,
terwijl voor het gebruik ervan aan de houder van die radioapparaten geen vergunning voor het gebruik van frequentieruimte was verleend op grond van hoofdstuk 3 van de Telecommunicatiewet.
Voetnoten
Voetnoten Uitspraak 20‑04‑2022
Pagina 338 en 339.
Pagina 362.
Pagina 442 en 1125.
Pagina’s 442 en 443.
Pagina 446.
Pagina 1125.
Pagina 1272.
Pagina 1269.
Pagina 1270.
Rechtbank Rotterdam 24 december 2021, ECLI:NL:RBROT:2021:12699 en voetnoot 25.