RI 2013/53
Prejudiciële vraag. Moet art. 241c lid 2 Fw zo worden uitgelegd dat het stil pandrecht voorrang heeft op het fiscaal bodemrecht? (Rabobank/Deterink q.q.)
Rb. Oost-Brabant 20-02-2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2201 (Rabobank Roermond-Echt/Danvo)
- Instantie
Rechtbank Oost-Brabant
- Datum
20 februari 2013
- Magistraten
Mrs. J.A. Bik, M.F.M.T. Franke, M.G.A. Poelman
- Zaaknummer
C/01/247239 / HA ZA 12-461
- LJN
BZ2201
- Roepnaam
Rabobank Roermond-Echt/Danvo
- JCDI
JCDI:ADS913708:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Faillissement
Invordering / Verhaalsrecht
Insolventierecht / Surseance van betaling
- Brondocumenten
ECLI:NL:RBOBR:2014:981, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 12‑03‑2014
ECLI:NL:RBOBR:2013:BZ2201, Uitspraak, Rechtbank Oost-Brabant, 20‑02‑2013
- Wetingang
Essentie
Prejudiciële vraag. Afkoelingsperiode. Pandrecht. Bodemrecht.
Moet art. 241c lid 2 Fw zo worden uitgelegd dat het stil pandrecht voorrang heeft op het fiscaal bodemrecht?
Samenvatting
Danvo drijft een bakkerij en wordt daarbij gefinancierd door Rabobank en DLL, die in dat kader stille pandrechten hebben verkregen op onder meer de inventaris, de voorraden en een automatiseringslijn voor stokbroden. Al deze roerende zaken zijn eigendom van Danvo en bevinden zich in het bedrijfspand van Danvo. Op een gegeven moment zeggen Rabobank en DLL de financieringen op en Danvo slaagt er niet in tijdig een andere financier te vinden ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.