NJB 2017/1810:Opgave van getuigen bij appelschriftuur, art. 410 en 418 Sv: aan zodanige opgave worden zekere eisen gesteld. 1. Een niet tijdig ingediende appelschriftuur kan niet worden aangemerkt als een schriftuur houdende de opgave van getuigen in de zin van art. 410 lid 3 Sv. 2. Niet kan worden volstaan met de opgave van bijvoorbeeld ‘alle personen, onder wie degenen doch niet uitsluitend, wier verklaringen de rechtbank blijkens de nog uit te werken bewijsconstructie voor het bewijs heeft gebruikt’. Op verzoeken die in een dergelijke schriftuur zijn vervat, behoeft dus niet te worden beslist. Zo een schriftuur kan ook niet worden aangemerkt als een opgave van getuigen als bedoeld in art. 414 lid 2 in verbinding met art. 263 Sv waaromtrent door de advocaat-generaal een beslissing dient te worden genomen. De beoordeling van de vraag of een appelschriftuur een opgave van getuigen in de zin van art. 410 lid 3 Sv bevat is aan het hof. In casu kon het hof de in de appelschriftuur opgenomen, niet onderbouwde opsomming van 61 personen aanmerken als niet zijnde een opgave van getuigen als bedoeld in art. 410 lid 3 Sv