Einde inhoudsopgave
Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Koninkrijk Noorwegen betreffende administratieve samenwerking, bestrijding van fraude en invordering van schuldvorderingen op het gebied van de btw
Artikel 30 Behandeling van het verzoek tot invordering
Geldend
Geldend vanaf 01-09-2018
- Bronpublicatie:
06-02-2018, PbEU 2018, L 195 (uitgifte: 01-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-09-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-08-2018, PbEU 2018, L 199 (uitgifte: 07-08-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Europees belastingrecht / Administratieve bijstand en invordering
Europees belastingrecht / Belastingen EU
Fiscaal strafrecht (V)
1.
Met het oog op de invordering in de staat van de aangezochte autoriteit wordt iedere schuldvordering waarvoor een verzoek tot invordering is ingediend, behandeld alsof het een schuldvordering van de aangezochte staat zelf betreft, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald. De aangezochte autoriteit wendt de bevoegdheden en middelen aan waarover zij beschikt uit hoofde van de in die staat geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ter zake van dezelfde schuldvorderingen, tenzij in deze overeenkomst anders is bepaald.
De staat van de aangezochte autoriteit is niet verplicht om aan de schuldvorderingen waarvan de invordering wordt gevraagd, voorrechten te verlenen die gelden voor soortgelijke schuldvorderingen die in de staat van de aangezochte autoriteit ontstaan, tenzij anderszins overeengekomen of bepaald in het recht van die staat. Een staat die bij de uitvoering van deze overeenkomst voorrechten verleent aan de schuldvorderingen die in een andere staat ontstaan, kan niet weigeren dezelfde voorrechten onder dezelfde voorwaarden aan dezelfde of soortgelijke schuldvorderingen van andere lidstaten van de Unie toe te kennen.
De staat van de aangezochte autoriteit vordert de schuldvordering in zijn eigen valuta in.
2.
De aangezochte autoriteit stelt de verzoekende autoriteit met bekwame spoed in kennis van het gevolg dat zij aan het verzoek tot invordering heeft gegeven.
3.
Met ingang van de datum waarop het verzoek tot invordering is ontvangen, brengt de aangezochte autoriteit achterstallige rente in rekening overeenkomstig de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen die van toepassing zijn op haar eigen schuldvorderingen.
4.
De aangezochte autoriteit kan, indien de toepasselijke wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen dit toelaten, aan de schuldenaar uitstel van betaling verlenen of een betaling in termijnen toestaan, en zij kan daarvoor rente aanrekenen. Zij deelt elke beslissing in die zin mee aan de verzoekende autoriteit.
5.
Onverminderd artikel 37, lid 1, maakt de aangezochte autoriteit de door haar met betrekking tot de schuldvordering ingevorderde bedragen, inclusief de in de leden 3 en 4 van dit artikel bedoelde rente, aan de verzoekende autoriteit over.