CRvB, 19-09-2012, nr. 10/5669 ZW
ECLI:NL:CRVB:2012:BX7658
- Instantie
Centrale Raad van Beroep
- Datum
19-09-2012
- Zaaknummer
10/5669 ZW
- LJN
BX7658
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:CRVB:2012:BX7658, Uitspraak, Centrale Raad van Beroep, 19‑09‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
USZ 2012/318
JB 2012/268
Uitspraak 19‑09‑2012
Inhoudsindicatie
Het Uwv heeft de betaling van het ziekengeld van appellant geschorst omdat appellant zonder bericht geen gevolg heeft gegeven aan uitnodigingen van het Uwv om te verschijnen bij een verzekeringsarts. Indien een rechtens van belang zijnd document aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden nagegaan of het stuk door TNT Post op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer TNT Post bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van TNT Post voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende dat geen afhaalbericht is ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Appellant is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit een aantekening in het register voor geregistreerde zendingen blijkt dat de brief van 19-04-2010 bij TNT Post op dezelfde datum is aangenomen. Uit navraag van het Uwv bij TNT Post blijkt vervolgens dat deze brief op 20-04-2010 aan appellant is aangeboden op zijn huisadres. Aangezien appellant niet thuis was is de brief doorgestuurd naar de afhaallocatie waarbij een afhaalbericht op het huisadres van appellant is achtergelaten. Hieruit volgt dat de desbetreffende brief op regelmatige wijze aan appellant is aangeboden. De overgelegde emailberichten maken dit niet anders, waarbij het volgende wordt aangetekend. Op 20-09-2010 heeft appellant een klacht ingediend bij TNT Post en daarin te kennen gegeven dat hij de brief van 19-04-2010 niet heeft ontvangen en dat er ook geen afhaalbericht is achtergelaten. Op 21-09-2010 heeft een medewerkster van de klantenservice van TNT Post Pakketservice oprechte excuses aangeboden voor dit ongemak. Gelet op de korte tijd die is gelegen tussen de klacht en de beantwoording daarvan en gelet op het feit dat uit de beantwoording niet blijkt van enigerlei concreet onderzoek, kan uit de aangeboden excuses – die kunnen worden gezien als een reactie op de stelling van appellant dat hij geen afhaalbericht heeft ontvangen – niet zonder meer worden afgeleid dat geen afhaalbericht is achtergelaten. Een impliciete erkenning van TNT Post dat ook daadwerkelijk geen afhaalbewijs is achtergelaten valt in dit emailbericht niet te lezen.
Partij(en)
10/5669 ZW
Centrale Raad van Beroep
Meervoudige kamer
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 6 september 2010, 10/5680 en 10/3800 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[A. te B. ] (appellant)
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv)
Datum uitspraak: 19 september 2012
PROCESVERLOOP
Namens appellant heeft mr. W.J. Nomen, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 15 februari 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. A.B.B. Beelaard, advocaat. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door W.H.M. Visser.
Na de behandeling van het geding ter zitting van de Raad is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest, in verband waarmee de Raad heeft besloten het onderzoek te heropenen.
Het hernieuwde onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 augustus 2012. Appellant is verschenen, bijgestaan door mr. Beelaard. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door Visser.
Deze zaak is ter zitting gevoegd behandeld met de zaak 12/1694 ZW. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting is de behandeling gesplitst.
OVERWEGINGEN
- 1.
Appellant heeft zich vanuit een uitkeringssituatie ingevolge de Werkloosheidswet per
14 januari 2010 ziek gemeld. Met ingang van 28 januari 2010 is aan appellant ziekengeld toegekend. Bij besluit van 12 mei 2010 heeft het Uwv de betaling van het ziekengeld met ingang van 6 april 2010 geschorst omdat appellant zonder zich af te melden geen gevolg heeft gegeven aan uitnodigingen van het Uwv om op 6 april en 26 april 2010 te verschijnen bij een verzekeringsarts. Het bezwaar van appellant tegen het besluit van 12 mei 2010 is door het Uwv bij besluit van 29 juli 2010 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
- 2.
De voorzieningenrechter van de rechtbank heeft het tegen het bestreden besluit ingestelde beroep bij de aangevallen uitspraak met toepassing van artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ongegrond verklaard.
- 3.
In hoger beroep betoogt appellant - kort weergegeven en onder verwijzing naar de gronden in bezwaar en beroep - dat hem niet kan worden verweten dat hij niet op het spreekuur van de verzekeringsarts is verschenen omdat de uitnodigingen hem niet hebben bereikt. Ter onderbouwing van zijn standpunt legt appellant e-mailberichten van TNT Post van 15 en
21 september 2010 over, waarin excuses worden aangeboden voor het feit dat geen afhaalbericht is achtergelaten. TNT Post heeft hiermee volgens hem erkend dat geen afhaalbewijs is achtergelaten. Tevens stelt appellant dat de schorsing, zo deze al terecht is opgelegd, niet eerder kan ingaan dan op 26 april 2010.
- 4.1.
De Raad komt tot de volgende beoordeling.
- 4.2.
Ingevolge de artikelen 47a, tweede lid, aanhef en onder c en 45, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ziektewet (ZW) en de vastgestelde Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 (Besluit van 24 november 2006, Stcrt. 230) schorst het Uwv de betaling van ziekengeld indien hij van oordeel is of het gegronde vermoeden heeft dat betrokkene zonder deugdelijke grond nalaat gevolg te geven aan een verzoek, ingevolge de ZW gedaan, om te verschijnen.
- 4.3.
In dit verband wordt vastgesteld dat appellant bij brief van 25 maart 2010 is uitgenodigd voor een gesprek met de verzekeringsarts R.P. van Straaten op 6 april 2010. Appellant is op dit spreekuur, zonder zich af te melden, niet verschenen. Vervolgens is appellant bij aangetekende brief van 19 april 2010 uitgenodigd voor een gesprek met de verzekeringsarts M. Ruijter op 26 april 2010. Bij deze uitnodiging is appellant het volgende te kennen gegeven:
“Het kan zijn dat u een dringende reden heeft waardoor u niet kunt komen. Wilt u dan zo spoedig mogelijk contact met mij opnemen? […] Ik wil u erop attenderen dat het belangrijk is dat u komt. Komt u niet, dan beëindigen wij uw uitkering.”
Appellant is ook op dit spreekuur, zonder zich af te melden, niet verschenen.
- 4.4.
Indien een rechtens van belang zijnd document aangetekend is verzonden en de belanghebbende de ontvangst ervan ontkent, dient te worden nagegaan of het stuk door TNT Post op regelmatige wijze aan het adres van de belanghebbende is aangeboden. Wanneer TNT Post bij aanbieding van het stuk niemand thuis treft en daarom een afhaalbericht achterlaat, komt het niet ophalen van dat stuk bij het kantoor van TNT Post voor rekening en risico van de belanghebbende. Stelt de belanghebbende dat geen afhaalbericht is ontvangen, dan ligt het op zijn weg feiten aannemelijk te maken op grond waarvan redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten.
- 4.5.
Appellant is er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat redelijkerwijs kan worden betwijfeld dat een afhaalbericht is achtergelaten. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat uit een aantekening in het register voor geregistreerde zendingen blijkt dat de brief van 19 april 2010 bij TNT Post op dezelfde datum is aangenomen. Uit navraag van het Uwv bij TNT Post blijkt vervolgens dat deze brief op 20 april 2010 aan appellant is aangeboden op zijn huisadres. Aangezien appellant niet thuis was is de brief doorgestuurd naar de afhaallocatie waarbij een afhaalbericht op het huisadres van appellant is achtergelaten. Hieruit volgt dat de desbetreffende brief op regelmatige wijze aan appellant is aangeboden. De overgelegde e-mailberichten maken dit niet anders, waarbij het volgende wordt aangetekend. Op 20 september 2010 heeft appellant een klacht ingediend bij TNT Post en daarin te kennen gegeven dat hij de brief van 19 april 2010 niet heeft ontvangen en dat er ook geen afhaalbericht is achtergelaten. Op 21 september 2010 heeft een medewerkster van de klantenservice van TNT Post Pakketservice oprechte excuses aangeboden voor dit ongemak. Gelet op de korte tijd die is gelegen tussen de klacht en de beantwoording daarvan en gelet op het feit dat uit de beantwoording niet blijkt van enigerlei concreet onderzoek, kan uit de aangeboden excuses - die kunnen worden gezien als een reactie op de stelling van appellant dat hij geen afhaalbericht heeft ontvangen - niet zonder meer worden afgeleid dat geen afhaalbericht is achtergelaten. Een impliciete erkenning van TNT Post, dat ook daadwerkelijk geen afhaalbewijs is achtergelaten valt in dit e-mail bericht niet te lezen.
- 4.6.
Nu appellant op 19 april 2010 nogmaals in de gelegenheid is gesteld te verschijnen en daarbij is gewezen op de gevolgen van het niet gehoor geven aan de oproep, is eerst met het niet verschijnen op 26 april 2010 sprake van de in artikel 45, eerste lid, aanhef en onder c, van de ZW genoemde situatie dat de verzekerde zonder deugdelijke grond nalaat gevolg te geven aan een verzoek te verschijnen. De ingevolge artikel 47a, tweede lid, aanhef en onder c opgelegde schorsing kan dan ook niet eerder ingaan dan op 26 april 2010. Dit betekent dat de aangevallen uitspraak en het bestreden besluit in rechte geen stand kunnen houden en voor vernietiging in aanmerking komen. Daarbij zal worden bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit op grond van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, gedeeltelijk in stand blijven, namelijk voor zover die zien op de periode ingaande 26 april 2010 tot met 6 juni 2010.
- 5.
Er zijn termen aanwezig om op grond van artikel 8:75 van de Awb het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant in beroep en hoger beroep. Deze kosten worden begroot op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in beroep en op € 874,-- voor verleende rechtsbijstand in hoger beroep.
BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep
- -
vernietigt de aangevallen uitspraak;
- -
verklaart het beroep tegen het bestreden besluit gegrond en vernietigt dat besluit;
- -
bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit gedeeltelijk in stand blijven namelijk voor zover die zien op de periode ingaande 26 april 2010 tot en met 6 juni 2010;
- -
veroordeelt het Uwv in de proceskosten van appellant tot een bedrag groot € 1.748,--, te betalen door het Uwv, waarvan
€ 874,-- aan de griffier van de Raad;
- -
bepaalt dat het Uwv aan appellant het betaalde griffierecht van € 152,-- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door Ch. van Voorst als voorzitter en J. Riphagen en A.I. van der Kris als leden, in tegenwoordigheid van J.T.P. Pot als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 19 september 2012.
(getekend) Ch. van Voorst
(getekend) J.T.P. Pot