Stb. 2012, 1, inwerkingtreding 3 januari 2012.
HR, 02-09-2014, nr. 13/05487
ECLI:NL:HR:2014:2576
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
02-09-2014
- Zaaknummer
13/05487
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2014:2576, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 02‑09‑2014; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2014:1620, Gevolgd
ECLI:NL:PHR:2014:1620, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 17‑06‑2014
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:2576, Gevolgd
- Vindplaatsen
SR-Updates.nl 2014-0325
Uitspraak 02‑09‑2014
Inhoudsindicatie
Ontoereikende strafmotivering, art. 22b.1 Sr, beperking mogelijkheid opleggen taakstraf. Het Uittreksel Justitiële Documentatie biedt geen steun voor de vaststelling van het Hof dat blijkens dat uittreksel "aan de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en die taakstraf is verricht". ’s Hofs oordeel dat art. 22b Sr van toepassing is, is derhalve niet zonder meer begrijpelijk.
Partij(en)
2 september 2014
Strafkamer
nr. 13/05487
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 juli 2013, nummer 22/000247-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte] , geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.E. Harteveld heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt over de strafmotivering.
2.2.
De verdachte is ter zake van "diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak", gepleegd op 25 december 2012, veroordeeld tot een gevangenisstraf van een week. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
In deze zaak wordt de verdachte veroordeeld voor een misdrijf, terwijl aan de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en die taakstraf is verricht. Er is derhalve sprake van een van de in artikel 22b Wetboek van Strafrecht (Wet beperking oplegging taakstraf) genoemde gevallen waardoor het opleggen van een taakstraf zonder onvoorwaardelijke gevangenisstraf (zie lid 3) niet mogelijk is.
Het is op deze grond dat het hof hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd."
2.3.
Art. 22b Sr luidt:
"1. Een taakstraf wordt niet opgelegd in geval van veroordeling voor:
a. een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van zes jaren of meer is gesteld en dat een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer ten gevolge heeft gehad;
b. een van de misdrijven omschreven in de artikelen 181, 240b, 248a, 248b, 248c en 250.
2. Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:
1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd."
2.4.
De vaststelling van het Hof dat "aan de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en die taakstraf is verricht" is niet zonder meer begrijpelijk aangezien voormeld, in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.5 samengevat, uittreksel daarvoor geen steun biedt. Gelet hierop is het oordeel van het Hof dat art. 22b Sr van toepassing is, niet zonder meer begrijpelijk en is aldus de strafoplegging ontoereikend gemotiveerd.
2.5.
Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 september 2014.
Conclusie 17‑06‑2014
Inhoudsindicatie
Ontoereikende strafmotivering, art. 22b.1 Sr, beperking mogelijkheid opleggen taakstraf. Het Uittreksel Justitiële Documentatie biedt geen steun voor de vaststelling van het Hof dat blijkens dat uittreksel "aan de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en die taakstraf is verricht". ’s Hofs oordeel dat art. 22b Sr van toepassing is, is derhalve niet zonder meer begrijpelijk.
Nr. 13/05487
Mr. Harteveld
Zitting 17 juni 2014
Conclusie inzake:
[verdachte]
1. Het Gerechtshof Den Haag heeft bij arrest van 26 juli 2013 de verdachte vrijgesproken van het hem onder 2. tenlastegelegde en hem ter zake van 1. “diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak”, veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week.
2. Namens de verdachte is beroep in cassatie ingesteld. Mr. F.P. Slewe, advocaat te Amsterdam, heeft een schriftuur ingezonden, houdende een middel van cassatie.
3.1. Het middel behelst de klacht dat het Hof de opgelegde straf onbegrijpelijk, althans ontoereikend heeft gemotiveerd.
3.2. Het Hof heeft onder de kop ‘strafmotivering’ de oplegging van de hiervoor onder 1 vermelde straf als volgt gemotiveerd:
“Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de wijze zoals in de bewezenverklaring nader omschreven schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 27 juni 2013, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijk gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
In deze zaak wordt de verdachte veroordeeld voor een misdrijf, terwijl aan de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd en die taakstraf is verricht. Er is derhalve sprake van een van de in artikel 22b Wetboek van Strafrecht (Wet beperking oplegging taakstraf) genoemde gevallen waardoor het opleggen van een taakstraf zonder onvoorwaardelijke gevangenisstraf (zie lid 3) niet mogelijk is.
Het is op deze grond dat het hof hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de advocaat-generaal is gevorderd.”
De vordering van de advocaat-generaal hield blijkens het arrest in:
“Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van het onder 2 ten laste gelegde en terzake van het onder 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 50 uren, subsidiair 25 dagen hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.”
3.3. Bij wet van 17 november 2011 tot wijziging van het Wetboek van Strafrecht in verband met het beperken van de mogelijkheden om een taakstraf op te leggen voor ernstige zeden- en geweldsmisdrijven en bij recidive van misdrijven1.is artikel 22b Sr opnieuw ingevoegd. Deze wet is op 3 januari 2012 in werking getreden. Het feit ter zake waarvan de verdachte is veroordeeld is op 25 december 2012 gepleegd, derhalve na inwerkingtreding van de wetswijziging. Dat betekent dat op onderhavig strafbare feit het nieuwe artikel 22b Sr van toepassing is.2.
3.4. Artikel 22b Sr luidt - voor zover van belang -:
“2. Een taakstraf wordt voorts niet opgelegd in geval van veroordeling voor een misdrijf indien:
1° aan de veroordeelde in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit wegens een soortgelijk misdrijf een taakstraf is opgelegd, en
2° de veroordeelde deze taakstraf heeft verricht dan wel op grond van artikel 22g de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3. Van het eerste en tweede lid kan worden afgeweken indien naast de taakstraf een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf of vrijheidsbenemende maatregel wordt opgelegd.”
3.5. Bij de stukken van het geding bevindt zich een uittreksel Justitiële Documentatie van 27 juni 2013 betreffende de verdachte. Deze vijf pagina’s tellende documentatie vermeldt drie veroordelingen, die onherroepelijk zijn afgedaan reeds vóór het plegen van het onderhavige bewezenverklaarde feit, te weten:
1) een strafbeschikking wegens oplichting gepleegd op 5 oktober 2012 tot een geldboete van € 200,- (onherroepelijk: 20 oktober 2012, geëxecuteerd: 05 oktober 2012 - 21 februari 2013; zie p. 4 UJD);
2) een veroordeling wegens - kort gezegd - beschadiging gepleegd op 4 mei 2011 tot onder meer 7 dagen gevangenisstraf (onherroepelijk: 21 mei 2013, zie p. 4 UJD);
3) een veroordeling wegens - kort gezegd - belediging van een ambtenaar in functie gepleegd op 8 september 2007 tot een geldboete van € 350,-, subsidiair 7 dagen hechtenis (onherroepelijk: 23 december 2008, zie p. 5 UJD).
Daarnaast vermeldt het uittreksel enkele niet-onherroepelijke veroordelingen tot een taakstraf, waarbij (uiteraard) niet de vermelding is opgenomen dat deze taakstraffen zijn verricht of dat terzake daarvan de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis is bevolen.
3.6. Het Hof heeft - kort gezegd - overwogen dat de verdachte in casu wordt veroordeeld voor een misdrijf, terwijl hij in de vijf jaren voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit ter zake van een soortgelijk misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een taakstraf en dat die taakstraf is verricht. Uit de inhoud van verdachtes uittreksel Justitiële Documentatie - zie hiervoor onder 3.5 - kan die vaststelling van het Hof echter geenszins worden afgeleid. In dit opzicht is 's Hofs motivering van de straf niet begrijpelijk, te meer nu het Hof expliciet te kennen heeft gegeven dat het artikel 22b Sr in de strafoplegging heeft betrokken en gelet daarop een zwaardere straf heeft opgelegd dan is gevorderd. Daarom kan bezwaarlijk worden gezegd dat dit onderdeel van de strafmotivering van ondergeschikte betekenis is. De strafoplegging is aldus niet genoegzaam met redenen omkleed.
3.7. Het middel slaagt.
4. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop het bestreden arrest zou dienen te worden vernietigd.
5. Deze conclusie strekt tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en tot terugwijzing van de zaak naar het gerechtshof Den Haag teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 17‑06‑2014
Zie HR 28 januari 2014, ECLI:NL:HR:2014:186.