Einde inhoudsopgave
RvdW 2015/1269
Wet Bopz. Verzoek tot verlenen voorlopige machtiging (art. 2 Wet Bopz). Voorafgaande inbewaringstelling; verzoek voortzetting inbewaringstelling afgewezen; art. 8a en 31 Wet Bopz niet van toepassing.
HR 20-11-2015, ECLI:NL:HR:2015:3346
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
20 november 2015
- Magistraten
Mrs. F.B. Bakels, G. Snijders, M.V. Polak, V. van den Brink, T.H. Tanja-van den Broek
- Zaaknummer
15/03857
- Conclusie
A-G mr. J.B.M.M. Wuisman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Algemeen
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
Personen- en familierecht / Bescherming meerderjarige
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2015:3346, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 20‑11‑2015
ECLI:NL:PHR:2015:2279, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 14‑09‑2015
Beroepschrift, Hoge Raad, 18‑08‑2015
- Wetingang
Essentie
Wet Bopz. Verzoek tot verlenen voorlopige machtiging (art. 2 Wet Bopz). Voorafgaande inbewaringstelling; verzoek voortzetting inbewaringstelling afgewezen; art. 8a en 31 Wet Bopz niet van toepassing.
De rechtbank heeft het verzoek tot het verlenen van een machtiging tot voortzetting van de inbewaringstelling behandeld en de zaak aangehouden om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen een andersoortige machtiging te verzoeken. Eerst nadat de in art. 29 lid 3 Wet Bopz bedoelde beslistermijn van drie dagen was verstreken, heeft de rechtbank het verzoek afgewezen. Uit ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.