Hof Amsterdam, 29-06-2010, nr. 200.050.853/01
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0940
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
29-06-2010
- Magistraten
Mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman, A. Salomons
- Zaaknummer
200.050.853/01
- LJN
BO0940
- Vakgebied(en)
Ondernemingsrecht (V)
Ondernemingsrecht / Rechtspersonenrecht
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2010:BO0940, Uitspraak, Hof Amsterdam, 29‑06‑2010
Uitspraak 29‑06‑2010
Mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman, A. Salomons
Partij(en)
BESCHIKKING
in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
APPELLANT,
advocaat: mr. G.J. Bilderbeek te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid TIMMER- EN ONDERHOUDSBEDRIJF [geïntimeerde] B.V. in liquidatie,
gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente],
GEÏNTIMEERDE,
advocaat: mr. D. Winters te Hoofddorp.
1. Het geding in hoger beroep
Partijen zullen hierna worden aangeduid als [appellant] en [geïntimeerde] BV.
[appellant] is bij beroepschrift, dat op 4 december 2009 ter griffie van het hof is binnen gekomen, in hoger beroep gekomen van een beschikking die de rechtbank te Haarlem onder zaak- en rekestnummer 157526/HA RK 09-44 op 8 september 2009 heeft gegeven. Het beroepschrift strekt ertoe dat het hof deze beschikking zal vernietigen en het inleidende verzoek tot heropening van de vereffening van [geïntimeerde] BV alsmede benoeming van een vereffenaar, alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] BV in de kosten van de procedure.
Op 25 februari 2010 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep van [geïntimeerde] BV binnengekomen, waarin zij verzoekt de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Op 30 maart 2010 heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep plaatsgevonden. Bij die gelegenheid is namens [appellant] het woord gevoerd door mr. G.J. Bilderbeek en namens [geïntimeerde] BV door mr. D. Winters, eerstgenoemde aan de hand van aan het hof overgelegde pleitnotities.
Vervolgens is de behandeling van de zaak gesloten en meegedeeld dat uitspraak zal volgen.
2. De feiten
De rechtbank heeft in de bestreden beschikking onder 2.1 tot en met 2.3 enkele feiten als in deze zaak vaststaand aangemerkt.
Daaromtrent bestaat geen geschil, zodat ook het hof van die feiten zal uitgaan. Kort gezegd gaat het om het volgende.
2.1
[appellant] is op 22 juni 1998 bij [geïntimeerde] BV in dienst getreden. [geïntimeerde] BV heeft de arbeidsovereenkomst om bedrijfseconomische redenen opgezegd per 18 november 2006.
2.2
Bij vonnis van 6 augustus 2008 heeft de kantonrechter te Haarlem aan [appellant] wegens kennelijk onredelijk ontslag een vergoeding toegekend van € 30.000,-- bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 november 2007, alsmede met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
[geïntimeerde] BV heeft niet voldaan aan het vonnis.
2.3
Bij besluit van de aandeelhoudersvergadering van [geïntimeerde] BV d.d. 6 oktober 2008 is de vennootschap op grond van art. 2:19 lid 4 BW ontbonden, omdat, zo is vermeld in de notulen, ‘[geïntimeerde] geen baten heeft en deze ook niet verwacht te krijgen’.
2.4
Bestuurder en enig aandeelhouder van [geïntimeerde] BV was [A] BV. [betrokkene 1] was bestuurder en aandeelhouder van [A] BV.
2.5
Een deel van de activiteiten van [geïntimeerde] BV is voortgezet door [B] BV. [betrokkene 1] en mevrouw [betrokkene 2] zijn bestuurders van [B] BV.
3. De beoordeling
3.1
In de onderhavige procedure verzoekt [appellant] om op de voet van art. 2:23c lid 1 BW de vereffening van [geïntimeerde] BV te heropenen en een vereffenaar te benoemen.
De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen op de volgende gronden:
- (i)
niet geoordeeld kan worden dat [appellant] als schuldeiser is opgekomen na het tijdstip waarop [geïntimeerde] BV is ontbonden, nu [geïntimeerde] BV al voor de ontbinding bekend was met de vordering van [appellant], en
- (ii)
niet gebleken is van het bestaan van een of meer baten nadat [geïntimeerde] BV is opgehouden te bestaan.
Tegen de beslissing van de rechtbank en de daaraan ten grondslag gelegde overwegingen richten zich de drie grieven van [appellant].
3.2
Ingevolge art. 2:23c lid 1 BW kan de rechter, indien na het tijdstip waarop een rechtspersoon is opgehouden te bestaan nog een schuldeiser of gerechtigde tot het saldo opkomt of van het bestaan van een bate blijkt, de vereffening heropenen.
Tot heropening kan ook worden besloten indien niet op de door de wet voorgeschreven wijze is vereffend.
Dit betekent dat ook in het onderhavige geval, waarin geen vereffening heeft plaatsgevonden, in beginsel heropening van de vereffening mogelijk is.
3.3
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank ten onrechte als afwijzingsgrond gebruikt dat niet kan worden geoordeeld dat [appellant] eerst na de ontbinding van [geïntimeerde] BV als schuldeiser is opgekomen, in die zin dat [appellant] pas na de ontbinding bekend was als schuldeiser bij [geïntimeerde] BV.
Het hof overweegt hiertoe dat voor heropening van de vereffening niet vereist is dat de ontbonden rechtspersoon pas ná zijn ontbinding bekend wordt met het bestaan van de vordering van een bepaalde schuldeiser. Dit volgt niet uit de wet en laat zich ook niet verenigen met de strekking van de wetsbepaling. [geïntimeerde] BV is immers voorbijgegaan aan de vordering van [appellant] en zolang geen op de wet voorgeschreven vereffening heeft plaatsgevonden, met de daarbij behorende gepubliceerde rekening en verantwoording, kon [appellant] geen gebruik maken van de mogelijkheid om zijn rechten als schuldeiser veilig te stellen.
Hiermee slaagt grief I.
3.4.
Ook het argument van de rechtbank dat niet gebleken is van baten na de ontbinding van [geïntimeerde] BV, kan naar 's hofs oordeel geen stand houden.
Het hof stelt hierbij voorop dat de rechter naar vaste jurisprudentie met terughoudendheid behoort te toetsen of sprake is van een bate.
Voorts overweegt het hof het volgende.
In de door [geïntimeerde] BV in het geding gebrachte liquidatiebalans per 6 oktober 2008 is niets (dat wil zeggen: een liggend streepje) vermeld bij ‘materiële vaste activa’. Ter zitting is door [betrokkene 1] echter aangegeven dat er wel enige materiële vaste activa in de vennootschap aanwezig waren, en dat deze verkocht zijn. Derhalve is naar 's hofs oordeel voldoende aannemelijk dat op zijn minst enige baten in de vennootschap aanwezig zijn geweest per datum ontbinding, althans dat hadden moeten zijn. Indien geen betalingen voor de verkochte activa zijn binnengekomen, is sprake van een vordering van de vennootschap, waarmee eveneens voldaan is aan het vereiste van aannemelijkheid van een bate. Aan het voorgaande kan niet afdoen dat [geïntimeerde] BV per saldo een negatief eigen vermogen had.
Voorts geldt dat op de genoemde liquidatiebalans ook niets is vermeld bij ‘vorderingen’ en ‘liquide middelen’. Dit terwijl uit de jaarrekening 2007 blijkt dat per 1 januari 2008 in ieder geval nog liquide middelen tot een bedrag van € 3.664,-- alsmede handelsdebiteuren tot een bedrag van € 6.309,-- aanwezig waren. Niet duidelijk is waar deze activa zijn gebleven. Ook hier is aannemelijk dat sprake is van baten van de vennootschap.
Derhalve slaagt ook grief II.
3.5
Het vorenstaande betekent dat de grieven I en II en daarmee ook grief III slagen en het verzoek van [appellant] tot heropening van de vereffening van [geïntimeerde] BV zal worden toegewezen.
Tot vereffenaar zal worden benoemd mr. Van Hooff te Amsterdam, die zich daartoe bereid heeft verklaard.
3.6.
Nu het hoger beroep terecht is voorgesteld, zal het hof [geïntimeerde] BV als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure in beide instanties veroordelen.
4. De beslissing
Het hof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep en opnieuw rechtdoende:
heropent de vereffening van het vermogen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [geïntimeerde] BV, gevestigd te [vestigingsplaats], gemeente [gemeente];
benoemt tot vereffenaar:
mr. J.E.P.A. van Hooff
Postbus 75640 1070 AP Amsterdam
tel 020-5460606
veroordeelt [geïntimeerde] BV in de kosten van het geding, aan de zijde van [appellant] tot op heden in eerste aanleg begroot op € 262,--
aan verschotten en € 904,-- aan salaris en in hoger beroep begroot op € € 313,-- aan verschotten en € 1.788,-- aan salaris;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.H. de Bock, J.C. Toorman en A. Salomons en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 29 juni 2010.