RBP 2020/68
Vervoersrecht. Behelst artikel 11 LLMC een rechtsmachtbepaling?
HR 29-05-2020, ECLI:NL:HR:2020:956
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
29 mei 2020
- Magistraten
Mrs. C.A. Streefkerk, G. Snijders, M.V. Polak, C.H. Sieburgh, F.J.P. Lock
- Zaaknummer
19/01444
- Conclusie
A-G mr. P. Vlas
- JCDI
JCDI:ADS233422:1
- Vakgebied(en)
Internationaal privaatrecht / Internationaal bevoegdheidsrecht
Vervoersrecht / Zeevervoer
Verbintenissenrecht / Schadevergoeding
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:956, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 29‑05‑2020
ECLI:NL:PHR:2019:1365, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 20‑12‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 21‑06‑2019
Beroepschrift, Hoge Raad, 19‑03‑2019
- Wetingang
Essentie
Vervoersrecht. IPR. Rechtsmacht.
Behelst artikel 11 LLMC een rechtsmachtbepaling?
Samenvatting
In een geschil dat zijn oorsprong vindt in een aanvaring op zee, nabij Indonesië, waarbij ook buitenlandse schepen en dus entiteiten betrokken zijn, wordt in Nederland een beperkingsprocedure gevoerd. Deze vindt zijn grondslag in het Verdrag van 1976 inzake de beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1996 (tezamen hierna: LLMC), in verbinding met art. 642a lid 1 Rv en de artikelen 8:750 tot en met 759 BW. De rechtbank heeft op verzoek van de ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.