Einde inhoudsopgave
Waarde en erfrecht (Publicaties vanwege het Centrum voor Notarieel Recht) 2008/5.8.2.2
5.8.2.2 De toerekening bij een gift onder bewind
prof. dr. mr. W. Burgerhart, datum 31-12-2007
- Datum
31-12-2007
- Auteur
prof. dr. mr. W. Burgerhart
- JCDI
JCDI:ADS615656:1
- Vakgebied(en)
Erfrecht (V)
Voetnoten
Voetnoten
Klaassen-Luijten-Meijer, Erfrecht, Deventer: Kluwer 2002, p. 338.
Zie Asser-Perrick 6A, Erfrecht en Schenking, Deventer: Kluwer 2002, p. 304.
Zie Asser-Perrick 6A, Erfrecht en Schenking, Deventer: Kluwer 2002, p. 304.
Zie Asser-Perrick 6A, Erfrecht en Schenking, Deventer: Kluwer 2002, p. 304.
F. Schols rekent het niet tot zijn taak om de omvang van dit waardedrukkende effect vast te stellen. FWJ.M. Schols, Bewind en aan bewind verwante vormen (preadvies KNB), Den Haag: Sdu Uitgevers 2004, p. 48. De schrijver dezes voelt zich evenmin geroepen om bedoelde objectieve maatstaf te bepalen.
Evenals een ontbindende en/of opschortende voorwaarde kan een over het geschonkene ingesteld bewind (art. 7:182 BW), de waarde van de gift – negatief – beïnvloeden.Voor de berekening van de omvang van de legitimaire massa (art. 4:65 BW) dient mijns inziens met de drukkende invloed van dit bewind op de waarde van de gift rekening te worden gehouden, evenals met bijvoorbeeld eventuele voorwaarden (zie paragraaf 8.2.1). De impact van het bewind op de waarde van de gift dient – bij gebreke van een wettelijke regeling – met dezelfde objectieve maatstaven te worden vastgesteld, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, als waarmee de waarde van een gift in het kader van de berekening van de legitimaire massa wordt vastgesteld.
Nadat de legitieme portie uit de legitimaire massa is afgeleid, komt de toerekening van de gift onder een bewind aan de orde ter bepaling van de legitimaire aanspraak. Volgens Luijten en Meijer had de wetgever er voor kunnen kiezen om giften onder een bewind zonder meer – naar ik aanneem met een ‘waardedeuk’ – toe te rekenen op de legitieme portie, maar heeft dat niet gedaan, zo blijkt uit art. 4:75 lid 4 BW.1 Dit artikellid bevat een bijzondere (toereken)regeling voor giften onder bewind, zowel voor het bewind dat op een van de in art. 4:75 lid 1 BW opgenomen gronden is ingesteld als voor het bewind waarbij geen ofeen andere grond is opgenomen.
De bedoelde regeling ziet er naar mijn mening schematisch als volgt uit:
I. Het bewind vermeldt geen grond of een andere dan in art. 4:75 lid 1 BW
De legitimaris onderneemt geen actie en verklaart niet dat hij zijn legitieme in geld wenst te ontvangen (art. 4:75 lid 4, tweede volzin, juncto lid 3 BW): de waarde van de gift onder bewind wordt op de legitieme portie toegerekend met inachtneming van de waardedrukkende invloed van het bewind.2
De legitimaris verklaart – tijdig – dat hij zijn legitieme wel in geld wenst te ontvangen (art. 4:75 lid 4, tweede volzin, juncto lid 3, tweede volzin BW): de legitimaris verkrijgt zijn legitieme portie, zonder toerekening daarop van de waarde van de gift; het bewind blijft buiten beschouwing.
II. Het bewind vermeldt een grond als bedoeld in art. 4:75 lid 1 BW
De legitimaris betwist de juistheid van de grond niet: dewaardevan de bedoelde gift wordt op de legitieme portie toegerekend zonder rekening te houden met het waardedrukkende effect van het bewind.3
De legitimaris betwist de juistheid van de grond (art. 4:75 lid 2 BW):
de grond is juist: de waarde van de bedoelde gift wordt op de legitieme portie toegerekend zonder rekening te houden met het waardedruk-kende effect van het bewind;
de grond is onjuist:
de legitimaris verklaart niet dat hij zijn legitieme in geld wenst te ontvangen: de waarde van de bedoelde gift wordt op de legitieme portie toegerekend met inachtneming van de waardedrukkende invloed van het bewind (art. 4:75 lid 5 BW);4
de legitimaris verklaart – tijdig – dat hij zijn legitieme wel in geld wenst te ontvangen: de waarde van de bedoelde gift wordt op de legitieme portie toegerekend zonder rekening te houden met het waardedrukkende effect van het bewind.
De toerekenregeling bij een gift onder bewind wijkt af van de hiervoor gegeven ‘hoofdregel’. Onder omstandigheden wordt de waarde van de gift onder bewind, indien de gronden van art. 4:75 lid 1 BW zijn vermeld, op de legitieme portie toegerekend zonder inachtneming van het waardedrukkende effect van het bewind, terwijl deze gift voor de berekening van de omvang van de legitimaire massa is gewaardeerd met inachtneming van dat effect. Dit leidt in beginsel tot een lagere legitimaire aanspraak. Het bewind pakt voor een legitimaris derhalve altijd ongunstig uit: of hij is aan het bewind gebonden, of hij belandt in de ongunstige toerekenregeling. Overigens kan uit deze bijzondere toerekenregeling ook nog een extra argument worden geput voor de ‘houdbaarheid’ van de hoofdregel, te weten dat voor de waardering met het waardedrukkende effect van een bewind rekening wordt gehouden.
Voor de gevallen waarin bij de toerekening wel met de waardedrukkende invloed van het bewind rekening wordt gehouden, zal de (objectieve)maatstaf voor de bepaling van de impact daarvan dezelfde dienen te zijn als in het kader van de berekening van de legitimaire massa.5