Hof Den Haag, 02-05-2017, nr. 22-002738-16, nr. 09-842492-14, nr. 09-148247-15
ECLI:NL:GHDHA:2017:1470
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
02-05-2017
- Zaaknummer
22-002738-16
09-842492-14
09-148247-15
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2017:1470, Uitspraak, Hof Den Haag, 02‑05‑2017; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:297, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 02‑05‑2017
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan smaadschrift en belediging jegens het slachtoffer door een foto met begeleidend bericht, alsmede meerdere beledigende teksten op verdachtes Twitteraccount te plaatsen. Daarnaast heeft de verdachte gepoogd een bankinstelling op te lichten door gebruik te maken van een vervalst bankafschrift, en heeft op die wijze getracht die bankinstelling te misleiden. Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis. Daarnaast veroordeelt het hof de verdachte tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaren.
Rolnummer: 22-002738-16
Parketnummers: 09-842492-14 en 09-148247-15
Datum uitspraak: 2 mei 2017
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 2 juni 2016 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 18 april 2017.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 en bij parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis, met aftrek van voorarrest. Voorts is een beslissing genomen omtrent de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen en de in beslag genomen voorwerpen, een en ander nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-842492-14:
1:hij op of omstreeks 20 augustus 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk de eer en/of de goede naam van [aangever] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel op zijn, verdachtes, althans een, Twitter account (namelijk [x]) (een) bericht(en) en/of foto('s) geplaatst/laten plaatsen met daarin onder meer de tekst: "Dit is dus de vrouw die meerdere zusters in DH heeft lastiggevallen en uiteindelijk eentje aangevallen heeft" (met daarbij gevoegd een foto waarop [aangever] staat);
2:hij op of omstreeks 20 augustus 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon genaamd [aangever], in het openbaar mondeling en/of schriftelijk heeft beledigd door op zijn, verdachtes, althans een, Twitter account (namelijk [x]) (een) bericht(en) (met daarbij gevoegd (een) foto('s) van die [aangever]) te plaatsen/te laten plaatsen met daarin onder meer de tekst: "Zuster aangevallen door Naziwijf in Den Haag" en/of "provocatie jood" en/of "wannabe jood" en/of "Joden willen zielig doen met antisemitisme;"
Zaak met parketnummer 09-148247-15 (gevoegd ter terechtzitting in eerste aanleg):
1:hij op of omstreeks een of meer tijdstippen in de periode van 24 maart 2015 tot en met 2 april 2015 te Utrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Santander Consumer Finance Benelux B.V., althans een tussenpersoon, te bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (tot een bedrag van in totaal 2.399,00 Euro), in elk geval van enig goed, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) die Santander Consumer Finance Benelux B.V., althans een tussenpersoon, heeft doen/laten toekomen:
- een aanvraag voor een niet-doorlopend goederenkrediet met een gewenst kredietlimiet van 2.399,00 euro en/of
- een of meer ((ver)vals(t)e) ABN Amro bankafschrift(en) met betrekking tot verdachte waarop originele (bank)gegevens (met betrekking tot saldi en/of afschrijvingen en/of bijschrijvingen) waren vervangen door onjuiste (bank)gegevens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2:hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 maart 2015 tot en met 4 april 2015 te Utrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) fotokopieën van afschrift(en) van de ABN Amro rekening ([x]) van verdachte gedateerd 27 februari 2015, -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat een of meer van voornoemde kopie geschrift(en) werd(en) verstrekt aan Santander Consumer Finance Benelux B.V., althans aan een tussenpersoon, voor het verkrijgen van een niet-doorlopend goederenkrediet en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op voornoemde fotokopieën van voornoemd(e) rekeningafschrift(en) van verdachte (telkens) originele (bank)gegevens (met betrekking tot saldi en/of afschrijvingen en/of bijschrijvingen) werden vervangen door onjuiste (bank)gegevens.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het bij parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 en bij parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Onrechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn pleitnotities – op het standpunt gesteld dat er sprake is geweest van een onrechtmatige doorzoeking van de woning van de verdachte, nu de verdenking ten tijde van de doorzoeking uitsluitend zag op artikel 137d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (aanzetten tot haat, discriminatie of geweld) en blijkens artikel 97 van het Wetboek van Strafvordering op verdenking van artikel 137d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht geen doorzoeking van een woning mogelijk is.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Naar aanleiding van een op 4 september 2014 opgemaakt ‘proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming’ heeft de officier van justitie op genoemde datum bij de rechter-commissaris een vordering ingediend tot doorzoeking van de woning van de verdachte op het adres [adres] Den Haag op de voet van artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering. Daaraan is, kort gezegd, de verdenking ten grondslag gelegd dat de verdachte zich in de periode van 20 augustus 2014 tot en met 9 september 2014 al dan niet met anderen via internet schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en opruiing jegens [aangever].
Deze vordering is door de rechter-commissaris toegewezen en op 16 september 2014 heeft in aanwezigheid en onder leiding van de rechter-commissaris een doorzoeking plaatsgevonden in de woning van de verdachte.
Tegen deze achtergrond komt het hof tot de volgende beschouwingen.
Vooropgesteld moet worden dat het naar het oordeel van het hof in eerste instantie ter beoordeling van de rechter-commissaris staat of een vordering van een officier van justitie tot doorzoeking van een woning ter inbeslagneming toewijsbaar is. Aan de zittingsrechter staat vervolgens ter beoordeling of de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen. Daarbij komt betekenis toe aan de vraag of ten tijde van de beslissing van de rechter-commissaris een redelijk vermoeden van schuld aan de in de vordering genoemde feiten, kort gezegd bedreiging en opruiing, kon worden aangenomen.
Gelet op het ‘proces-verbaal aanvraag doorzoeking ter inbeslagneming’ d.d. 4 september 2014 kan niet gezegd worden dat ten tijde van de beslissing van de rechter-commissaris geen sprake was van een redelijk vermoeden dat de verdachte zich in voornoemde periode schuldig heeft gemaakt aan bedreiging en opruiing jegens [aangever]. Naar het oordeel van het hof bestond op grond van dit proces-verbaal een redelijk vermoeden dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de in de vordering van de officier van justitie genoemde strafbare feiten.
In het licht van het voorgaande is het hof van oordeel dat de rechter-commissaris in redelijkheid tot zijn beslissing heeft kunnen komen en dat de doorzoeking van de woning van de verdachte derhalve rechtmatig heeft plaatsgevonden.
Nu de doorzoeking in de woning van de verdachte heeft plaatsgevonden op grond van artikel 110 van het Wetboek van Strafvordering en de rechter-commissaris op grond van voornoemd artikel bevoegd is op verdenking van ieder strafbaar feit een woning te doorzoeken, behoeft het verweer van de raadsman dat blijkens artikel 97 van het Wetboek van Strafvordering op verdenking van artikel 137d, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht geen doorzoeking van een woning mogelijk is, geen bespreking meer.
Het verweer wordt verworpen.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het bij parketnummer 09-842492-14 onder 1 ten laste gelegde (smaadschrift)
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn pleitnotities – op het standpunt gesteld dat er ten aanzien van het bij parketnummer 09-842492-14 onder 1 ten laste gelegde geen sprake is van smaad(schrift), nu de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat de inhoud van het bericht waar was en dat het algemeen belang de berichtgeving vereiste. De verdachte wilde de moslimgemeenschap namelijk waarschuwen voor [aangever]. De verdachte dient derhalve te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de stukken in het dossier blijkt dat het de verdachte is geweest die het bij 09-842492-14 onder 1 ten laste gelegde bericht met daarbij een foto van [aangever] op zijn Twitteraccount heeft gezet. Door het plaatsen van een foto met begeleidend bericht op Twitter, waarin de aangeefster wordt beschuldigd van het lastigvallen en aanvallen van anderen, heeft de verdachte de eer en/of goede naam van de aangeefster aangerand, met het kennelijke doel daaraan ruchtbaarheid te geven. Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte zich derhalve schuldig gemaakt aan smaadschrift in de zin van artikel 261, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
De vraag is of de verdachte met succes een beroep kan doen op de exceptie van artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Het hof heeft geconstateerd dat de verdachte – zowel bij de politie als ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep – zelf geen enkele verklaring heeft afgelegd. De omstandigheden die de raadsman van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren heeft gebracht ter onderbouwing van het verweer dat de verdachte te goeder trouw heeft kunnen aannemen dat de inhoud van het ten laste gelegde bericht waar was en dat het algemeen belang de berichtgeving vereiste, vinden geen enkele steun in het dossier. Daar komt bij dat de door de raadsman genoemde omstandigheden ook niet nader zijn onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een schriftelijke verklaring van de verdachte of van (een) getuige(n). Nu de stukken in het dossier geen enkele feitelijke steun bieden aan het verhaal van de verdachte, zoals dat door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep naar voren is gebracht, is het hof van oordeel dat de omstandigheden die ten grondslag liggen aan het verweer onvoldoende aannemelijk zijn gemaakt, zodat het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van het bij parketnummer 09-842492-14 onder 2 ten laste gelegde (belediging)
De raadsman van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – overeenkomstig zijn pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de verdachte vrijgesproken dient te worden van de bij parketnummer 09-842492-14 onder 2 ten laste gelegde uitlatingen: “Wannabe jood” en “provocatie jood,” nu deze uitlatingen niet als belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht kunnen worden aangemerkt.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat ook uitingen die op zichzelf niet beledigend zijn, toch een beledigend karakter kunnen krijgen op grond van de context waarin die uitlatingen zijn gedaan. In het onderhavige geval zijn de uitlatingen “wannabe jood” en “provocatie jood” gedaan in een reeks van Twitterberichten, die is begonnen met de uitlating “Zuster aangevallen door nazi wijf in Den Haag”. Laatstgenoemde uitlating is zonder meer als beledigend aan te merken, hetgeen ook niet door de verdediging is betwist. Naar ’s hofs oordeel is dit de context waarin de overige uitlatingen door de verdachte zijn gedaan en hebben de uitlatingen “wannabe jood” en “provocatie jood” in die context eveneens een beledigend karakter.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat ook de door de verdachte gebezigde uitlatingen “wannabe jood” en “provocatie jood” kunnen worden aangemerkt als belediging in de zin van artikel 266 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de tenlastelegging ook op deze onderdelen bewezen kan worden verklaard.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-842492-14:
1: hij op of omstreeks 20 augustus 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk de eer en/of de goede naam van [aangever] heeft aangerand door telastlegging van een of meer bepaalde feiten, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, immers heeft hij met voormeld doel op zijn, verdachtes, althans een, Twitter account (namelijk [x]) (een) bericht(en) en/of foto('s) geplaatst/laten plaatsen met daarin onder meer de tekst: "Dit is dus de vrouw die meerdere zusters in DH heeft lastiggevallen en uiteindelijk eentje aangevallen heeft" (met daarbij gevoegd een foto waarop [aangever] staat);
2: hij op of omstreeks 20 augustus 2014 te 's-Gravenhage opzettelijk een persoon genaamd [aangever], in het openbaar mondeling en/of schriftelijk heeft beledigd door op zijn, verdachtes, althans een, Twitter account (namelijk [x]) (een) bericht(en) (met daarbij gevoegd (een) foto('s) van die [aangever]) te plaatsen/te laten plaatsen met daarin onder meer de tekst: "Zuster aangevallen door Naziwijf in Den Haag" en/of "provocatie jood" en/of "wannabe jood" en/of "Joden willen zielig doen met antisemitisme."
Zaak met parketnummer 09-148247-15 (gevoegd):
1: hij op of omstreeks een of meer tijdstippen in de periode van 24 maart 2015 tot en met 2 april 2015 te Utrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgreepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, Santander Consumer Finance Benelux B.V., althans een tussenpersoon, te bewegen tot de afgifte van (een) geldbedrag(en) (tot een bedrag van in totaal 2.399,00 Euro), in elk geval van enig goed, met voren omschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid aan (die werknemer(s) van) die Santander Consumer Finance Benelux B.V., althans een tussenpersoon, heeft doen/laten toekomen:
- een aanvraag voor een niet-doorlopend goederenkrediet met een gewenst kredietlimiet van 2.399,00 euro en/of
- een of meer ((ver)vals(t)e) ABN Amro bankafschrift(en) met betrekking tot verdachte waarop originele (bank)gegevens (met betrekking tot saldi en/of afschrijvingen en/of bijschrijvingen) waren vervangen door onjuiste (bank)gegevens,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2: hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 24 maart 2015 tot en met 4 april 2015 te Utrecht en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een) vals(e) of vervalst(e) fotokopieën van een afschrift(en) van de ABN Amro rekening ([x]) van verdachte gedateerd 27 februari 2015, -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - als ware die/dat geschrift(en) (telkens) echt en onvervalst, bestaande dat gebruikmaken hierin dat een of meer van voornoemde kopie geschrift(en) werd(en) verstrekt aan Santander Consumer Finance Benelux B.V., althans aan een tussenpersoon, voor het verkrijgen van een niet-doorlopend goederenkrediet en bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat
- op voornoemde fotokopieën van voornoemd(e) rekeningafschrift(en) van verdachte (telkens) originele (bank)gegevens (met betrekking tot saldi en/of afschrijvingen en/of bijschrijvingen) werden vervangen door onjuiste (bank)gegevens.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
smaadschrift.
Het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van:
poging tot oplichting
en
opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan smaadschrift en belediging jegens het slachtoffer door een foto met begeleidend bericht, alsmede meerdere beledigende teksten op verdachtes Twitteraccount te plaatsen. Daarmee heeft hij de eer en/of goede naam van het slachtoffer aangetast. De beledigende berichten zijn naar het oordeel van het hof grof en respectloos en moeten voor het slachtoffer bijzonder grievend zijn geweest. Daar komt bij dat Twitter een medium is met een zeer groot bereik. Dergelijke Twitterberichten kunnen nog lang circuleren op het internet en een zeer nadelige invloed hebben op slachtoffers.
Daarnaast heeft de verdachte gepoogd een bankinstelling op te lichten door gebruik te maken van een vervalst bankafschrift, en heeft op die wijze getracht die bankinstelling – kennelijk uit op eigen financieel gewin – te misleiden. Banken moeten erop kunnen vertrouwen dat aanvragers van bijvoorbeeld een goederenkrediet een bonafide aanvraag doen en juiste gegevens daartoe aan de bank aanleveren.
Het hof realiseert zich dat de aanhouding van de verdachte in zijn woning op 16 september 2014 een heftige gebeurtenis is geweest met een forse impact op de verdachte, zijn partner en hun drie jonge kinderen. Ook kan het hof zich voorstellen dat de wijze waarop de verdachte kennelijk gefouilleerd is, door hem als uiterst bezwarend is ervaren. Het hof is echter van oordeel dat – mede gelet op de omstandigheid dat de verdachte reeds vanwege zijn moslim-fundamentalistische opvattingen de aandacht van de Nederlandse autoriteiten had getrokken, en zich ook in de bewezenverklaarde onrechtmatige twitterberichten van een hashtag (“[x]”) bediende die sympathie in de richting van dat gedachtengoed suggereert, het niet onbegrijpelijk is te achten dat de Nederlandse justitiële autoriteiten bij de aanhouding en voorafgaand aan de insluiting van de verdachte geen veiligheidsrisico’s wensten te nemen.
Gezien deze feiten en omstandigheden acht het hof geen termen aanwezig voor het oordeel dat voormelde omstandigheden tot strafvermindering zouden moeten leiden.
Het hof is tevens van oordeel dat, nu de verdachte herhaaldelijk beledigende uitspraken heeft gedaan die een grote impact hebben gehad op het slachtoffer en de verdachte geen enkel inzicht heeft gegeven in zijn motieven, er een reëel risico op herhaling bestaat. Het hof zal daarom naast het opleggen van een onvoorwaardelijke taakstraf, ook een voorwaardelijke gevangenisstraf aan de verdachte opleggen. Deze moet de verdachte ervan weerhouden in de toekomst opnieuw een (soortgelijk) strafbaar feit te plegen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 31 maart 2017, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormen.
In beslag genomen voorwerpen
Het hof zal de teruggave aan de verdachte gelasten van de in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze zijn vermeld onder 1 tot en met 8 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van in beslag genomen voorwerpen, nu het strafvorderlijk belang zich daartegen niet verzet.
Vordering tot schadevergoeding [aangever]
In het onderhavige strafproces heeft [aangever] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 750,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 400,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte onvoldoende gemotiveerd betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 bewezen verklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot het bedrag van € 400,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 20 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangever]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 400,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangever].
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Vordering tot schadevergoeding Santander Consumer Finance Benelux B.V.
In het onderhavige strafproces heeft Santander Consumer Finance Benelux B.V. zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 165,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg volledig toegewezen bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd aangetoond dat de gestelde materiële schade is geleden (c.q. waaruit deze schade heeft bestaan) en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde.
De vordering van de benadeelde partij zal derhalve worden afgewezen.
Nu door of namens de verdachte niet is gesteld dat deze met het oog op de verdediging tegen de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij kosten heeft gemaakt, kan een kostenveroordeling achterwege blijven.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Gelast de teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Computer, Kl: Zilver, Apple MACBOOK Pro
2. 1 STK Computer, Kl: Zilver, Apple NR 1278
3. 1 STK Telefoontoestel, Kl: Zwart, Nokia
4. 1 STK Telefoontoestel, Kl: Zwart, BLACKBERRY Curve
5. 1 STK Gegevensdrager, Kl: Wit, PHILIPS extern
6. 2 STK Gegevensdrager, Kl: Zwart, MICRO
7. 1 STK Computer, Kl: Zwart, HP notebook
8. 1 STK Computer, Kl: Zilver, LENOVO.
Vordering van de benadeelde partij [aangever]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangever] ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van € 400,00 (vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangever], ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-842492-14 onder 1 en 2 en in de zaak met parketnummer 09-148247-15 onder 1 en 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Vordering van de benadeelde partij Santander Consumer Finance Benelux B.V.
Wijst de vordering van de benadeelde partij Santander Consumer Finance Benelux B.V. tot schadevergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, mr. G. Knobbout en mr. A. Kuijer, in bijzijn van de griffier mr. M.V. Lievers-Roza.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 mei 2017.