Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Einde inhoudsopgave
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.4.2:2.4.2 De verzoekschriftprocedure (titel 3)
Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht (R&P nr. InsR6) 2015/2.4.2
2.4.2 De verzoekschriftprocedure (titel 3)
Documentgegevens:
mr. B.J. Engberts, datum 01-01-2015
- Datum
01-01-2015
- Auteur
mr. B.J. Engberts
- JCDI
JCDI:ADS614185:1
- Vakgebied(en)
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
Insolventierecht / Schuldsanering natuurlijke personen
Toon alle voetnoten
Voetnoten
Voetnoten
Wet van 6 december 2001, Stb. 2001, 580.
Schaafsma-Beversluis, GS Burgerlijke Rechtsvordering, Derde titel Rv., aant. 1 en Snijders, Klaassen en Meijer 2011, nr. 295.
Zie par. 2.2.
C.J.J.C. van Nispen, ‘De terloopse hercodificatie van ons burgerlijk procesrecht’, Deventer: Kluwer 1993, p. 32 en 33.
Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
Het Nederlandse burgerlijk procesrecht kent twee basistypes voor procedures: de dagvaardingsprocedure en de verzoekschriftprocedure (titel 3). Een van de bezwaren tegen de verzoekschriftprocedure was dat veel onderwerpen niet of nauwelijks waren geregeld. Met de verzoekschriftprocedure per 1 januari 2002 is echter sprake van een vrij volledige regeling in titel 3. De regeling lijkt op een groot aantal punten op de dagvaardingsprocedure.1 De voordelen van de verzoekschriftprocedure zijn nog steeds dat de procedure (over het algemeen) sneller verloopt en daarmee goedkoper is, alsook dat deze wat informeler van karakter is. De procedure wordt voorts gekenschetst als eenvoudiger, soepeler, elastischer, vrijer en informeler dan de gewone procedure.2 Dit is bij de procedures van art. 287 lid 4, 287a en 287b eveneens van belang.
Een ander verschil met de dagvaardingsprocedure is dat de rechter bij de verzoekschriftprocedure actiever is dan bij gewone procedures. Dit blijkt bijvoorbeeld uit de bevoegdheid van de rechter om door hem aangewezen getuigen op te roepen (art. 284 lid 2 Rv) en de bevoegdheid andere dan in het verzoekschrift vermelde belanghebbenden op te roepen (art. 279 lid 1 Rv). Dit verschil is minder groot dan het lijkt, nu de rechter in de dagvaardingsprocedure de voortgang van de procedure dient te bewaken (art. 20 Rv) en steeds meer een regiefunctie heeft gekregen.3 De actieve rol van de rechter is eveneens zichtbaar in de procedures van art. 287 lid 4, 287a en 287b.
Als nadeel kan genoemd worden dat er in de verzoekschriftprocedure geen gelegenheid is voor een schriftelijk debat tussen betrokkenen voordat de rechter van de zaak kennisneemt en dat er tijdens de mondelinge behandeling nog stukken overgelegd kunnen worden. Dit biedt ruimte voor verrassingstactieken.4
2.4.2.1 Het verzoekschrift, het verweerschrift en de mondelinge behandeling2.4.2.2 Wijziging van het verzoek (art. 283 Rv)2.4.2.3 Bewijsrecht (art. 284 Rv)2.4.2.4 Hoger beroep tegen beschikkingen