Einde inhoudsopgave
RvdW 2022/976
Oordeel dat het tenlastegelegde (tien van haar kinderen in hulpeloze toestand brengen/laten, art. 255 Sr) voor toepassing van de verjaringsregeling als één voortdurend delict moet worden beschouwd is onjuist.
HR 11-10-2022, ECLI:NL:HR:2022:1410
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
11 oktober 2022
- Magistraten
Mrs. J. de Hullu, M.J. Borgers, A.E.M. Röttgering
- Zaaknummer
20/03617
- Conclusie
A-G mr. T.N.B.M. Spronken
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Materieel strafrecht / Delicten Wetboek van Strafrecht
Materieel strafrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2022:1410, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 11‑10‑2022
ECLI:NL:PHR:2022:716, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 30‑08‑2022
Beroepschrift, Hoge Raad, 24‑09‑2021
- Wetingang
Essentie
De tenlastelegging houdt in dat verdachte tien van haar kinderen in hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten (art. 255 Sr). Het oordeel van het hof dat het tenlastegelegde voor de toepassing van de verjaringsregeling als één voortdurend delict moet worden beschouwd, is onjuist.
Samenvatting
De op art. 255 Sr toegesneden tenlastelegging houdt in dat verdachte tien van haar kinderen in hulpeloze toestand heeft gebracht en/of gelaten. Het oordeel van het hof dat het tenlastegelegde voor de toepassing van de verjaringsregeling als één voortdurend delict moet worden beschouwd, is onjuist. Voor het misdrijf van ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.